Klacht
Gemeente W., hierna te noemen verzoekster, vraagt om ambtshalve teruggaaf van omzetbelasting
ten bedrage van circa € 625.000 met betrekking tot de aanleg van een sportpark.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Verzoekster heeft op 3 december 2009 om ambtshalve teruggaaf van omzetbelasting gevraagd
met betrekking tot een sportpark dat is aangelegd gedurende de jaren 2001 tot en met
2004. De Belastingdienst heeft de voorbelasting teruggeven die betrekking had op de
jaren 2004 en volgende. Voor de jaren 2001 tot en met 2003 is het verzoek echter afgewezen
met verwijzing naar het beleid inzake ambtshalve verminderen en teruggeven, waarin
een verjaartermijn van vijf jaar is opgenomen.
Overwegingen
Verzoekster is van mening dat een termijn van vijf jaar voor btw-teruggaaf niet wettelijk
is vastgelegd en dat artikel 65 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) juist ruimte
laat voor btw-teruggaaf, waar volgens verzoekster uit materieelrechtelijk opzicht
recht op zou bestaan. Ook vanuit Europeesrechtelijk perspectief zou een wettelijk
vastgestelde termijn zijn voorgeschreven. Verder geeft ver zoekster aan dat nieuwe
ontwikkelingen in jurisprudentie en wet- en regelgeving op het terrein van sport en
btw ertoe hebben geleid dat de gemeente alsnog is overgegaan tot een btw-belaste exploitatie
van het sportpark. Onduidelijkheid over het beleid van het Ministerie van Financiën
ten aanzien van btw-behandeling van (buiten)sportaccommodaties in de afgelopen jaren
zou de afhandeling van het verzoek aanzienlijk hebben vertraagd.
Volgens de staatssecretaris bevat het besluit ambtshalve verminderen of teruggeven
aanwijzingen hoe om te gaan met de «kan-bepaling» van artikel 65 AWR. Daarin wordt
sinds jaar en dag een termijn van vijf jaar voorgeschreven, hetgeen de belastingplichtige
duidelijkheid en rechtszekerheid biedt. Een nationaal formeelrechtelijk kader dat
beperkingen oplegt aan de teruggaaf van btw is niet strijdig met het Europese recht.
De staatssecretaris ziet geen aanleiding om alsnog met ambtshalve teruggaaf in te
stemmen
Oordeel van de commissie3
Het standpunt van de staatssecretaris kan worden gevolgd.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Roovers