33 400 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2013

Nr. 146 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2013

Met deze brief reageer ik op de moties van de leden Van Dekken en Dijkstra (Kamerstuk 33 000 XVI, nr. 78 en Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 111) over respectievelijk de borging van kennis en ervaring van de Stichting Service Médical (SSM) en het continueren van de financiële steun met minimaal een jaar aan deze stichting. In dit verband deel ik u het volgende mede.

In een aantal overleggen met uw Kamer, waar onder het WGO over het Sport-beleid van 17 december 2012, Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 126, is over SSM gesproken. Het ging dan vooral over de financiële steun die door VWS gedurende een ruim aantal jaren, tot en met het kalenderjaar 2012, is verleend.

Ten aanzien van de borging van kennis en ervaring van SSM en het continueren van de steun heb ik in mijn brief van 8 februari 2013 (Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 133) gesteld dat «in de afgelopen jaren ruime en voldoende financiële steun is verleend aan SSM om in staat te zijn zelfstandig, dat wil zeggen zonder subsidie van het Rijk, te kunnen functioneren. Continueren van deze steun is dan ook onnodig en niet aan de orde. Wel zal bereidheid getoond worden – op basis van de uitkomsten van de expertmeeting over de borging van de kennis en ervaring (voortvloeiend uit de eerdere motie van Van Dekken en Dijkstra, Kamerstuk 33 000 XVI, nr. 78) – of er aanleiding is tot eenmalige steun in 2013, gerelateerd aan het aspect van borging».

In lijn met de oproep in de moties heb ik met SSM overlegd en is een expertmeeting georganiseerd. Deze heeft op 27 februari 2013 plaatsgehad.

De expertgroep was samengesteld uit deskundigen op het gebied van de uit-voering van de acute sportmedische zorg, met name afkomstig uit de gelederen van SSM. Daarnaast deskundigen op het gebied van het organiseren van grote sport-evenementen, een ex-topsporter, een vertegenwoordiger van NOC*NSF en een vertegenwoordiging van de Vereniging voor Sport Geneeskunde (VSG).

Duidelijk is dat SSM over veel kennis en ervaring beschikt op het gebied van acute sportmedische zorg bij evenementen. Voor een juiste duiding daarvan is het nodig, zo bleek, om de beoogde borging te bezien in het bredere verband van de acute sportmedische zorg bij evenementen. SSM is niet de enige aanbieder van zorg en er bestaat een grote verscheidenheid aan evenementen. Dit maakt dat de kennis en ervaring ook een verscheidenheid kent die de grenzen van SSM overschrijdt. Duidelijk werd ook, dat veel theoretische kennis vastgelegd kan worden in hand- en draaiboeken, maar dat veel praktische kennis en ervaring geborgd kan worden door blijvende operationaliteit van de aanbiedende organisaties waarvan SSM er een is. Als een probleem werd wel gezien dat er door lokale vergunningverleners geen eenduidige eisen worden gesteld aan de acute sportmedische zorg bij evenementen.

In dit kader is het tevens van belang te melden dat er binnen de groep van aanbieders van de zorg, waarover we het hier hebben, initiatieven zijn genomen tot oprichting van een branche vereniging. Dit heeft begin mei 2013 geleid tot de officiële oprichting van de Vereniging voor Kwaliteitsbevordering van Medische Hulpverlening bij Evenementen (KMHE). Doel van de vereniging is de kwaliteit van de medische hulpverlening bij evenementen te bevorderen en de gemeenschappelijke belangen van de leden te behartigen. De scope van deze vereniging in oprichting gaat dan verder dan alleen dan het terrein van de sport en omvat allerlei evenementen met veel toeschouwers en/of deelnemers. Ik vind dat een goede ontwikkeling, omdat nu het aanbod zeer versnipperd is. Een dergelijk samenwerkingsverband van aanbieders van acute zorg bij evenementen waar ook SSM zich bij heeft aangesloten, biedt – zoals het zich laat aanzien – een goed platform voor de borging van kennis en ervaring die SSM in huis heeft. Tevens lijkt dit een plek waar SSM zijn kennis en ervaring kan delen met anderen. Het zou goed zijn wanneer dit platform tot er toe zou leiden dat er een grotere eenheid komt in de aangeboden zorg en dat kritisch wordt gekeken naar wie deze zorg levert. Ik heb inmiddels een eerste kennismakend en oriënterend overleg met de KMHE gevoerd en zal de verdere ontwikkeling van deze nieuwe organisatie met belangstelling volgen, mede vanwege de betekenis die dit kan hebben voor de borging van kennis en ervaring van SSM.

Zoals gezegd is er op het terrein van de sport sprake van een grote variëteit aan evenementen: van groot tot klein, van louter lokaal tot regionaal, van nationaal tot internationaal, van veel deelnemers tot weinig deelnemers, van veel toeschouwers tot weinig toeschouwers, e.d. Alle vragen een vorm en mate van acute medische zorg, maar de verschillen zijn groot in benodigde kwantiteit van de zorg en de optimale kwaliteit ervan. Ik zal de Vereniging voor Sport Geneeskunde uitnodigen voor overleg over een nadere uitwerking van de al bestaande Handreiking Voorzorg Sportevenementen met als doel te komen tot een model van te leveren zorg die meer en beter gerelateerd is aan de aard en omvang van het sportevenement.

Verder zal ik ook de ontwikkelingen binnen de Stichting Evenementen Assistent betrekken bij dit proces. De activiteiten van deze Stichting, een samenwerkingsverband van gemeenten en evenementenondernemers, zijn er op gericht het aanvragen van een vergunning bij de lokale overheden te standaardiseren en te vergemakkelijken.

Over de verdere voortgang in deze zal ik u voor het zomerreces nader berichten.

Tot slot wil ik u nog meedelen, dat ik – zoals ik eerder aan u heb gemeld in mijn brief over modelgaranties voor grote sportevenementen (Kamerstuk 30 234, nr. 71) – een nieuw sportevenementenbeleid aan het ontwikkelen ben. Ik heb het voornemen dat dit beleid op 1 januari 2014 zal ingaan. Ik zal u daarover tijdig berichten. Wel wil ik u, vooruitlopend daarop, al melden dat ik van plan ben organisatoren van de sportevenementen er op te wijzen dat ik alleen financiële steun aan evenementen wil geven wanneer de acute sportmedische zorg goed geregeld is en herkenbaar in de begroting is opgenomen. Aanbieders van die zorg kunnen dan bij de organisatoren hun diensten aanbieden en daarvoor een vergoeding krijgen. Ik vind dat een betere manier van (mede-) financieren van de acute zorg, dan het subsidiëren van één organisatie, zoals dat de afgelopen jaren met SSM is gebeurd.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven