Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juni 2013
Op 16 april 2013 heb ik tijdens een overleg met de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
toegezegd de Kamer te informeren over de voortgang van het overleg met de minister-president
van Sint Maarten inzake de integriteit van het politieke bestuur aldaar (Kamerstuk
33 400 IV, nr. 28).
Zoals ik de Kamer meedeelde, heb ik namens de rijksministerraad op 4 april 2013 een
brief aan de minister-president gezonden waarin ik de zorgen van de rijksministerraad
heb verwoord over het feit dat de integriteit en het aanzien van het bestuur van Sint
Maarten publiekelijk ter discussie staat.
Directe aanleiding van de zorgen vormde de publiciteit rond de vermeende omkoping
van een Statenlid van Sint Maarten en de mogelijke betrokkenheid van de toenmalige
minister van Justitie, de heer Duncan, hierbij. Ik heb u meegedeeld dat het openbaar
ministerie op Sint Maarten in dat verband een strafrechtelijk onderzoek is gestart.
Ik heb tijdens het algemeen overleg ook gezegd dat ik de minister-president van Sint
Maarten heb meegedeeld dat bij de rijksministerraad een algemeen gedeeld gevoel bestaat
dat het integriteitsprobleem op Sint Maarten het onderzoek, dat door het openbaar
ministerie is ingesteld, overstijgt. Ik heb daarbij gesteld dat de integriteitsproblematiek
afbreuk doet aan het vertrouwen dat burgers, bedrijven op Sint Maarten en buitenlandse
overheden moeten kunnen hebben in het bestuur van het land en dat dit de beeldvorming
van het Koninkrijk als geheel raakt.
Zoals bekend, is het kabinet van Sint Maarten thans demissionnair en heeft de heer
Duncan inmiddels zijn ontslag aangeboden aan de Gouverneur van Sint Maarten. Dit is
hem kort daarna ook verleend. Daarmee is een belangrijke factor weggevallen die mede
oorzaak was voor de ontstane beeldvorming rond de integriteitsproblematiek van het
bestuur in het land. De problematiek is nochtans niet van tafel. De integriteit van
het bestuur en politici op Sint Maarten blijft voor de rijksministerraad – zoals hierboven
al werd aangegeven – vooralsnog een onderwerp van aanhoudende zorg.
Met de formatie van een nieuw kabinet op Sint Maarten hoopt de rijksministerraad dat
een regering aantreedt die zich bewust is van de zorgelijke situatie, maar dat zal
moeten blijken. Een nieuwe regering zal de nodige inspanningen moeten plegen om het
vertrouwen in de deugdelijkheid van het landsbestuur te herwinnen en het negatieve
beeld dat daarvan is ontstaan weg te nemen.
De Koninkrijksregering zal Sint Maarten daarin desgewenst steunen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk