33 400 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2013

Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2013

Naar aanleiding van de procedurevergadering van uw vaste commissie van 29 mei 2013 heeft u verzocht om een brief waarin wordt ingegaan op een aantal door u in uw brief genoemde onderwerpen.

U wenst te worden geïnformeerd over:

  • de redenen voor het afgelasten van de Koninkrijksconferentie c.q. de omzetting in een meer informele ontmoeting.

De minister-president van Aruba heeft besloten, na overleg onder andere met mij en mede gezien de voortgang van werkgroepen die bij de laatste Koninkrijksconferentie zijn ingesteld, dat het op dit moment de voorkeur zou verdienen in meer informele sfeer een beraad te houden tussen de ministers presidenten van de drie landen van het Caribisch deel van het Koninkrijk en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij dit beraad zal gelegenheid bestaan vrijuit en vertrouwelijk met elkaar te spreken over de verwachtingen over en weer die bestonden naar aanleiding van de staatkundige hervormingen van 10/10/10 en de verhoudingen binnen het Koninkrijk zoals die zijn gegroeid na die datum. Ook zal worden gesproken over de werkzaamheden van de werkgroepen tot dusverre en over de planning van deze werkgroepen met het oog op de Koninkrijksconferentie. Van afgelasting van de Koninkrijks-conferentie is derhalve geen sprake.

  • de financiële situatie van Aruba (waaronder de verschillende duiding daarvan door de Arubaanse regering en het IMF, mede in relatie tot de (voorwaarden voor) eventuele garantstelling voor leningen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten door Nederland).

Ik ben bekend met het rapport van het IMF over de financiën van Aruba, als ook met de bevindingen van de Raad van Advies van Aruba over de begroting. Het is echter de eigen verantwoordelijkheid van Aruba om de begroting op te stellen en de beleidsmatige afwegingen te maken. Ik heb begrepen dat afgelopen week en deze week in de Staten de behandeling van de begroting van 2013 plaatsvindt. Ik heb voorts begrepen dat de Staten van Aruba vragen hebben gesteld en het debat met de regering van Aruba verder wordt gevoerd.

Van garantstelling voor leningen van Aruba door Nederland is in het kader van het recent gesloten akkoord geen sprake. Zoals ik recent in antwoord op Kamervragen van kamerlid Bosman (11 april, 2013Z07342) heb aangegeven, zal Nederland de mogelijkheden voor een door Aruba gevraagde inschrijving (laten) beoordelen op in het Koninkrijk en internationaal gehanteerde criteria van houdbare overheidsfinanciën en terugbetalingscapaciteit. Nederland behoudt zich het recht voor om bij het niet voldoen aan deze criteria niet in te schrijven. Tot op heden is geen sprake van een lopende inschrijving en dient nadere uitwerking – in overleg met Aruba – nog plaats te vinden. Op korte termijn ligt wel een verzoek van de Arubaanse regering bij de Rijksministerraad voor om een buitenlandse lening te beoordelen.

  • de screening van kandidaat-bewindspersonen op Curaçao en Sint Maarten alsmede de mogelijkheden en rol daarin van de veiligheidsdiensten op Curaçao en Sint Maarten.

Curaçao

In 2012 is door het interim--kabinet Betrian op Curaçao een landsverordening vastgesteld die ziet op de screening van kandidaat-bewindspersonen. Het betreft een uitgebreide en vrij stringente regeling. De landsverordening kan slechts gewijzigd worden met instemming van ten minste tweederde van het aantal zitting hebbende leden in de Staten.

Sint Maarten

Sint Maarten heeft eveneens recent een screeningsregeling vastgesteld.

De regeling is neergelegd in een landsbesluit. Het besluit is geënt op de regeling die tot februari 2010 gold in de voormalige Nederlandse Antillen. De regeling heeft tot doel de integriteit van het openbaar bestuur te bevorderen en de beoordeling van de benoembaarheid van kandidaten transparanter te maken. Het besluit bekrachtigt bestaande richtlijnen en introduceert een door kandidaten af te leggen «integriteitsverklaring» en een door hen in te vullen vragenlijst. De richtlijnen verwijzen naar geldende bepalingen uit de Staatsregeling en de Landsverordening Integriteitsbevordering Ministers.

De rol van de veiligheidsdiensten bij screening

Alvorens in Curaçao een kandidaat voor het ambt van minister wordt voorgedragen voor benoeming wordt ten aanzien van de betrokkene onder andere een staatsveiligheidsonderzoek ingesteld. Het onderzoek wordt verricht door het hoofd van de Veiligheidsdienst Curaçao. Dit betreft een zogenaamde naslag: onderzocht wordt of betrokken in de bestanden van de dienst voorkomt.

Het landsbesluit van Sint Maarten voorziet eveneens in een door de veiligheidsdienst van Sint Maarten in te stellen feitenonderzoek (naslag veiligheidbestanden). Anders dan in Sint Maarten voorziet de screeningsverordening van Curaçao nog in de mogelijkheid van een verdergaand onderzoek door het hoofd van de Veiligheidsdienst in opdracht van de formateur, indien een ernstig vermoeden bestaat dat de bescherming van de belangen – genoemd in de Landsverordening veiligheidsdienst – wordt bedreigd.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven