33 417 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 20 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN H. B. TE E.2 BETREFFENDE DE PEILDATUM VOOR DE VERMOGENSRENDEMENTSHEFFING

Vastgesteld 7 maart 2013

Klacht

Verzoeker is van mening dat de staatssecretaris van Financiën ten onrechte niet, op grond van de hardheidsclausule ex artikel 63 van de algemene wet inzake rijksbelastingen, heeft goedgekeurd dat de vermogensrendementsheffing over 2011 in zijn geval vanwege bijzondere omstandigheden wordt beperkt.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

Verzoeker heeft in november 2010 zijn woning verkocht en in februari 2011 een nieuwe woning gekocht. Met ingang van 2011 is voor de vaststelling van het inkomen uit sparen en beleggen (de vermogensrendementsheffing in box 3) een nieuwe peildatum ingevoerd, te weten 1 januari van het belastingjaar. In de jaren daarvoor werden twee peildata gehanteerd, te weten begin en einde van het belastingjaar, en een gemiddeld vermogen over het belastingjaar.

Overwegingen

Verzoeker is van mening dat in de nieuwe systematiek een specifieke regeling getroffen had moeten worden voor eenmalige «schoksgewijze» toe- of afnames van een vermogen rondom de peildatum en zeker in een overgangsregeling had moeten zijn voorzien voor gevallen als die van hem, waarin een eenmalige kortstondige waardestijging van zijn vermogen zowel in 2010 (voor 50 procent) als in 2011 (voor 100 procent) in de heffing wordt betrokken. Nu in een dergelijke regeling niet is voorzien, dient naar zijn mening de hardheidsclausule te worden toegepast in gevallen als het zijne.

De staatssecretaris betoogt echter dat de wetgever uitdrukkelijk heeft stilgestaan bij de mogelijke nadelige gevolgen van deze wijziging in de systematiek in specifieke gevallen, waaronder die van kortstondige en eenmalige waardeverminderingen of -stijgingen. De wetgever heeft echter overwogen dat een en ander ook in het voordeel van de belastingplichtige kan uitpakken en in de meeste gevallen op langere termijn voordelig zal zijn. De wetgever heeft bewust afgezien van een overgangsregeling.

Oordeel van de commissie3

Nu er geen sprake is van een onvoorzien of onbedoeld gevolg van de wet(swijziging) heeft de staatssecretaris terecht geen toepassing gegeven aan de hardheidslclausule.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De griffier van de commissie, Van Dijk


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Neppérus (voorzitter) (VVD), Van Raak (SP), Van Toorenburg (CDA), Schouw (D66), Mulder (VVD), Dik-Faber (CU), Jacobi (PvdA), Helder (PVV) en de plaatsvervangend leden Van Oosten (VVD), Veldhoven (D66) en Litjens (VVD) en Kuzu (PvdA).

Naar boven