Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juli 2013
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de algemene commissie voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 11 juli 2013 om de Kamer een
afschrift te sturen van de briefwisseling met mijn Duitse ambtsgenoot inzake de levering
van röntgenanalyseapparatuur aan India.
Mijn Duitse ambtsgenoot, verantwoordelijk voor het exportcontrolebeleid en de uitvoering
daarvan, is de heer Rösler, Bondsminister voor Economie en Technologie. Onze briefwisseling
vond plaats naar aanleiding van klachten van een Nederlands bedrijf over een gebrek
aan gelijk speelveld tussen Nederland en Duitsland. Waar het bedrijf in Nederland
een negatief antwoord kreeg op haar aanvraag om röntgenanalyseapparatuur te mogen
leveren aan een defensielaboratorium in India, bleek dat de Duitse concurrent wel
leverde. Vanwege het vertrouwelijke karakter van de briefwisseling kan ik uw verzoek
om een afschrift te sturen niet honoreren. Hieronder volgt een korte samenvatting
van beide brieven.
Op 14 maart jl. stuurde ik de heer Rösler een brief met daarin een beschrijving van
de casus en het Nederlandse beleid inzake de uitvoer van dual-use goederen, waaronder
röntgenanalyseapparatuur, naar India. Daarnaast bevatte de brief informatie over de
bedrijven die in Nederland, Duitsland en India bij deze casus betrokken waren. Ik
heb in mijn brief benadrukt dat het gebrek aan gelijk speelveld tussen Nederland en
Duitsland onwenselijk is, te meer daar we met de Europese dual-useverordening en met de Strategie van de EU ter bestrijding van de verspreiding van
massavernietigingswapens, zowel wettelijk als beleidsmatig binnen dezelfde kaders
werken.
Op 14 mei jl. ontving ik schriftelijk antwoord van de heer Rösler. Hierin spreekt
hij zijn steun uit voor mijn streven naar een gelijk speelveld en licht hij het Duitse
beleid ten aanzien van India toe. Zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief aan uw
Kamer van 28 juni jl. (Kamerstuk 33 400 V, nr. 152), bleek dat mijn Duitse collega in deze specifieke casus niet de belastende informatie
van de Duitse Bundesnachrichtendienst (BND) had gekregen die ik van de Unit Contraproliferatie
van AIVD en MIVD wel kreeg.
In zijn brief geeft de heer Rösler aan hoe het Duitse rechtssysteem concrete aanwijzingen
met betrekking tot proliferatiegerelateerd eindgebruik vereist om een aanvraag op
rechtsgeldige wijze af te kunnen wijzen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen