33 400 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) en van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2013

Nr. 142 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2013

De jaarlijkse bijeenkomst van de Raad van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) op ministerieel niveau vond plaats op 29 en 30 mei jongstleden. Belangrijkste thema’s waren: banen, gelijkheid en vertrouwen; de OESO Ontwikkelingsstrategie en handel. Ik woonde deze bijeenkomst op 30 mei bij, de dag dat de OESO Ontwikkelingsstrategie en handel centraal stonden.

De OESO presenteerde ook haar «Economic Outlook» voor dit en volgend jaar. De noodzaak van fiscale consolidatie in de VS, het VK en Japan wordt hierin benadrukt, terwijl voor de eurozone wordt bepleit dat automatische stabilisatoren vrij hun werk moeten doen rond het ingezette consolidatiepad. Enigszins opvallend was dat de OESO het risico van inflatie ziet als aandachtspunt, ondanks de veelal magere groeivooruitzichten. Voor Nederland wordt in 2014 een bescheiden economische groei van 0,7% voorzien, die overigens geheel te danken zou zijn aan de export.

Er werd een verklaring aangenomen over ontwikkeling van een alomvattend actieplan om ontwijking van vennootschapsbelasting tegen te gaan. Ook de niet OESO-leden Argentinië, Brazilië, Indonesië, de Russische Federatie en Zuid-Afrika sloten hierbij aan. Het werk van de OESO op dit terrein heeft al gediend ter voorbereiding van de behandeling van dit thema de komende maanden in G8- en G20-verband. Deze verklaring gaat hierbij1.

Voorts werd besloten dat met Colombia en Letland op korte termijn toetredingsonderhandelingen worden gestart. Met Costa Rica en Litouwen wordt de komende tijd toegewerkt naar de start van toetredingsonderhandelingen met het oog op een besluit om met deze twee landen in 2015 toetredingsonderhandelingen te starten. Een besluit m.b.t. Bulgarije, Roemenië en Peru is tot nader order uitgesteld. De bestuursstructuur van de OESO zal de komende anderhalf jaar tegen het licht worden gehouden om de effectiviteit van de OESO te waarborgen nu het lidmaatschap van de OESO diverser is geworden. Ook zal de OESO voortbouwen op de samenwerking die het in de afgelopen jaren met derde landen en regio’s heeft opgebouwd. Het proces van toetreding van de Russische Federatie zal worden voortgezet.

De algemene slotverklaring van de bijeenkomst treft u aan als bijlage2.

Ontwikkelingsstrategie

Vorig jaar is de OESO Ontwikkelingsstrategie aangenomen. Deze strategie heeft tot doel ervoor te zorgen dat OESO-breed aan armoedebestrijding en groei in ontwikkelingslanden wordt bijgedragen. Bij deze Ministeriële werd stilgestaan bij de voortgang tot nu toe en werden ook nieuwe stappen besproken.

Als «lead speaker» bij dit agendapunt legde ik de nadruk op de bijdrage van de OESO aan beleidscoherentie voor ontwikkeling (BCO). Als multidisciplinaire organisatie is de OESO bij uitstek een geschikt forum om afwegingen rond beleidscoherentie in kaart te brengen en zo dit thema te bevorderen. Hierbij gaat het onder meer om onderwerpen als handel, voedselzekerheid en financiële regelgeving. Het is hierbij zaak dat de OESO robuuste indicatoren ontwikkelt die de voortgang per OESO-lidstaat inzichtelijk maken. Tegelijk moet de OESO zich tot een forum ontwikkelen waaraan ook niet-OESO-leden en andere actoren kunnen deelnemen. De OESO-activiteiten rond BCO kunnen, samen met het lopende werk rond de ODA-definitie, een bijdrage leveren aan het VN-geleide post-2015 proces. OESO-praktijken en -expertise kunnen nuttig zijn voor ontwikkelingslanden als zij voldoende worden aangepast aan de omstandigheden ter plekke. Daarvoor moeten betrokken ontwikkelingslanden wel een stem hebben in het proces. Een voorbeeld is belastingen, waar Nederland bijdraagt aan het OESO-initiatief «Tax inspectors without borders». Expertise van OESO-leden kan zo ingezet worden om efficiënte belastingheffing in ontwikkelingslanden te bevorderen.

Volgende sprekers onderschreven eveneens dat ontwikkeling veel meer is dan hulp en dat gevolgen van «nationaal» beleid voor ontwikkelingslanden explicieter en transparanter moeten worden meegewogen. Landen als Zweden, Finland en Noorwegen, en ook de Europese Commissie, sloten zich aan bij mijn interventie over BCO. De verdere «uitrol» van de ontwikkelingsstrategie wordt in het reguliere OESO-werkprogramma meegenomen. Verder benadrukten de OESO-leden, en ook de aanwezige derde landen zoals Brazilië en India dat bij de (welkome) samenwerking met ontwikkelingslanden rekening moet worden gehouden met de verschillende uitgangsposities.

In punt 10 van de slotverklaring wordt ingegaan op de voortgang die is gemaakt in de implementatie van de OESO Ontwikkelingsstrategie. Daarbij wordt verwezen naar analyses met betrekking tot voedselzekerheid en van illegale financiële stromen waar de OESO momenteel aan werkt.

Handel

De weg naar de Ministeriële WTO-conferentie in december te Bali en de implicaties van uitgebreide OESO-analyse van «global value chains» stonden centraal bij dit agendapunt.

De Indonesische Minister van Handel, Wirjawan, die ook de conferentie te Bali zal voorzitten, gaf aan teleurgesteld te zijn in de stand van voorbereiding van de conferentie. Landen tonen zich onvoldoende flexibel of koesteren onrealistische verwachtingen. Meer inzet is nodig om te komen tot een succesvol pakket met afspraken over handelsfacilitatie (vooral meer efficiënte procedures aan de grens) en over elementen op de terreinen van landbouw en van ontwikkeling. Deze Indonesische interventie werd algemeen onderschreven en vindt ook haar weerslag in punt 8 van de slotverklaring.

Analyses van de OESO geven aan dat productie steeds meer plaatsvindt in internationale ketens en dat complete productieketens steeds minder binnen de grenzen van één land zijn te vinden. Tijdens de Ministeriële bijeenkomst werd overigens door het Russische G20-voorzitterschap een bijeenkomst op hoog ambtelijk niveau georganiseerd over internationale ketens, waar het belang van import voor export en van het wegnemen van lastenverhogende grensprocedures werden onderstreept. Nederland wees op het grote belang van multilaterale afspraken. De Russische G20-Sherpa, Ksenia Yudaeva, concludeerde dat de inzichten ontleend aan de ontwikkeling van wereldwijde waardeketens leidend zullen blijven voor behandeling in G20-verband van handelsthema’s.

In mijn interventie benadrukte ik de door internationale ketens toenemende interdependentie en het groeiende belang van efficiënte grensprocedures, waarvan met behulp van «Aid for Trade» ook ontwikkelingslanden ten volle de vruchten kunnen plukken. Interdependentie heeft ook betrekking op de maatschappelijke context. Arbeids- en milieunormen en belastingen zijn hiervan voorbeelden. Samen met de Franse collega en de woordvoerder van de internationale vakbeweging wees ik op de centrale rol van de OESO op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, die nog eens wordt onderstreept door de recente calamiteiten in de textielsector in Bangladesh. Deze rol zal eind juni tijdens het Global Forum on Responsible Business Conduct nader worden uitgewerkt.

Banen, gelijkheid en vertrouwen

De focus van deze bijeenkomst lag op bevordering van groei en werkgelegenheid, naar een meer inclusief economisch groeimodel, het verminderen van ongelijkheden en het herstellen van vertrouwen in overheden. Structurele hervormingen, een betere aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt, zo groot mogelijke participatie op de arbeidsmarkt (jongeren, ouderen, vrouwen) en het verbeteren van de sociale dialoog kwamen als de belangrijkste oplossingen naar voren. Fiscale consolidatie en het aanpakken van jeugdwerkloosheid kwamen naar voren als de meest urgente zaken.

Plaatsvervangend SG OESO, Yves Leterme, identificeerde de meest belangrijke punten van het moment:

  • 1) Er is een toename in inkomensongelijkheid in de lidstaten. Volgens recente gegevens is die OESO-breed tussen 2008 en 2010 sterker toegenomen dan in de 12 jaar daarvoor. Armoede (vooral onder kinderen) is ook toegenomen. Op de lange termijn remt inkomensongelijkheid de groei af;

  • 2) Achterblijvende participatie op de arbeidsmarkt, vooral van jongeren, ouderen en vrouwen, remt de economische groei af. Het jeugd-actieplan van de OESO «Giving Youth a Better Start» en een OESO-aanbeveling «Gender equality, Education, Employment and entrepreneurship» werden tijdens de bijeenkomst aangenomen;

  • 3) Een voorwaarde voor slimme hervormingen (waarbij de kosten op een rechtvaardige manier worden verdeeld en mensen gelijke toegang tot publieke diensten hebben) is een transparante en open overheid. Het bestrijden van fraude en belastingontduiking maakt daar onderdeel van uit. De OESO-verklaring over «Base Erosion and Profit Shifting» is door de deelnemers aangenomen. Brazilië, Argentinië, Rusland, Zuid-Afrika en Indonesië sloten zich hierbij aan.

De Noorse voorzitter van de bijeenkomst sprak in zijn afsluiting de hoop uit dat met het aannemen van het jeugd-actieplan en de verklaring over gender, de lidstaten zich nog meer gaan inzetten voor een inclusieve economie die focust op innovatie, beter onderwijs en de kwaliteit van werk. In zijn conclusie ging hij tevens in op het belang van vertrouwen in overheden, markten en instituties («trust is an increasingly important commodity») en de rol die de sociale dialoog en een transparantere overheid hierbij kunnen spelen. In punten 3 tot en met 7 van de slotverklaring wordt hierop verder ingegaan.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven