33 400 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2013

Nr. 21 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2013

Van 19 tot en met 26 januari heb ik een kennismakingsbezoek gebracht aan de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten, als ook aan Saba, Sint-Eustatius en Bonaire. Ik heb gesproken met de gouverneurs en de gezaghebbers, de ministers-presidenten, de ministerraden en bestuurscolleges, leden van de Staten en van de Eilandsraden. In zowel de landen als de openbare lichamen heb ik ook gesproken met burgers en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. Ik heb daardoor in kort tijdsbestek een beeld gekregen van de maatschappelijke opgaven waar de landen Curaçao, Sint Maarten en Aruba voor staan, en van de gedeelde verantwoordelijkheid van Caribisch Nederland en Europees Nederland.

In deze brief zal ik mijn ervaringen en waarnemingen van deze 7 dagen met u delen, zodat dat een basis geeft voor het algemeen overleg met de Tweede Kamer op 12 februari en de Eerste Kamer op 5 februari. Ik houd daarbij de volgorde van mijn reis aan en sluit af met twee algemene onderwerpen, de Centrale Bank Curaçao en Sint Maarten (CBCS) en de evaluatie in 2015.

Aruba

Aruba toont aan dat zij met veel creativiteit, passie en inzet de economie, de werkgelegenheid en vergroening kan stimuleren. Daartoe zoekt Aruba de samenwerking binnen het Koninkrijk (recent bijvoorbeeld met TNO) en daarbuiten. Aruba heeft ambitie met de versterking van de eigen positie binnen het Koninkrijk, in het bijzonder met Nederland, op basis van gelijkwaardigheid en ten voordele van ieders economie intensief samen te werken. Zo legt Aruba momenteel de nadruk op de ontwikkeling van een hub-functie tussen het Nederlands (en Europees) bedrijfsleven en de opkomende economieën in Zuid- en Midden-Amerika. Daarnaast houdt men oog voor de verdere ontwikkeling van het toerisme, neemt men de ontwikkeling van Oranjestad ter hand, en investeert Aruba in duurzame energie. De investeringsplannen van de regering zijn daarmee aanzienlijk. De oppositie in de staten van Aruba hebben mij gewezen op het risico van de disbalans tussen ontwikkeling en het behoud van gezonde overheidsfinanciën. Het is uiteraard aan de regering, en de staten als controlerend orgaan, om de juiste balans te bewaken.

Curaçao

Het zakenkabinet, onder leiding van minister-president Hodge, neemt haar verantwoordelijkheid in het belang van het land en haar burgers. Ik heb ervaren dat voor dit zakenkabinet drie zaken centraal staan, te weten: integriteit van bestuur, het op orde brengen van de overheidsfinanciën en het streven naar verdere samenwerking binnen het Koninkrijk. Hernieuwde aandacht voor integriteit blijkt uit het feit dat de screening van ministers op basis van een recent in werking getreden screeningswet zorgvuldig is verlopen. Aandacht voor het gezond maken van de overheidsfinanciën blijkt uit het gegeven dat het nieuw aangetreden kabinet de Rijkswet Financieel toezicht niet als knellend ervaart, maar als steun in de rug voor noodzakelijke hervormingen. Deze hervormingen worden nu ook feitelijk ter hand genomen. De weg is nog lang, maar geconstateerd kan worden dat de begroting is geaccordeerd door de Staten, en dat geldt ook voor de door het kabinet Hodge voorgestelde hervormingen op het terrein van de zorg. Andere ingrijpende voorstellen aan de Staten, onder meer op het gebied van de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de organisatie van het ambtelijk apparaat, zitten in de pijplijn.

Ik wacht nu het oordeel van het College Financieel toezicht af en verwacht na de Rijksministerraad van maart uw Kamer nader te informeren. Indien er dan sprake is van een sluitende begroting conform rijkswet en met een positief oordeel van het Cft, biedt de rijkswet de mogelijkheid van de lopende inschrijving. Ik heb vertrouwen dat het Kabinet Hodge al het noodzakelijke ter hand neemt in belang van de burgers van Curaçao.

Sint Maarten

Sint Maarten is nu ruim twee jaar een autonoom land binnen het Koninkrijk, is nog druk doende met de opbouw van het overheidsapparaat en heeft daarbij te kampen met de nodige tegenslagen. Ik heb met Sint Maarten indringend gesproken over de financiën van het land. Mijn uitgangspunt is dat het vasthouden aan de Rijkswet financieel toezicht geen doel op zich is, maar dat de Rijkswet ten dienste staat van het functioneren van het land Sint Maarten voor haar burgers. Het Cft, die in dezelfde week gesprekken had met Sint Maarten, heeft een negatief oordeel gegeven op de ontwerpbegroting, en ook adviezen gegeven voor aanpassing van de begroting. Het is nu aan Sint Maarten om de komende 2 weken een nieuwe begroting in te dienen.

Ik hoop dat Sint Maarten die verantwoordelijkheid neemt en daarmee een aanwijzing vanuit de Rijksministerraad voorkomt. In deze gesprekken betoogde de regering van Sint Maarten opnieuw dat men als nieuw land een «valse start» had gehad doordat men niet alle claims kon onderbouwen voor de schuldsanering. Daarbij wekte men de indruk dat de toekomst van Sint Maarten in het Koninkrijk afhankelijk zou zijn van het heropenen van de gesprekken over de schuldsanering. Ik heb herbevestigd dat de Nederlandse regering niet voornemens is om dat loket te heropenen.

Er is uitgebreid gesproken over de relatie Sint Maarten en haar buurland Nederland (Saba en Sint Eustatius). Er zijn verschillende onderwerpen, zoals tarieven Winair, dubbele belastingen, de zeekabel en het medisch spoedvervoer via helikopter, die vanuit het perspectief van Nederland nog niet tot een bevredigende oplossing zijn gebracht. Ik heb met de regering van Sint Maarten afgesproken om een brief te sturen waarin het standpunt van de Nederlandse regering ten aanzien van deze problemen is verwoord en waarin oplossingen worden aangedragen.

Saba, Sint Eustatius en Bonaire

Na de landen, kwam het Caribisch deel van Nederland aan bod. Allereerst heb ik bij mijn bezoek ervaren dat Saba, Sint Eustatius en Bonaire waardering hebben voor de wijze waarop Nederland haar verantwoordelijkheid na 10-10-10 heeft ingevuld. De investeringen in onderwijs, bijstelling van de vrije uitkering en het openstaan voor argumenten van de drie eilanden (met name bij fiscale wetgeving) zijn daar voorbeelden van.

Tegelijkertijd is de relatie broos, zoals blijkt uit de reacties op de recente wijzigingen door het kabinet in het zorgpakket. De eilanden zijn hierdoor overvallen en stellen de vraag welke intentie Nederland heeft met Caribisch Nederland. Dat de zorgkosten in de hand gehouden moeten worden, wordt niet bestreden, maar ruimte voor overleg en mogelijk een andere invulling zou in de ogen van de drie eilanden wenselijk zijn. Alle gesprekspartners gaven door alsnog in te zijn voor overleg hierover. Ik acht het dan ook van belang dat nader wordt gesproken over de spelregels bij wijzigingen van beleid die van invloed zijn op Caribisch Nederland.

De drie eilanden hebben verder aandacht gevraagd voor onderwerpen zoals het medische verkeer, de achterstanden in de infrastructuur, deregulering, de armoedebestrijding en de zogenoemde ontwikkelplannen. Deze onderwerpen zullen in de CN-week van 11 tot en met 15 maart in Nederland aan de orde komen.

De coördinerende rol wil ik substantieel invullen en dat betekent dat ik enerzijds voor de eilanden op alle terreinen aanspreekpunt ben, dat ik vraagstukken neerleg waar ze thuishoren en dat ik de relatie met Caribisch Nederland ook onderhoud door aan te dringen op consultatie en delen van argumentatie. Anderzijds betekent het in Nederland dat de minister van BZK gekend wordt in de reisbewegingen tussen Nederland en Caribisch Nederland en het kabinet deze zo veel mogelijk terugdringt. En het betekent dat voorkomen wordt dat Caribisch Nederland wordt geconfronteerd met onnodige regels.

CBCS

Zoals bekend staat het functioneren van de CBCS al enige tijd onder druk. De Rijksministerraad heeft aangedrongen op normalisering van de verhoudingen tussen de vermogensgerechtigden, de raad van commissarissen en de directieraad. Daartoe zou een audit uitgevoerd moeten worden. Ik heb in dat kader gesproken met de beide ministers-president van Curaçao en Sint Maarten en met de president-directeur, de heer Tromp. Beide regeringen zijn zich bewust van de noodzaak tot normalisering van de verhoudingen en het herstel van vertrouwen in de bank. Ik verwacht nu dat de audit snel ter hand wordt genomen en ik zal uw Kamers daarover nader berichten tijdens het overleg.

Evaluatie in 2015

In zowel de landen als in Caribisch Nederland heb ik gesproken over de evaluatie van 2015. Ik wil tijdig met de landen en eilanden nadere afspraken maken over het wat, het hoe en het wanneer.

Mijn inzet is dat we nu niet aankoersen op nieuwe ingrijpende constitutionele wijzigingen, maar op het fine-tunen van de huidige constructie. Ik heb de indruk dat die lijn voor dit moment vrij breed gedeeld wordt.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven