Klacht
Verzoekster is van mening dat haar ten onrechte een aanslag erfbelasting is opgelegd
zonder toepassing van een vrijstelling en naar het vreemdentarief. Omdat de erflater
en zij aantoonbaar voornemens waren om een geregistreerd partnerschap aan te gaan,
welk voornemen alleen niet is voltooid vanwege het onverwachte overlijden van haar
partner, is zij van mening dat zij op grond van de hardheidsclausule ex artikel 63
van de Algemene wet inzake rijksbelastingen voor de erfbelasting zou moeten worden
behandeld als gehuwde of geregistreerd partner.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Verzoekster woonde sinds 2006 samen met haar partner, maar zij besloten eerst in augustus
2011 officieel te gaan samenwonen en een notariële samenlevingsovereenkomst te sluiten.
In september zouden zij een geregistreerd partnerschap aangaan. Enkele dagen daarvoor
overlijdt haar partner plotseling.
In juni 2012 wordt aan verzoekster een aanslag in de erfbelasting opgelegd, zonder
toepassing van de partnervrijstelling en naar het vreemdentarief. De vrijstelling
kon niet worden toegepast omdat niet voldaan was aan de voorwaarde uit artikel 1a,
eerste lid, onderdeel b van de Successiewet 1956, namelijk dat ongehuwden alleen als
partners worden behandeld als zij tenminste wzou, ingevolge wel toegepast zijn als
het officiële samenwonen (dat wil zeggen, als zodanig ingeschreven staan in de bevolkingsadministratie)
ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de basisadministratie
persoonsgegevens.
Overwegingen
De indiening van onderhavig verzoekschrift heeft ertoe geleid dat de inspecteur der
belastingen de toepasselijkheid van de hardheidsclausule, waarop verzoekster eerder
geen beroep had gedaan, heeft onderzocht en tot de conclusie is gekomen dat er een
tegemoetkoming kan worden verleend op grond van vast hardheidsclausulebeleid bij onverwacht
overlijden kort voor de geplande datum van partnerregistratie. De tegemoetkoming bestaat
uit toepassing van het partnertarief. De aanslag zal worden verminderd.
De staatssecretaris is van mening dat voor een verdergaande tegemoetkoming, zoals
verzoekster wil, namelijk ook toepassing van de partnervrijstelling, geen ruimte is.
Dat er immers sprake zijn van volledige gelijkstelling met geregistreerde partners
of gehuwden, terwijl verzoekster en haar partner dat nu eenmaal niet waren.
Oordeel van de commissie3
De staatssecretaris kan in die opvatting worden gevolgd. Verzoekster is in voldoende
mate tegemoetgekomen.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Van Dijk