Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 september 2013
Op 2 juli jl. is aan uw Kamer het onderzoek «Mogelijkheden voor deregulering en taakverlichting
Caribisch Nederland» van het onderzoeksbureau Ideeversa gestuurd (Kamerstuk 33 400 IV, nr. 39). Hierbij is aangekondigd dat het kabinet met een reactie op dit rapport komt in
het najaar van 2013. Onderdeel van de kabinetsreactie zal zijn de aankondiging van
een evaluatie van de rijkscoördinatie ten aanzien van Caribisch Nederland, zowel in
Den Haag als in Bonaire, St. Eustatius en Saba. Deze zal plaatsvinden tegen de achtergrond
van de bij «10-10-10» gemaakte afspraak om vijf jaar na dato (zowel de Consensus Rijkswetten
voor Curaçao en St. Maarten als) de zogenoemde BES-wetgeving te evalueren. Een evaluatie
van de rijkscoördinatie kan worden beschouwd als een eerste voorbereiding daarop.
In overeenstemming met mijn toezegging tijdens het mondeling vragenuurtje van 3 september
jl om u te berichten na mijn gesprekken met de rijksvertegenwoordiger, de heer W.
Stolte, meld ik u, vooruitlopend op de dit najaar te sturen kabinetsreactie op het
Ideeverse-rapport, reeds het navolgende (Handelingen II 2012/13, nr. 105, mondelinge
Vragen van het lid Hachchi aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
over het bericht «Plasterk deed niets met advies om Stolte op Bonaire te vervangen»).
De evaluatie van de rijkscoördinatie zal betrekking hebben op het functioneren van
diverse Nederlandse (ambtelijke en andere) functies en mechanismen, zoals ambtelijke
voorportalen, de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN), de zogenoemde liaisonfuncties
en die van de Rijksvertegenwoordiger. Het gaat dan over een evaluatie van de functies,
niet van de functionarissen. De evaluatie ziet ook op de context van de complexe bestuurlijke
situatie van de openbare lichamen en van de kleine omvang van de gemeenschappen aldaar.
Het gaat dan niet alleen over bevoegdheden, structuren en instrumenten maar evenzeer
over het bestuurlijke en maatschappelijke krachtenveld.
De Rijksvertegenwoordiger, de heer Stolte, heeft aangegeven vanuit bestuurlijke continuïteit
gedurende de evaluatie in functie te blijven, maar daarna deze functie neer te leggen.
Dat zal zijn op 1 mei 2014. Meer dan drie jaar in een dergelijke functie acht hij
te lang. Hiermee biedt hij tevens ruimte voor het werven van een opvolger, in het
licht van de uitkomsten van de evaluatie. Ik heb met respect van zijn besluit kennisgenomen
en waardeer zijn onverminderde betrokkenheid.
Ik ben voornemens de evaluatie naar de rijkscoördinatie dit najaar te doen starten
met het oog op een rapportage kort na het eerste kwartaal van 2014.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk