33 400 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013

Nr. 143 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 mei 2013

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 27 maart 2013 inzake vervolg subsidieregeling tweede graden hbo en wo (Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 133).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 mei 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie Boeve

1.

In hoeverre bestaan er voor studenten die aan het eind van hun studie niet langer in aanmerking komen voor het wettelijk collegegeld mogelijkheden om via collegegeldkrediet een toereikend hoger bedrag te lenen teneinde het vaak aanmerkelijk hoger instellingscollegegeld te kunnen betalen?

Antwoord:

Studenten betalen voor hun eerste bachelor- en eerste masteropleiding het wettelijk collegegeld, ongeacht de duur, dus ook aan het eind van hun studie.

Voor tweede studies geldt het instellingscollegegeld. Het instellingscollegegeld wordt vastgesteld door hogeschool of universiteit, met een minimum dat ligt ter hoogte van het wettelijk collegegeld. Hierop zijn enkele uitzonderingen: voor een tweede studie onderwijs en gezondheidszorg, als daarin nog geen graad is behaald, geldt het wettelijk collegegeld. Voor tweede studies, die ten tijde van de eerste studie zijn gestart geldt weliswaar het instellingscollegegeld, maar op grond van een convenant tussen koepels en studentenbonden met de hoogte van het wettelijk collegegeld.

Studenten kunnen een lening aangaan waarmee zij het collegegeld kunnen betalen. Voor het instellingscollegegeld kan dit zgn. collegegeldkrediet oplopen tot maximaal vijf keer het bedrag van het wettelijk collegegeld. Het instellingscollegegeld kan dus hoger uitvallen van het maximum aan collegegeldkrediet.

2.

In hoeverre zijn werkgevers bereid om werknemers financieel bij te springen voor de bekostiging van het afronden van hun studie, als zij daartoe instellingscollegegeld moeten vergoeden?

Antwoord:

Het is mij niet bekend in hoeverre werkgevers hiertoe bereid zijn. Daarover zijn geen gegevens bekend.

Voor werknemers zijn er overigens meerdere mogelijkheden om een beroep te doen op een tegemoetkoming in studiekosten, bijvoorbeeld de lerarenbeurs, de tegemoetkoming leraren, extra prestatiebeurs of de aftrek studiekosten via de belastingdienst.

3.

Vormt de constatering in de monitor Beleidsmaatregelen «De relatie tussen beleidsmaatregelen, studiekeuze en studiegedrag"1 dat «studenten met studieachterstand niet tot nauwelijks hierop worden aangesproken door de instelling of opleiding» voor de minister ook een onderwerp van gesprek met de instellingen voor hoger onderwijs? Wat levert dit gespreksonderwerp op?

Antwoord:

Tijdens de reguliere overleggen met VSNU en de Vereniging Hogescholen wordt regelmatig gesproken over de kwaliteit van het hoger onderwijs. In de afgelopen jaren is dit bij alle partijen, inclusief de instellingen voor hoger onderwijs, punt van aandacht geweest. Ook zijn er belangrijke stappen voor verbetering gezet. Ik wil u er twee noemen.

In 2012 heeft OCW prestatieafspraken gemaakt met alle hogescholen en universiteiten. Het kabinet koppelt ruim 7% van het totale onderwijsbudget aan prestaties. Hogescholen en universiteiten die het beter doen op onderwijskwaliteit, studiesucces en profilering krijgen meer geld. Eén van de doelen van de prestatieafspraken is het verbeteren van de kwaliteit en de prestaties van het onderwijs, verhoging van het rendement en vermindering van de uitval.

Daarnaast werken de drie technische universiteiten aan het verbeteren van de onderwijskwaliteit, op basis van het Sectorplan Technologie. Hiervoor krijgen zij in 2011–2013 € 10,99 miljoen per jaar. De instellingen hebben de opdracht gekregen om goed te kijken naar de studielast. In de loop der jaren zijn de programma’s steeds voller geworden. Daardoor wordt het voor studenten moeilijker om het programma binnen de tijd die daarvoor staat af te ronden. In concreto gaat het om het vergroten van de studeerbaarheid: minder dubbelingen, meer geïntegreerde eenheden, een realistische normering van de studielast, en betere begeleiding.

4.

Hoe gaat de minister de verlenging van het convenant en de wettelijke verankering communiceren naar studenten? Zijn hierover afspraken gemaakt met de koepels en studentenbonden?

Antwoord:

Over de verlenging van het convenant tweede graden hbo en wo en het voornemen dit in de wet te verankeren, heeft OCW op 27 maart 2013 een nieuwsbericht uitgebracht, dat op de website van de rijksoverheid geplaatst is en vervolgens door NRC, Trouw en diverse sites van instellingen is overgenomen. Ook de studentenorganisaties ISO en LSVb hebben dit op hun site gezet.

Daarnaast heb ik de informatie laten verspreiden via de website van DUO, zowel op de pagina’s voor studenten als voor instellingen.

Over de communicatie zijn geen afspraken gemaakt met VSNU, de Vereniging Hogescholen en studentenbonden. Het is gebruikelijk dat zij bij beleidswijzigingen zelf bepalen hoe zij de communicatie organiseren.


X Noot
1

Kamerstuk 24 724-104

Naar boven