33 400 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2013

Nr. 43 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 augustus 2013

In deze brief ga ik in op de rechtmatigheid en effectiviteit van de Nederlandse samenwerkingsmiddelen en op de bestuurlijke ontwikkelingen te Bonaire.

In 2012 zijn de laatste samenwerkingsmiddelen uit de begroting Koninkrijksrelaties ter beschikking gesteld aan de landen (Sint Maarten en Curaçao) en de openbare lichamen (Saba, Sint-Eustatius en Bonaire). Hierbij is geen sprake van een rechtstreekse subsidieverlening, maar zijn de middelen ondergebracht bij de Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (SONA). Tussen het bestuur van deze stichting en de Nederlandse overheid zijn afspraken gemaakt in het kader van het beheer, verantwoording, verantwoordelijkheid voor de uitvoering van programma’s e.d. Deze afspraken zijn vastgelegd in een beheersovereenkomst die is het verkeer tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het bestuur SONA regelt.

De stichting SONA en daarmee het bestuur heeft voor de uitvoering van de programma’s en projecten een uitvoeringsorganisatie ingesteld. Tussen het bestuur en de uitvoeringsorganisatie (USONA) is een managementcontract afgesloten. Deze voorziet in afspraken over aanbesteding van projecten, dossiervorming, verslaglegging, interne controles et cetera. SONA houdt toezicht op de uitvoeringsorganisatie.

Rechtmatigheid van uitgaven

De rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van SONA gelden staat voor mij voorop.

Het bestuur van SONA legt via de begrotingscyclus verantwoording af aan de minister van BZK. Decharge verleen ik op basis van de vereisten in de beheersovereenkomst. Tot op heden is decharge verleend over 2011 en alle voorgaande jaren. Daarbij hoort de kanttekening dat ten aanzien van het jaar 2010 dat de decharge voorwaardelijk was. Het SONA bestuur is verzocht om verbetermaatregelen door te voeren op terrein van dossiervorming, inzichtelijk maken van projectresultaten en terzake de accountantscontrole. In opdracht van mijn secretaris-generaal heeft de Auditdienst Rijk in juni van dit jaar een onderzoek gedaan naar de stand van zaken van de implementatie van verbetermaatregelen. In de conceptconclusies van de Auditdienst staat: «in het reviewverslag over de accountantscontrole 2012, concluderen wij dat de externe accountant de controle toereikend heeft uitgevoerd om te komen tot een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2012 van SONA met betrekking tot de BZK-gelden. Daarnaast concluderen wij dat de aangekondigde verbetermaatregelen zijn geïmplementeerd. Daarom bevelen wij de directie Koninkrijksrelaties aan SONA decharge te verlenen over 2012 met betrekking tot de BZK gelden».

Deze decharge over 2012 heeft nog niet plaats gevonden, maar ik ben voornemens om tijdens mijn aanstaande reis eind september naar Curaçao, de laatste stand van zaken met het bestuur van SONA te bespreken. Voor wat betreft de rechtmatige besteding van de middelen constateer ik dat waar aanscherping noodzakelijk was, ook daadwerkelijk actie is ondernomen. Waar sprake was van onzekerheid – en dus geen onrechtmatigheid over 270 mln – als gevolg van administratieve onjuistheden en onvolledigheid in dossiers, is die weggenomen. Overigens dient te worden opgemerkt dat het merendeel van dit bedrag ten gunste is gekomen van de landen Curaçao en Sint Maarten.

In mijn antwoorden aan het Algemeen Dagblad ben ik ingegaan op mogelijke fraudezaken met betrekking tot de samenwerkingsmiddelen. Ik verwijs naar deze antwoorden, maar voeg daaraan toe dat ik er vanuit ga dat het bestuur blijft handelen indien verdenkingen of anderszins van fraude aan de orde zijn. De door het Algemeen Dagblad genoemde fraudezaken zijn in het rechtssysteem (strafrechtelijk onderzoek) ondervangen.

Doelmatigheid van uitgaven

Naast de rechtmatigheid wordt ook de effectiviteit van de besteding van de samenwerkingsmiddelen getoetst. Voor de samenwerkingsprogramma’s sociaaleconomisch Initiatief (SEI), Institutionele Versterking en Bestuurskracht (IVB) en Onderwijs en Jongeren Samenwerkingsprogramma (OJSP) geldt dat de tussenevaluaties beschikbaar zijn en ook aan uw Kamer zijn verzonden. De eindevaluatie zal na afronding van de uitvoering van de programma’s plaatsvinden.

Bestuurlijke situatie Bonaire

Naast bovenstaande heeft de bestuurlijke situatie te Bonaire ook mijn bijzondere aandacht, zoals ook blijkt uit de recente antwoorden op de Kamervragen van het lid Heijnen (PvdA). Het functioneren van het bestuur van Bonaire staat al enige tijd onder druk als gevolg van – minder functionele – interacties tussen het bestuurscollege, de gezaghebber, de eilandsraad en ook de Rijksvertegenwoordiger. Om te komen tot een normalisering van de verhoudingen heb ik de heer F.M. de Los Santos Goedgedrag – oud-gouverneur Nederlandse Antillen en Curaçao – gevraagd om te bemiddelen. Er ligt inmiddels een intentieverklaring van beide gedeputeerden van Bonaire en de Gezaghebber, waarvan de strekking is dat betrokkenen alles zullen doen wat in hun vermogen ligt, om de rust binnen het bestuur van Bonaire te bestendigen en te continueren.

Mijn secretaris-generaal heeft de Rijksvertegenwoordiger vorige week verzocht om een ambtsbericht ten aanzien van de bestuurlijke ontwikkelingen te Bonaire en ik heb heden de Rijksvertegenwoordiger ontboden om naar Nederland af te reizen voor nader overleg. Over de uitkomst van dat overleg zal ik u informeren.

Voor wat betreft het terugdringen van de bestuurlijke drukte en bureaucratie rond Caribisch Nederland wil ik tenslotte opmerken dat in dit najaar het kabinetsstandpunt zal volgen over het verrichte dereguleringsonderzoek. Het onderzoek heeft u – per brief van 2 juli 2013 – ontvangen. Daarbij zal ook worden ingegaan op de samenwerking tussen de verschillende rijksdiensten in Caribisch Nederland ook in de relatie tot de rol van de Rijksvertegenwoordiger.

Ten slotte

In het Algemeen Dagblad van 27 augustus wordt uitgebreid aandacht besteed aan de samenwerkingsmiddelen aan de Nederlandse Antillen en de veronderstelde rol van de huidige Rijksvertegenwoordiger. Ik hecht er waarde aan om mijn antwoorden, zoals gegeven aan het Algemeen Dagblad, met uw Kamer te delen. De antwoorden aan het Algemeen Dagblad zijn in bijlagen bijgesloten1.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven