33 402 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2013)

Nr. 27 AMENDEMENT VAN HET LID VAN HIJUM C.S.

Ontvangen 15 november 2012

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Aan artikel III wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

E

In artikel 31a worden het in het tweede lid, aanhef, laatstgenoemde percentage en de in het vijfde lid genoemde percentages verlaagd met 0,1%-punt.

II

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIa

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden in artikel 31a het in het tweede lid, aanhef, laatstgenoemde percentage en de in het vijfde lid genoemde percentages met ingang van 1 januari 2014 verhoogd met 0,1%-punt.

III

In artikel VIIc worden voor onderdeel A drie onderdelen ingevoegd, luidende:

0A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen b en c worden geletterd c en d.

2. Vóór onderdeel c (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. een afvalstoffenbelasting;.

0aA

In artikel 2, eerste lid, wordt na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. Onze Ministers:

Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;.

0bA

Na artikel 21 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IV. Afvalstoffenbelasting

Afdeling 1. Begripsbepalingen

Artikel 22

  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. afvalstoffen:

    afvalstoffen als bedoeld in de Wet milieubeheer, en zeer laag radioactief afval;

    b. zeer laag radioactief afval:

    radioactieve afvalstoffen van natuurlijke bronnen van ioniserende straling, waarin de activiteit van de betrokken natuurlijke bronnen op enig moment gelijk is aan of hoger is dan de in bijlage 1, tabel 1, van het Besluit stralingsbescherming vermelde waarde, en de activiteitsconcentratie van de betrokken natuurlijke bronnen gelijk is aan of hoger is dan de in bijlage 1, tabel 1, van het Besluit stralingsbescherming vermelde waarde en lager is dan tien maal die waarde;

    c. verwijdering:

    storten of verbranden van afvalstoffen, met uitzondering van verbranden met een hoofdgebruik als brandstof of een hoofdgebruik voor een andere wijze van energieopwekking;

    d. nuttige toepassing:

    nuttige toepassing als bedoeld in de Wet milieubeheer;

    e. storten:

    storten als bedoeld in de Wet milieubeheer;

    f. inrichting:

    een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, werken daaronder niet begrepen, waarin afvalstoffen worden verwijderd;

    g. oude stortplaats:

    een stortplaats die staat vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 8.53 van de Wet milieubeheer;

    h. baggerspecie:

    materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem of oever van een oppervlaktelichaam en dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter. Onder baggerspecie wordt mede verstaan: sediment en het residu van de reiniging van baggerspecie;

    i. stoffen:

    stoffen als bedoeld in de Wet milieubeheer;

    j. preparaten:

    preparaten als bedoeld in de Wet milieubeheer;

    k. volumieke massa:

    gewicht per volume-eenheid uitgedrukt in kilogram per kubieke meter;

    l. percolaat:

    vloeistof die uit gestorte afvalstoffen komt of daarmee in contact is geweest;

    m. stortgas:

    gas dat uit gestorte afvalstoffen vrijkomt als gevolg van biologische afbraakreacties.

  • 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen worden niet tot afvalstoffen gerekend die stoffen, preparaten en voorwerpen, die voldoen aan de voorwaarden van bij algemene maatregel van bestuur opgesomde besluiten en regelingen volgens welke deze stoffen, preparaten en voorwerpen buiten inrichtingen met een stortplaats milieuhygiënisch verantwoord zijn toe te passen, dan wel bestemd zijn te worden gebruikt voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen toepassingen die hetzij verband houden met de bedrijfsvoering van de inrichting, hetzij deel uitmaken van het bedrijfsproces dat leidt tot de nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.

Afdeling 2. Grondslag en belastingplicht

Artikel 23

  • 1. Onder de naam afvalstoffenbelasting wordt een belasting geheven ter zake van:

    • a. de afgifte ter verwijdering van afvalstoffen aan een inrichting;

    • b. de verwijdering van afvalstoffen binnen de inrichting waarin deze zijn ontstaan.

  • 2. De aan een inrichting afgegeven afvalstoffen worden geacht alle te zijn afgegeven ter verwijdering.

Artikel 24

De belasting wordt geheven van de houder van een inrichting.

Afdeling 3. Maatstaf van heffing en verschuldigdheid

Artikel 25

  • 1. De belasting wordt berekend over het gewicht van de afvalstoffen, gemeten in kilogrammen.

  • 2. Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop het gewicht van de afvalstoffen wordt bepaald.

Artikel 26

De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop:

  • a. de afvalstoffen ter verwijdering worden afgegeven; dan wel

  • b. de afvalstoffen binnen de inrichting waarin deze afvalstoffen zijn ontstaan, worden verwijderd.

Artikel 27

  • 1. Op de verschuldigde belasting wordt in mindering gebracht de belasting ter zake van stoffen, preparaten of voorwerpen die de inrichting, al dan niet na nuttige toepassing, hebben verlaten, met dien verstande dat de vermindering niet wordt toegepast ter zake van percolaat of stortgas. De eerste volzin is mede van toepassing voor afvalstoffenbelasting die ingevolge deze wet is geheven ter zake van feiten als bedoeld in artikel 23, eerste lid, die vóór 1 januari 2012 hebben plaatsgevonden.

  • 2. Indien bij de afgifte van een afzonderlijke, duidelijk herkenbare afvalstoffenstroom aan een inrichting bekend is dat deze niet uitsluitend bestaat uit voor verwijdering bestemde afvalstoffen, kan de inspecteur op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige toestaan dat voor de berekening van de verschuldigde belasting met betrekking tot die afvalstroom de totale hoeveelheid afgegeven afvalstoffen door toepassing van een verhoudingsgetal wordt herleid tot de hoeveelheid voor verwijdering afgegeven afvalstoffen.

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde verhoudingsgetal wordt gebaseerd op de gegevens uit het voorafgaande tijdvak. Na afloop van het kalenderjaar vindt herrekening plaats op de voet van het eerste lid.

  • 4. Bij op voordracht van Onze Minister vast te stellen algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld waaronder de in het eerste lid bedoelde vermindering van belasting en het in het tweede lid bedoelde verhoudingsgetal worden toegepast.

  • 5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Afdeling 4. Tarief

Artikel 28

  • 1. Het tarief bedraagt in geval van:

    • a. het storten van afvalstoffen: € 176,03 per 1 000 kilogram;

    • b. het verbranden van afvalstoffen: nihil.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, bedraagt het tarief € 27,50 per 1 000 kilogram voor:

    • a. afvalstoffen die uitsluitend bestaan uit de categorie van afvalstoffen, genoemd in artikel 1, eerste lid, onder 21, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen;

    • b. afvalstoffen die afkomstig zijn van de afgraving van een oude stortplaats indien met betrekking tot die stortplaats door de inspecteur een vergunning is afgegeven voor de toepassing van dit tarief;

    • c. afvalstoffen met een volumieke massa van meer dan 1 100 kilogram per kubieke meter;

    • d. bij regeling van Onze Ministers aan te wijzen afvalstoffen die niet verbrandbaar zijn en waarvan nuttige toepassing niet mogelijk is, die onvermengd zijn met andere afvalstoffen en die rechtstreeks door de producent worden aangeboden.

  • 3. De inspecteur verleent de vergunning, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, op schriftelijk verzoek indien bij de vergunningaanvraag een herontwikkelingsplan wordt overgelegd dat voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden.

  • 4. Bij de vergunningverlening kan de inspecteur voorwaarden stellen met betrekking tot het tijdpad en de administratie van de herontwikkeling.

  • 5. De inspecteur kan de vergunning, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, bij voor bezwaar vatbare beschikking intrekken indien:

    • a. blijkt dat de herontwikkeling niet wordt uitgevoerd in overeenstemming met het herontwikkelingsplan;

    • b. de vergunninghouder heeft gehandeld in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden of met de bepalingen van deze wet of daarop gebaseerde regelingen;

    • c. misbruik van de vergunning is gemaakt of een poging daartoe is gedaan; of

    • d. de vergunninghouder daarom verzoekt.

  • 6. Bij op voordracht van Onze Minister vast te stellen algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het tweede lid.

  • 7. Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de in het tweede lid bedoelde afvalstoffen moeten worden aangeboden.

Artikel 28a

  • 1. Bij regeling van Onze Minister kan artikel 28, tweede lid, onderdeel b, buiten toepassing worden gesteld of per kalenderjaar of gedeelte daarvan worden beperkt, na overleg met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

  • 2. Een regeling als bedoeld in het eerste lid mag slechts strekken tot het voorkomen of beperken van een overschrijding van het voor de regeling voor het afgraven van oude stortplaatsen in de begroting opgenomen bedrag.

  • 3. Het buiten toepassing stellen, bedoeld in het eerste lid, heeft geen werking voor afvalstoffen afkomstig van een oude stortplaats waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdeel b, is verleend die reeds voor dit buiten toepassing stellen is afgegeven.

Afdeling 5. Vrijstelling

Artikel 29

  • 1. Vrijgesteld is de verwijdering van baggerspecie.

  • 2. Indien baggerspecie ter verwijdering wordt afgegeven aan inrichtingen waar op grond van de voor die inrichting geldende omgevingsvergunning voor een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, ook andere afvalstoffen dan baggerspecie mogen worden gestort, wordt door de aanbieder van de baggerspecie aan de houder van de inrichting een verklaring overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van baggerspecie.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde verklaring wordt verstrekt door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

Afdeling 6. Teruggaaf

Artikel 30

  • 1. Op verzoek wordt teruggaaf verleend van belasting ter zake van afvalstoffen die afkomstig zijn van een overtreder jegens wie krachtens artikel 18.2 van de Wet milieubeheer of artikel 5.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bestuursdwang is toegepast, indien:

    • a. de afvalstoffen ter verwijdering aan een inrichting zijn afgegeven door of vanwege het bevoegd gezag van een provincie of van een gemeente;

    • b. de afvalstoffenbelasting door de houder van de inrichting bij de provincie of de gemeente in rekening is gebracht;

    • c. de afvalstoffen gescheiden van andere afvalstoffen zijn afgegeven aan de inrichting; en

    • d. de kosten die verband houden met de toepassing van bestuursdwang, hieronder begrepen de stortkosten, de verschuldigde afvalstoffenbelasting en de overige kosten die direct met de verwijdering van de afvalstoffen verband houden, niet of niet geheel verhaald kunnen worden op de overtreder.

  • 2. De teruggaaf wordt verleend aan de provincie of de gemeente, die de afvalstoffen ter verwijdering heeft afgegeven.

  • 3. De teruggaaf bedraagt maximaal de betaalde afvalstoffenbelasting die naar evenredigheid is toe te rekenen aan het deel van de totale kosten van de toepassing van bestuursdwang dat niet verhaald kan worden op de overtreder.

Afdeling 7. Verplichting ten dienste van de belastingheffing

Artikel 31

  • 1. De belastingplichtige is gehouden een administratie te voeren zodanig dat daaruit te allen tijde duidelijk blijken de aard, de hoeveelheid en de herkomst van de afvalstoffen.

  • 2. De belastingplichtige is gehouden de administratie zodanig in te richten dat daarin op overzichtelijke wijze is opgenomen welke stoffen, preparaten of voorwerpen als bedoeld in artikel 22, tweede lid, in welke hoeveelheden en op welk tijdstip de inrichting zijn binnengebracht dan wel hebben verlaten.

Afdeling 8. Overgangsregeling

Artikel 31a

  • 1. De afvalstoffenbelasting is mede verschuldigd voor:

    • a. stoffen, preparaten en voorwerpen ten aanzien waarvan artikel XXXVIc, tweede lid, van het Belastingplan 2012 is toegepast;

    • b. voorraden van afvalstoffenstromen ten aanzien waarvan artikel XXXVIc, derde lid, van het Belastingplan 2012 is toegepast.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien wordt aangetoond dat de stoffen, preparaten, voorwerpen of voorraden van afvalstoffenstromen in 2012 de inrichting hebben verlaten.

  • 3. In afwijking van artikel 26 wordt de belasting voor stoffen, preparaten, voorwerpen en voorraden van afvalstoffenstromen als bedoeld in het eerste lid, verschuldigd op 1 januari 2013.

  • 4. Bij de toepassing van artikel 27, eerste lid, eerste volzin, alsmede bij de toepassing van artikel 27, derde lid, wordt de belasting die is geheven op grond van het eerste lid, niet in aanmerking genomen.

  • 5. In afwijking van artikel 28, eerste en tweede lid, bedraagt de belasting die verschuldigd is op grond van het eerste lid, onderdeel a, ten hoogste het bedrag van de belasting dat ter zake van de stoffen, preparaten of voorwerpen in mindering is gebracht op de voet van artikel XXXVIc, tweede lid, van het Belastingplan 2012.

  • 6. In afwijking van artikel 28, eerste en tweede lid, bedraagt de belasting die verschuldigd is op grond van het eerste lid, onderdeel b, ten hoogste het bedrag van de belasting ter zake van de voorraden van afvalstoffenstromen dat niet is geheven ingevolge artikel XXXVIc, derde lid, van het Belastingplan 2012.

IV

In artikel VIIc wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 90 wordt «de artikelen 18, 43,» vervangen door: de artikelen 18, 28, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 43,.

V

In artikel VIIc komt onderdeel C te luiden:

C

In artikel 91, eerste lid, wordt «de artikelen 20, eerste lid, 45,» vervangen door «de artikelen 20, eerste lid, 27, tweede lid, 28, derde lid, 30, eerste lid, 45,» en wordt «54, derde lid,» vervangen door: 54, derde lid, 66, eerste lid,.

VI

Aan artikel VIIc wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

In artikel 92 wordt «belasting op leidingwater en energiebelasting» vervangen door: belasting op leidingwater, afvalstoffenbelasting en energiebelasting.

VII

Aan artikel VIId wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

Onder vervanging van de punt aan het slot van post 20 door een puntkomma wordt in tabel I aan onderdeel b een post toegevoegd, luidende:

  • 21. renovatie en herstel van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming van die woningen, met uitzondering van materialen die een deel vertegenwoordigen van de waarde van deze diensten.

VIII

Na artikel VIId worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIda

In de Wet op de omzetbelasting 1968 vervalt post 21 van tabel I, onderdeel b, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van post 20 door een punt, met ingang van 1 januari 2014.

ARTIKEL VIIdb

Voor de toepassing van artikel VIId, onderdeel C, en artikel VIIda geldt ten aanzien van renovatie en herstel van woningen het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop het belastbare feit zich voordoet.

IX

Na artikel VIIf wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIg

In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt artikel 72 als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. die vóór 1 januari 1985 voor het eerst in gebruik zijn genomen, en die, voor zover het vrachtauto’s of autobussen betreft, niet bedrijfsmatig worden gebruikt en waarmee jaarlijks niet meer dan 3 000 kilometer gereden wordt of die slechts tussen 1 april en 1 oktober op de openbare weg gebruikt worden.

2. Het derde en het vierde lid vervallen.

Toelichting

Dit amendement strekt tot het in 2013 onder het verlaagde btw-tarief brengen van renovatie- en herstelwerkzaamheden, met uitzondering van materialen die een deel vertegenwoordigen van de waarde van de verstrekte diensten, tot het aanpassen van de forfaitaire ruimte van de werkkostenregeling, tot het invoeren van een 3 000 kilometergrens voor oldtimers en tot herinvoering van de afvalstoffenbelasting.

Het opnemen van post 21 in tabel I, onderdeel b, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968) heeft betrekking op het in 2013 onder het verlaagde btw-tarief brengen van renovatie en herstel van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming van die woningen, met uitzondering van materialen die een deel vertegenwoordigen van de waarde van deze diensten. Conform de BTW-Richtlijn (Richtlijn 2006/112/EG) strekt het verlaagde btw-tarief zich uit tot alle renovatie- en herstelwerkzaamheden die in en aan een woning worden verricht. Materialen die deel uitmaken van de waarde van deze renovatie- en herstelwerkzaamheden zijn uitgezonderd van toepassing van het verlaagde btw-tarief. Materieel betekent dit dat het verlaagde btw-tarief van toepassing is op de arbeidskosten en niet op de bij de renovatie- en herstelwerkzaamheid gebruikte materialen. De vergoeding van de renovatie- en herstelwerkzaamheid dient derhalve gesplitst te worden in arbeidskosten en materiaalkosten.

Onder renovatie- en herstelwerkzaamheden worden verstaan: het vernieuwen, vergroten, herstellen of vervangen en onderhouden, van (delen van) de woning. Daaronder kunnen onder meer worden verstaan het aanbrengen van CV’s, het plaatsen van keukens en badkamers, het plaatsen van zonnepanelen en het leggen en onderhouden van vloeren die in bouwkundig opzicht deel (gaan) uitmaken van de woning. Niet als renovatie- en herstelwerkzaamheden worden bijvoorbeeld aangemerkt: glazenwassen, het aanleggen en onderhouden van tuinen en de diensten van architecten en dergelijke die verricht worden ter voorbereiding van de renovatie- en herstelwerkzaamheden. Voorts wordt het aanbrengen van een goed aan een ander goed, zoals het vervangen van gordijnen en het vervangen van zonwering, niet beschouwd als renovatie- en herstelwerkzaamheid.

De nieuwe post 21 van tabel I, onderdeel b, van de Wet OB 1968 brengt geen wijziging in de toepassing van de bestaande posten 8 (schilder- en stukadoorswerk) en 19 (isolatie van woningen) van tabel I, onderdeel b, behorende bij de Wet OB 1968.

Voor het begrip woningen wordt aangesloten bij het begrip woning van de bestaande tabelposten 8 en 19, van tabel I, onderdeel b, behorende bij de Wet OB 1968.

Het toe te passen tarief op renovatie- en herstelwerkzaamheden is het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop het belastbare feit zich voordoet, namelijk op het moment dat de dienst wordt afgerond.

De hiervoor genoemde post 21 van tabel I, onderdeel b, van de Wet OB 1968 vervalt ingevolge dit amendement met ingang van 1 januari 2014.

Met betrekking tot de forfaitaire ruimte van de werkkostenregeling wordt in dit amendement geregeld dat- rekening houdend met de uit de Wet uniformering loonbegrip voortvloeiende aanpassing – in 2013 een percentage van 1,4 geldt en in 2014 een percentage van 1,5.

Middels dit amendement verliezen auto’s die voor 1 januari 1985 in gebruik genomen zijn hun status als oldtimer en dus hun vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting, tenzij de eigenaar aannemelijk kan maken dat hij minder dan 3 000 kilometer per jaar rijdt met het voertuig. Hiermee wordt een knip gemaakt tussen rijdend erfgoed en auto’s die dagelijks gebruikt worden. Hiervoor geldt een vrije bewijslast. Dus als een eigenaar aannemelijk kan maken dat hij de auto weinig gebruikt, kan de vrijstelling aanvragen. Natuurlijk kan de regering ervoor kiezen om vanaf 1 januari 2014 strengere regels in te voeren. Voor auto’s in gebruik genomen voor 1 januari 1985 geldt dat zij ook een vrijstelling krijgen indien de eigenaar verklaart dat zij slechts tussen 1 April en 1 Oktober gebruik maken van de openbare weg.  Deze wijziging leidt tot een opbrengst van € 56 miljoen in 2013.

De tot en met 31 december 2011 in de Wet belastingen op milieugrondslag opgenomen bepalingen met betrekking tot de afvalstoffenbelasting worden op grond van dit amendement met ingang van 1 januari 2013 opnieuw in de wet opgenomen. De structurele opbrengst hiervan is circa € 70 miljoen. Bij herinvoering wordt de overgangsregeling in het Belastingplan 2012 teruggedraaid voor zover afvalstoffen waarop deze regeling is toegepast nog in de inrichting aanwezig zijn op 1 januari 2013. Voor deze afvalstoffen kan de belasting volgens de normale regels worden verrekend voor zover de afvalstoffen op een later tijdstip alsnog de inrichting verlaten.

Het onder het verlaagde btw-tarief brengen van renovatie- en herstelwerkzaamheden, met uitzondering van materialen die een deel vertegenwoordigen van de waarde van de verstrekte diensten, leidt in 2013 tot een budgettaire derving van € 226 miljoen. De aanpassing van de forfaitaire ruimte van de werkkostenregeling leidt tot een budgettaire opbrengst van € 100 miljoen. Het invoeren van de 3 000 kilometergrens voor oldtimers leidt tot een budgettaire opbrengst in 2013 van € 56 miljoen en de herinvoering van de afvalstoffenbelasting tot een structurele budgettaire opbrengst van € 70 miljoen.

Van Hijum Koolmees Schouten Klaver Merkies

Naar boven