33 400 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013

Nr. 140 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2013

De Inspectie van het Onderwijs rapporteert in het Onderwijsverslag dat scholen wederom veel fouten maken bij het aanvragen van achterstandsmiddelen. De middelen die bedoeld zijn voor de meest kwetsbare leerlingen komen hierdoor niet altijd bij hen terecht. Dit wil ik veranderen door de regeling voor de toekenning van achterstandsmiddelen (gewichtenregeling) aan te passen. Tot de nieuwe regeling ingevoerd kan worden zet ik stevig in op het terugdringen van het aantal fouten dat scholen maken.

Scholen maken teveel fouten bij leerlinggewichten

De inspectie rapporteert in het Onderwijsverslag een toename van het aantal fouten bij de gewichtenregeling. Bij een steekproef onder 200 scholen blijkt het aantal fouten per school gestegen van gemiddeld 11 in 2010 naar gemiddeld 15 in 2011. Het is een slechte zaak dat er zoveel fouten worden gemaakt. Het is in het belang van de achterstandsleerlingen dat de middelen die voor hen bedoeld zijn ook bij hen terechtkomen.

Het leerlinggewicht is gebaseerd op het opleidingsniveau dat ouders aan de school opgeven. Dit geeft een risico op misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O-risico). Ouders kunnen een verkeerde opleiding opgeven en scholen kunnen de opgegeven opleidingen verkeerd beoordelen. Met de Kamer is destijds afgesproken dit M&O-risico te accepteren. In het nieuwe verdeelmodel dat ik voor ogen heb is er geen M&O-risico meer.

Voor de korte termijn is terugdringing van het aantal fouten nodig en ook mogelijk. Het is bekend dat de gewichtenregeling op onderdelen ingewikkeld is, bijvoorbeeld als het gaat om het beoordelen van buitenlandse opleidingen. Dit hoeft er echter niet toe te leiden dat er zoveel fouten worden gemaakt. Veel scholen slagen er wel in een juiste administratie te voeren en het is lange tijd ook veel beter gegaan dan nu het geval is.

Maatregelen voor het terugdringen van het aantal fouten

De rapportage van de inspectie bij het vorige Onderwijsverslag heeft het nodige in gang gezet. De impact die dit heeft gehad wordt zichtbaar in het Onderwijsverslag van volgend jaar. Het Onderwijsverslag rapporteert namelijk altijd over de leerlingtelling van anderhalf jaar eerder. De huidige rapportage gaat over de telling van oktober 2011.

Vanuit het departement zijn de volgende maatregelen getroffen:

  • Alle fouten die de inspectie heeft geconstateerd in de steekproef op de telling van oktober 2010 en oktober 2011 zijn hersteld. De inspectie heeft scholen opgedragen hun administratie aan te passen en bijna alle scholen doen dit ook. In een beperkt aantal gevallen is de aanwijzing van de inspectie niet opgevolgd en is de bekostiging vanuit DUO gecorrigeerd. Scholen waarbij in de steekproef van het voorgaande jaar veel fouten zijn geconstateerd, zijn in het jaar daarna opnieuw gecontroleerd.

  • In de aanloop naar de leerlingtelling 2012 zijn scholen en schoolbesturen er uitdrukkelijk op gewezen dat de gewichtenadministratie moet verbeteren. Hierbij is nogmaals verwezen naar de uitleg van de gewichtenregeling, de voorbeeld ouderverklaringen die beschikbaar zijn in meerdere talen, de hulpmiddelen die beschikbaar zijn voor het beoordelen van buitenlandse opleidingen en de ondersteuning die scholen kunnen krijgen bij het beoordelen van buitenlandse opleidingen.

  • In de aanloop naar de leerlingtelling 2013 ga ik een stap verder. De schoolbesturen van de 800 scholen die samen 80% van de gewichtenmiddelen ontvangen ga ik actief benaderen voor ondersteuning bij het op orde brengen van de gewichtenadministratie. Ik ga ervanuit dat de besturen van deze scholen dit aanbod aannemen, temeer ik hierbij de steun van de PO-raad heb. Ook scholen die niet actief benaderd worden kunnen een beroep doen op deze ondersteuning.

  • De sanctiebeleidsregel wordt aangepast en de planning is dat deze per 1 augustus 2013 in werking treedt. Dit geeft de inspectie de mogelijkheid het interventiebeleid aan te scherpen. Dit kan onder meer inhouden dat er over meerdere jaren wordt teruggevorderd en dat er boetes uitgedeeld kunnen worden bij te veel of te vaak fouten. Het is al vaststaand beleid om aangifte te doen bij een vermoeden van valsheid in geschrifte, maar dit heeft zich bij de gewichtenregeling nog niet voorgedaan.

Aanpassing verdeelmodel: geen beoordeling meer door scholen

Het M&O-risico en de problemen met de rechtmatigheid die daaruit voortvloeien zullen nooit helemaal verdwijnen zolang scholen het opleidingsniveau van ouders moeten beoordelen. Dit is een van de aanleidingen geweest voor mijn ambtsvoorganger om onderzoek te doen naar aanpassing van de gewichtenregeling (Tweede Kamer 31 293, nr. 143). Dit onderzoek is recent afgerond en bijgevoegd bij deze brief.1

Het onderzoeksrapport laat zien dat de huidige gewichtenregeling, waarbij wordt uitgegaan van het opleidingsniveau van ouders en van probleemwijken, in beginsel zorgt voor een eerlijke verdeling. De onderzoekers plaatsen wel een aantal kanttekeningen bij de houdbaarheid van het systeem vanwege het criterium opleidingsniveau:

  • Bij het vaststellen van het opleidingsniveau worden veel fouten gemaakt. Dit tast de eerlijkheid van de verdeling aan.

  • Het opleidingsniveau van ouders stijgt waardoor het aantal gewichtenleerlingen daalt. Scholen krijgen als gevolg minder middelen. Tegelijk dalen de achterstanden van de deze leerlingen niet navenant.

  • Het vaststellen van het opleidingsniveau zorgt voor hoge administratieve lasten bij de scholen.

De onderzoekers bevelen aan een verdeelmodel uit te werken dat gebruik maakt van gegevens die reeds in andere databestanden aanwezig zijn en die buiten de school om worden verzameld. Deze aanbeveling neem ik over. Scholen kunnen dan geen fouten meer maken die ertoe leiden dat de achterstandsmiddelen niet bij de juiste leerlingen terechtkomen. Bijkomend voordeel is dat dit een aanmerkelijke reductie van administratieve lasten voor scholen kan opleveren.

De randvoorwaarde voor een nieuw te ontwikkelen verdeelmodel is wel dat de verdeling van middelen over scholen rechtvaardig blijft. Naast een inventarisatie van bestaande databronnen, laat ik daarom een aanvullende wetenschappelijke analyse uitvoeren en worden interviews gehouden met schoolleiders over de uitdagingen waarmee zij in de praktijk geconfronteerd worden.

Kort na het zomerreces zal ik de Kamer informeren over de praktische haalbaarheid en uitwerking van een eventueel nieuw verdeelmodel.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven