33 400 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013

Nr. 95 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 december 2012

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 17 augustus 2012 over behoud universitair hoofdvak Friese taal en cultuur (2012D32313). Bij brief van 17 december 2012 heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Arends

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief aan de Stifting AktiFYKteiten te Dearsum en hebben naar aanleiding van deze brief een aantal vragen aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zo willen zij weten wat de huidige stand van zaken rondom de opleiding Friese Taal en Cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) is. De leden vragen of er door de RUG inmiddels een definitief besluit is genomen.

De staatssecretaris schrijft dat hij van de RUG heeft vernomen dat de bacheloropleiding Friese Taal en Cultuur als afzonderlijke opleiding geregistreerd blijft in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO). De leden zouden graag van de minister vernemen of het behoud van het CROHO nummer van deze opleiding voldoende is om te voldoen aan de bepaling van de Bestuursafspraak Friese Taal en Cultuur dat er een «hoofdvak» Fries moet blijven bestaan. Zij zouden graag vernemen wat in de ogen van de minister de precieze definitie van het «hoofdvak» Fries is, zoals genoemd in deze afspraak. Ook zouden de leden graag van de minister vernemen wat precies de toegevoegde waarde van een apart CROHO nummer is. De leden zijn voor profilering door de onderwijsinstellingen en het terugdringen van het aantal bacheloropleidingen, maar zij hechten ook aan het nakomen van de afspraken in het Bestuursafspraak Friese Taal en Cultuur. De leden vragen wat het opgaan van de opleiding Friese Taal en Cultuur in een bredere bachelor betekent voor de studenten die voornamelijk Fries willen studeren. Welk percentage van het curriculum van de bachelor Europese talen en culturen mag door de studenten zelf worden ingevuld en hoeveel opleidingen gaan samen in deze nieuwe opleiding? Zij vragen of al deze opleidingen, net als Friese Taal en Cultuur, een apart CROHO nummer behouden. Zo ja, wat is dan de winst van een bredere bachelor in financiële en organisatorische zin? De leden vragen tot slot of de minister kan toelichten hoe zij toeziet op het laatste.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief. Zij zijn van oordeel dat de universitaire studie Friese taal en cultuur meer is dan een gewone talenstudie, omdat het Fries een erkende minderheidstaal is, in de zin van het Europees verdrag voor minderheidstalen, dat Nederland in 1998 heeft geratificeerd. De leden vragen of de minister deze visie deelt. Onderkent de minister dat de bijzondere positie van het Fries als minderheidstaal inzake de universitaire opleiding Friese taal en cultuur een gezamenlijke verantwoordelijkheid legt bij de Rijksuniversiteit Groningen, de provincie Fryslan en het Rijk? De leden onderkennen dat er een probleem bestaat bij het aantal inschrijvingen voor de opleiding: er zijn weinig mensen die zich inschrijven voor de volledige studie Friese taal en cultuur. De leden vragen tevens of de minister kan specificeren hoeveel studenten Friese taal en cultuur volgen als bijvakstudie. Hoe worden zulke bijvakstudenten meegewogen bij de beoordeling van de belangstelling voor deze universitaire opleiding? Tot slot vragen de leden of de minister ook nader kan toelichten hoe de blijvende afzonderlijke registratie van de bacheloropleiding Friese taal en cultuur in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs kan samengaan met de programmatische en inhoudelijke inkadering in de nieuwe brede bachelor Europese talen en culturen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende brief. Zij stellen de volgende vragen. De leden vragen de minister toe te lichten hoe het bestaan van Fries als universitair hoofdvak zich verhoudt tot het opgaan in een brede bacheloropleiding Europese talen en cultuur. Hoe kan er in dit verband worden gesproken van een universitair hoofdvak? De leden vragen of kan worden toegelicht hoe het studieprogramma er uit komt te zien en in welk opzicht de invulling van de studie gaat veranderen bij opname in een brede bachelor. De leden vragen tevens welke gevolgen dat heeft voor het aantal fte’s.

De leden vragen of de minister van mening is dat de overheid met betrekking tot het Fries een speciale verantwoordelijkheid heeft, aangezien Fries de tweede officiële rijkstaal is. Hoe wordt deze verantwoordelijkheid in de praktijk vormgegeven? De leden benadrukken dat een officiële rijkstaal tot op het hoogste niveau onderwezen dient te worden. Hoe ziet de minister de rol van het ministerie hierin? Zij vragen of de minister pal achter het Fries blijft staan.

De ontwikkeling van opname van «kleine» studies in brede bacheloropleidingen baart deze leden zorgen. De universiteit is bij uitstek de plek voor specialistische kennis en diepgaande studie van kleinere vakgebieden. De leden vragen hoe behoud en verdere ontwikkeling van specialistische kennis, zoals de studie Friese taal en cultuur, wordt gestimuleerd. De leden vragen tot slot hoe de minister de verantwoordelijkheid van de overheid in deze ziet.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het antwoord van de minister op de brief inzake het behoud van het universitaire hoofdvak Friese taal en cultuur. Deze leden hebben enkele informatieve vragen. De leden vragen of de minister de universitaire frisistiek ziet als een noodzakelijk onderdeel van de Friese culturele infrastructuur, dat specifieke zorg en aandacht verdient. Tevens vragen zij of het klopt dat de minister reeds in gesprek is met de Rijksuniversiteit Groningen over een rijksbijdrage voor de universitaire studie Friese taal en cultuur in een vernieuwde vorm. Zo ja, is de minister bereid om de Kamer in te lichten over de ontwikkelingen in dezen? Deze leden vragen of het klopt dat er momenteel wordt onderhandeld over een nieuwe Bestuursafspraak Friese Taal en Cultuur (BFTC). Kan de minister toelichten wat de stand van zaken van deze onderhandelingen is, zo vragen de leden. Is de minister bereid om in de BFTC afspraken te maken over de bekostiging van een toekomstbestendige studie Friese Taal en Cultuur in vernieuwde opzet? Zo nee, waarom niet, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris. Zij zijn gerustgesteld door zijn opmerkingen dat de opleiding blijft bestaan in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs. Wel willen zij benadrukken dat de minister een verantwoordelijkheid draagt wat betreft het behouden van Friese taal als afzonderlijke studie. Dit is niet voor niets vastgelegd in Europese overeenkomsten en mag niet afhankelijk zijn van bijvoorbeeld tijdelijk lagere studentenaantallen. Het programmeren binnen een studie Europese talen en culturen lijkt een slimme stap hiertoe. Desalniettemin hebben deze leden nog een vraag: kunnen zij uit de brief concluderen dat het mogelijk blijft om de opleiding Friese taal en cultuur te volgen, al dan niet als onderdeel van de studie Europese talen en culturen, zonder dat een deelnemer verplicht is om vakken te volgen over andere talen en culturen, zo vragen de leden.

II Reactie van de minister

Graag wil ik reageren op de vragen en opmerkingen van enkele fracties binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over de brief 17 augustus 2012 van mijn ambtsvoorganger aan de Stifting AktiFYKteiten over de universitaire opleiding Fries taal en cultuur. De staatssecretaris ging er bij het schrijven van die brief nog van uit dat de bacheloropleiding Friese taal en cultuur als afzonderlijke opleiding geregistreerd zou blijven en zou worden ingebed in een brede bacheloropleiding Europese talen en culturen. Inmiddels is rond de universitaire opleiding Fries een nieuwe situatie ontstaan als gevolg van het voorstel van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), ondersteund door de Provincie Fryslân, voor een nieuwe universitaire opleiding Friese Taal en Cultuur: «Minorities & Multilingualism: into the Frisian laboratory». In zijn brief van 5 november jl. aan de RUG, in afschrift aan de Gedeputeerde Staten van de Provincie Fryslân, heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd het voorstel financieel te ondersteunen met een bedrag van € 120 000 voor een periode van maximaal 6 jaar, onder de voorwaarden dat door de RUG een verder uitgewerkt voorstel wordt voorgelegd, de RUG zich rekenschap geeft van de wettelijke voorschriften omtrent accreditatie en doelmatigheid van de opleiding, en de Provincie Fryslân meefinanciert. Deze toezegging is als afspraak opgenomen in paragraaf 2.6 (Afspraken Fries in het hoger onderwijs) van Hoofdstuk 2: Onderwijs van de concept Bestuursafspraak Friese Taal en Cultuur (BFTC).

Het bovengenoemde voorstel van de RUG en de brief van 5 november van voormalig staatssecretaris Zijlstra zijn als bijlagen bij mijn reactie gevoegd.

Ik zal de vragen van de fracties zoveel mogelijk beantwoorden vanuit het perspectief van de nieuwe situatie.

De leden van de VVD vragen naar de precieze definitie van het «hoofdvak» Fries in relatie tot de desbetreffende bepaling in de Bestuursafspraak Friese Taal en Cultuur (BFTC).

Afgezien van het gegeven dat de BFTC, waar naar de leden verwijzen, al bijna een jaar verlopen is, kan er geen precieze definitie gegeven worden; «hoofdvak» en «hoofdvakvestiging» zijn verouderde termen en geen wettelijke begrippen. De huidige «historisch filologische» bacheloropleiding Friese taal en cultuur krijgt een «meer eigentijds sociolinguïstische en cultuurwetenschappelijke oriëntatie»; zie het bovengenoemde voorstel «Minorities & Multilingualism». Ik begrijp uit het voorstel dat voor de studenten die voornamelijk Fries willen studeren zes modules beschikbaar zijn van elk 10 ECTS waarin hun kennis van de Friese taal en cultuur wordt verdiept en op een niveau gebracht dat vergelijkbaar is met dat waarvoor de bestaande opleiding Friese Taal en Cultuur opleidt.

De leden van de fracties van de PvdA, SP en D66 stellen in verschillende bewoordingen dat de Rijksoverheid een zekere verantwoordelijkheid heeft voor het Fries als erkende minderheidstaal en tweede Rijkstaal en vragen of de minister deze opvatting deelt en zo ja, hoe die in de praktijk wordt vorm gegeven. Naar mijn mening blijkt uit de erkenning dat sprake is van medeverantwoordelijkheid vanwege het Rijk uit de naar ik verwacht op korte termijn te vernieuwen BFTC, en wordt de medeverantwoordelijkheid met betrekking tot het Fries aan de RUG met de nu in de concept BFTC vastgelegde afspraken – zie de eerste alinea van mijn reactie – ruimschoots tot uitdrukking gebracht.

De leden van de fractie van de PvdA vragen voorts of de minister kan specificeren hoeveel studenten Friese taal en cultuur volgen als bijvakstudie en hoe zulke bijvakstudenten worden meegewogen bij het beoordelen van de belangstelling voor deze opleiding.

Voor het aantal bijvakstudenten heb ik navraag gedaan bij de RUG; het gaat om 55 studenten (2011/2012). Wat betreft de vraag hoe die studenten worden meegewogen luidt het antwoord dat voor de bekostiging alleen het aantal studenten die zich inschrijven voor een bacheloropleiding (onder een bepaald CROHO-nummer) bepalend is.

De leden van de SP-fractie vragen in algemene zin – omdat men zich zorgen maakt over de opname van «kleine» studies in brede bacheloropleidingen – hoe de minister de verantwoordelijkheid van de overheid ziet, waar het gaat om de stimulering van behoud en verdere ontwikkeling van specialistische kennis.

De overheid heeft in navolging van het advies van de Commissie Veerman de profilering van universiteiten hogescholen gestimuleerd. Universiteiten en hogescholen moeten omwille van de kwaliteit scherpe keuzes maken in het opleidingsaanbod en het onderzoek. Dat kan betekenen dat kleine opleidingen zullen verdwijnen; voor het merendeel van kleine opleidingen geldt echter dat zij zullen opgaan in bredere bacheloropleidingen, hetgeen zowel vanuit doelmatigheidsoverwegingen als uit kwaliteitsoogpunt wenselijk kan zijn (zie de antwoorden van staatssecretaris Zijlstra van 2 mei jl. op vragen van de leden De Rouwe en Ferrier over het voornemen van verschillende universiteiten om talenstudies te laten op gaan in brede studies). Behoud en verdere ontwikkeling van specialistische kennis en de keuzes die daarbij gemaakt moeten worden, behoort echter bij uitstek tot het domein van de universiteiten; de overheid kan daar in niet treden.

De vragen van de leden van de CDA-fractie over de universitaire studie Friese taal en cultuur in vernieuwde vorm kan ik – onder verwijzing naar de eerste alinea van mijn reactie – bevestigend beantwoorden. Ik verwacht dat de nieuwe BFTC op korte termijn tot stand zal komen.

De leden van de D66-fractie vragen naar de mogelijkheid voor studenten om de opleiding Friese taal en cultuur te volgen, zonder dat een deelnemer verplicht is vakken te volgen voor andere talen en culturen.

De studenten die voornamelijk Fries willen studeren volgen een traject van 60 tot 90 ECTS Friese taal en cultuur en voor het overige verplichte vakken die te maken hebben met het Fries als minderheidstaal in een meertalige samenleving.

Naar boven