33 400 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) en van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2013

Nr. 70 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 mei 2013

Op 19 februari heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanpak betreffende decentralisaties op het terrein van ondersteuning, participatie en jeugd (Kamerstuk 33 400 VII, nr. 59). Op verzoek van uw Kamer doe ik u hierbij een actualisering op deze brief toekomen, naar aanleiding van het recent gesloten sociaal akkoord. Ten behoeve van de volledigheid heb ik hierbij tevens de gevolgen van het zorgakkoord meegenomen in deze brief.

Het afsluiten van beide akkoorden leidt tot veranderingen voor de decentralisaties in het sociale domein; wetten worden aangepast, financiële kaders wijzigen en de invoeringsdatum van de participatiewet verschuift. Deze veranderingen bieden kansen; gemeenten hebben meer tijd om zich voor te bereiden en kunnen, nu alle drie de decentralisaties eenzelfde invoeringsdatum kennen, direct starten met een meer integrale benadering van het sociale domein. Daarnaast biedt het gewonnen draagvlak bij de sociale en maatschappelijke partners een stevige basis voor de decentralisaties.

Het kabinet zet de decentralisaties dan ook vol vertrouwen door; het is in eenieders belang dat gemeenten in 2015 met een nieuw breed takenpakket de noodzakelijke hervormingen in het sociale domein gaan doorvoeren.

Met deze brief licht ik toe wat de gevolgen zijn van beide akkoorden per decentralisatie. De primaire verantwoordelijkheid voor de drie beleidsvelden ondersteuning, participatie en jeugd ligt bij mijn collega’s van de betreffende departementen. Voor gedetailleerde informatie verwijs ik u naar de correspondentie die zij uw Kamer hebben doen toekomen in de afgelopen weken; de brief resultaten zorgoverleg (Kamerstuk 33 566, nr. 29), de bijbehorende publicatie «hervorming van de langdurige ondersteuning en zorg», de financiële bijsluiter bij de zorgafspraken (Kamerstuk 33 566, nr. 37), de brief resultaten sociaal overleg (Kamerstuk 33 566, nr. 15) en de beantwoording van eerdere vragen van uw Kamer door de minister-president en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de gevolgen van het sociaal akkoord tijdens en na het debat van 17 april jongstleden (Handelingen II 2012/13, nr. 76, debat over het sociaal akkoord). Tevens wil ik uw Kamer wijzen op uw overleg met de staatssecretaris van VWS op 10 juni aanstaande over de toekomst van de langdurige zorg.

Vanuit mijn rol als coördinerend minister voorzie ik graag in uw behoefte tot een actualisering door voor de drie decentralisaties aan te geven hoe beide akkoorden gevolgen hebben voor gemeenten.

Beide akkoorden vergen nog verdere uitwerking. Komende weken spreekt het kabinet met de VNG over onder meer de financiële thema’s en de betrokkenheid van de VNG bij beide akkoorden en de gevolgen voor de decentralisaties.

De Wmo

Gemeenten krijgen per 1 januari 2015 op grond van de Wmo een brede verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van burgers die beperkt kunnen participeren. Door gerichte ondersteuning bij het voeren van regie op het eigen leven, het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen en het ontmoeten van anderen, kunnen burgers met een beperking langer thuis blijven wonen en participeren in de maatschappij. Dit draagt bij aan hun welbevinden en voorkomt onnodige medicalisering. De aanspraak op extramurale zorg in de AWBZ komt te vervallen, de Wmo wordt aangepast en de bijbehorende budgetten worden overgeheveld naar gemeenten. Dit betekent geen overheveling van rijkstaken, maar wel een overheveling van het budget zodat gemeenten in grote beleidsvrijheid ondersteuning op maat kunnen organiseren. Derhalve kan men, anders dan aan de AWBZ, geen verzekerde rechten ontlenen aan de nieuwe Wmo.

De staatssecretaris van VWS heeft uw Kamer middels de brief «Hervorming langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst» geïnformeerd over de uitwerkingen van de maatregelen uit het Regeerakkoord en het zorgakkoord. Het streven is een nieuw, integraal wetsvoorstel voor de nieuwe Wmo dit najaar aan uw Kamer aan te bieden.

De kern van de gewijzigde maatregelen voor gemeenten is als volgt:

  • Mede naar aanleiding van de motie Samsom en Zijlstra blijft het mogelijk om in 2014 aanspraak te maken op dagbesteding op grond van de AWBZ. Deze vorm van ondersteuning kan voor gemeenten vanaf 2015 een nuttig instrument zijn om duurdere (individuele) voorzieningen te voorkomen.

  • Nieuwe cliënten kunnen in 2014 een beroep doen op huishoudelijke hulp. Van gemeenten zal in 2014 een bijdrage gevraagd worden ter dekking hiervan.

  • De voorziening hulp bij het huishouden in de Wmo wordt beperkt tot mensen die deze echt nodig hebben en die er zelf (financieel) niet in kunnen voorzien. De voorgenomen maatregel uit het Regeerakkoord wordt verzacht. Gemeenten houden 60% van het budget om breed in te zetten voor ondersteuning van burgers. Vanaf 2015 is een vorm van huishoudelijke hulp in individuele situaties mogelijk, als onderdeel van een breed ondersteuningspakket. Dit kan bijdragen aan de wens van mensen om langer thuis te blijven wonen.

  • Per 2015 kan geen aanspraak meer worden gemaakt op de extramurale functies begeleiding, kortdurend verblijf en bijbehorend vervoer in de AWBZ. Circa 75% van het budget wordt overgeheveld naar gemeenten voor de ondersteuning van mensen.

  • Per 2015 kan geen aanspraak meer worden gemaakt op de extramurale functie persoonlijke verzorging in de AWBZ. Gemeenten worden verantwoordelijk voor ondersteuning en ontvangen circa 85% van het budget (exclusief het deel dat naar de Zvw gaat).

  • Per 1 januari 2014 worden de bestaande regelingen voor financiële compensatie afgeschaft en vervangen door één vangnet bij de gemeenten oplopend tot circa € 700 mln. structureel vanaf 2017. Het budget wordt overgeheveld naar gemeenten. Gemeenten kunnen maatwerk bieden door het compenseren van beperkingen met voorzieningen via de Wmo of het geven van directe inkomenssteun via de bijzondere bijstand.

  • Gemeenten kunnen besparen op uitgaven aan hulpmiddelen in de Wmo. Het Gemeentefonds is hiervoor taakstellend verlaagd met structureel € 50 mln. Het kabinet zal gemeenten ondersteunen bij het stimuleren van hergebruik van hulpmiddelen en het ontwikkelen van poolbeheer voor scootmobielen.

  • Het kabinet investeert € 50 mln. in het opzetten van sociale wijkteams binnen gemeenten, waarmee de ondersteuning uit het gemeentelijk sociale domein afgestemd kan worden op het medisch domein.

Participatie

In het sociaal akkoord is afgesproken dat de nieuwe Participatiewet op 1 januari 2015 in werking treedt. De voorgenomen Participatiewet zal op onderdelen veranderen. De doelstelling van de Participatiewet blijft echter gelijk; met de Participatiewet wil het kabinet dat zoveel mogelijk mensen volwaardig mee kunnen doen in de samenleving. Het kabinet stuurt voor de zomer een hoofdlijnenbrief naar uw Kamer over de gevolgen van het sociaal akkoord voor de Participatiewet en de Quotumregeling. Het streven is de wetgeving dit najaar aan te bieden aan uw Kamer.

Naar aanleiding van het sociaal akkoord komen er 35 regionale Werkbedrijven. Het Werkbedrijf vormt straks de schakel tussen de werkgever en mensen met een arbeidsbeperking die aan de slag worden geholpen. Gemeenten hebben de lead bij de Werkbedrijven en werken daarbij samen met de sociale partners en het UWV. Middels de werkbedrijven wordt onder meer beschut werk georganiseerd voor mensen die door lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperking ondersteuning nodig hebben. Het kabinet gaat er in de berekeningen vanuit dat er 30.000 beschutwerkplekken beschikbaar moeten komen.

Het kabinet en sociale partners hebben in het sociaal akkoord ook een afspraak gemaakt over het aan de slag helpen van mensen met een arbeidsbeperking.

Werkgevers in de marktsector stellen zich vanaf 2014 garant voor een toenemend aantal extra banen voor mensen met een beperking. De groei van het jaarlijkse aantal extra banen neemt geleidelijk toe. De toename in 2014 bedraagt 2,5 duizend; in 2015 bedraagt de toename 5 duizend extra banen. De werkgevers in de marktsector stellen zich daarmee vanaf 2026 garant voor een cumulatief aantal van 100 duizend extra banen voor mensen met een beperking.

In aanvulling daarop stelt de overheid zich garant voor 2.500 extra banen per jaar vanaf 2014, tot een maximum is bereikt van 25.000 banen. Deze afspraak zal worden gemonitord; in de jaren 2015 en 2016 moeten 11.000 extra banen zijn gerealiseerd in de marktsector. Als uit de meting in 2016 blijkt dat er in deze twee jaren niet minimaal 11.000 banen zijn gerealiseerd, zal, na overleg met sociale partners en gemeenten, het quotum worden geactiveerd. Het quotum wordt wettelijk vastgelegd.

In het sociaal akkoord is verder afgesproken dat mensen die nu al in de Wajong zitten worden herkeurd. Als uit de herkeuring blijkt dat zij arbeidsvermogen hebben, dan kunnen zij een beroep doen op de gemeenten voor re-integratieondersteuning en/of een uitkering.

Het instrument loondispensatie wordt vervangen door het instrument loonkostensubsidie. Bij loonkostensubsidie compenseert de overheid de werkgever, die iemand in dienst neemt met een productiviteit van minder dan 80% van het minimumloon, voor het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimumloon.

Jeugd

In het regeerakkoord is afgesproken dat de jeugd-GGZ in 2015 wordt overgeheveld naar de gemeenten, gepaard met een korting. Om een gelijkmatige transitie te bewerkstelligen en daarmee tevens de werkgelegenheidseffecten te beperken is besloten de voorgenomen korting op het jeugddossier (gerelateerd aan de jeugd-GGZ) voor een belangrijk deel teniet te doen door het GGZ-kader geoormerkt te verhogen voor de jeugd. Bij overheveling zal het verhoogde budget uit het kader meegaan en zal worden bezien welke overgangsmaatregelen voor de jeugd-GGZ nodig zijn om ongewenste effecten te voorkomen.

Slot

Beide akkoorden leiden tot veranderingen. De kern van de decentralisatie operatie is onveranderd; gemeenten worden verantwoordelijk voor de ondersteuning en participatie van de burger. Het brede sociale domein kent straks een integrale gemeentelijke hoofdrol.

In de decentralisatiebrief van 19 februari heeft het Kabinet de randvoorwaarden geschetst die noodzakelijk zijn bij de decentralisaties. Zo werkt het Kabinet aan het verstevigen van de uitvoeringskracht van gemeenten, aan ruimte voor maatwerk en integraliteit in de wet- en regelgeving, aan een stevig implementatie ondersteuningsaanbod voor gemeenten en aan ontschotting van budgetten. Met ontschotting bedoelt het kabinet dat gemeenten in staat worden gesteld met een integraal budget maatwerk te leveren voor burgers.

Ik zie het als mijn rol als coördinerend minister om samenhang te bewaken tussen de drie decentralisaties. Het kabinet blijft sturen op de genoemde randvoorwaarden. Daarnaast ben ik in nauw overleg met de VNG ook bezig met het opzetten van een gezamenlijke werkagenda bij de implementatie van de drie decentralisaties. Komende periode gaat mijn departement samen met de drie transitiebureaus en de VNG met regionale bijeenkomsten het land in om met gemeenten het gesprek aan te gaan over de belangrijkste vraagstukken die een rol spelen bij het organiseren van een integrale aanpak van de decentralisaties. Op deze manier kunnen we als kabinet gemeenten zo goed mogelijk in staat te stellen om de te decentraliseren taken op een juiste manier op te pakken.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Bijlage: Hernieuwd Tijdpad decentralisaties

 

Geplande indiening Tweede Kamer

Totale budget vastgesteld

Verdeelmodel bekend

Participatiewet

4de kwartaal 2013

4e kwartaal 2013 (Participatiebudget)

4e kwartaal 2013

(Inkomensdeel)1

4e kwartaal 2013 (Participatiebudget)

4e kwartaal 2013

(Inkomensdeel)

Jeugdzorg

Voor zomerreces 2013

Meicirculaire 20132

Meicirculaire 2013

Wmo

4de kwartaal 2013

Septembercirculaire 20133

Septembercirculaire 2013

X Noot
1

Het macrobudget inkomensdeel wordt uiterlijk 1 oktober voor het uitvoeringsjaar vastgesteld en verdeeld. In het uitvoeringsjaar kan alleen het macrobudget nog worden aangepast voor onder andere actuele inzichten in conjunctuur en effecten van Rijksbeleid. Op deze manier ontvangen gemeenten een zo actueel mogelijk (macro-)budget.

X Noot
2

Het gaat hierbij om een verdeling voor 2015 op grond van een benadering van de kosten van jeugdhulp op gemeenteniveau in 2011 en 2012.

X Noot
3

Het gaat hierbij om een historisch verdeelmodel wat deels is gebaseerd op uitvoeringsjaar 2011 inclusief een raming voor de geëxtramuraliseerde zorg.

Naar boven