33 400 I Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2013

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Inhoudsopgave

   

blz.

     

A

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

2

     

B

BEGROTINGSTOELICHTING

3

     

1

Leeswijzer

3

     

2

Niet-beleidsartikelen

3

 

Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het koninklijk huis

3

 

Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning

4

 

Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

7

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het jaar 2013 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2013. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De minister-president, minister van Algemene Zaken, M. Rutte

B. DE BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Deze memorie van toelichting betreft de begroting van de Koning voor het jaar 2013. De begroting bevat naast de grondwettelijke uitkering aan de leden van het koninklijk huis (thans 3 leden) ook de uitgaven ten behoeve van de constitutionele Koning als staatshoofd. De wijze van uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan de desbetreffende ministeries. Voor artikel 1 vindt de afrekening nog in het lopende begrotingsjaar plaats; bij de artikelen 2 en 3 zal de afrekening niet eerder dan in het volgende jaar kunnen plaatsvinden. De raming van de ontvangsten bij de artikelen is op nihil gesteld en zal alleen betrekking hebben op ontvangsten uit hoofde van de afrekeningen van voorgaande jaren. In aansluiting op de bepaling zoals die in artikel 8 van de Comptabiliteitswet is opgenomen, hebben de begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze begroting het karakter van een niet-beleidsartikel.

2. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het koninklijk huis

Dit begrotingsartikel bevat de grondwettelijke uitkeringen krachtens de aangepaste Wet financieel statuut van het koninklijk huis. De technische aanpassing en actualisering van deze wet, die in 2008 door de Staten-Generaal is aanvaard (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 505) en gepubliceerd in het Staatsblad (Staatsblad 2008, 535), vormt de basis voor de ramingen van dit begrotingsartikel.

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

7 216

7 216

7 216

7 216

7 216

 

Nieuwe mutaties:

             

1. Extrapolatie

           

7 216

2. Nominale bijstelling

   

61

61

61

61

61

Stand ontwerpbegroting 2013

7 163

7 216

7 277

7 277

7 277

7 277

7 277

Opbouw ontvangsten (x € 1 000) 
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

               

Stand ontwerpbegroting 2013

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

De stijging in 2013 ten opzichte van 2012 wordt veroorzaakt door de stijging van de consumentenprijsindex die van toepassing is op de materiële uitgaven die onderdeel zijn van de uitkeringen op grond van de Wet financieel statuut van het koninklijk huis.

Deze uitkeringen bestaan uit een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. Voor de A-component is als basis genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het koninklijk huis, dat is aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State in het jaar 2012 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007. De raming is hiermee gelijk aan het werkelijke uitgavenniveau 2012.

De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden, die hun instructie rechtstreeks van de Koning of van (de echtgenote van) de vermoedelijke opvolger van de Koning ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

Als basis voor de B-compnent is genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het koninklijk huis. Dit bedrag is voor de helft aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel in 2012 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007. De raming is hiermee gelijk aan het werkelijke uitgavenniveau 2012. Voor de andere helft is het bedrag aangepast in de verhouding waarin het algemeen prijspeil van het gezinsverbruik blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex in de maand juni 2011 afwijkt van het prijspeil in de maand juni van het jaar 2007 en vervolgens voor de jaren 2012 en 2013 verhoogd met de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2012.

Indien de uiteindelijk loon- en prijsontwikkeling voor 2012 en 2013 afwijkt van de verwachting, dan zal ook de werkelijke uitkering afwijken van het in deze begroting genoemde bedrag. Deze afwijking is derhalve als PM aan te merken.

De raming over 2013 is als volgt samengesteld:

Grondwettelijke uitkering aan: (bedragen x € 1 000)
 

A

Inkomen

B

Personele en materiële uitgaven

Totaal

De Koning

825

4 408

5 233

De vermoedelijke opvolger van de Koning

245

1 165

1 410

De echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning

245

389

634

Totaal

   

7 277

Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning

Begrotingsartikel 2 bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap en die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning worden ingediend bij de minister-president en ten laste van deze begroting worden betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component en overige specifieke uitgaven, betreffende de uitgaven voor de inzet van luchtvaartuigen, het onderhoud van de Groene Draeck en de uitgaven voor de reis- en verblijfkosten die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk.

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

26 682

26 682

26 682

26 682

26 682

 
               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2012

 

174

174

174

174

174

174

Nieuwe mutaties:

             

1. Extrapolatie

           

26 682

2. Prijsbijstelling

 

185

185

185

185

185

185

3. Versobering vliegregeling

   

– 46

– 124

– 211

– 292

– 292

Stand ontwerpbegroting 2013

26 735

27 041

26 995

26 917

26 830

26 749

26 749

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2012

 

301

         

Stand ontwerpbegroting 2013

824

301

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

De personele en materiële uitgaven worden door de Dienst van het Koninklijk Huis verricht en vervolgens in rekening gebracht bij deze begroting. In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel.

Raming over 2012 (bedragen x € 1 000)

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

17 805

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

8 002

Uitgaven voor luchtvaartuigen

1 061

Onderhoud Groene Draeck

47

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

80

Totaal

26 995

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

Deze personeelsuitgaven hebben betrekking op 260 fte; dit is exclusief 12 post-actieven. Tevens is dit exclusief de personeelsleden die worden betaald uit de B-component. De uitgaven voor actief personeel betreffen de personeelsinzet ten behoeve van o.a. departement van de hofmaarschalk, koninklijk huisarchief, koninklijk staldepartement (chauffeurs/monteurs, koetsiers en onderhoudspersoneel) en de personeelsinzet voor de facilitaire functies voor de in de Wet financieel statuut van het koninklijk huis aangewezen paleizen (paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam).

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

De materiële uitgaven hebben betrekking op uitgaven voor de instandhouding van het rijtuigenpark (auto’s, paarden en rijtuigen) en voor de gebruikskosten voor de eerdergenoemde paleizen (inclusief de verwarming en verlichting voor de drie hiervoor genoemde locaties). Daarnaast bevatten zij de uitgaven voor telecommunicatie, accountantscontrole, advisering en de uitgaven van facilitaire aard zoals voor bureauvoorzieningen. Tot slot bevat het een tegemoetkoming in de infrastructuurkosten van Kroondomein Het Loo.

Uitgaven voor luchtvaartuigen

De hier begrote uitgaven voor luchtvaartuigen (met uitzondering van staatsbezoeken en werkbezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk) betreffen de uitgaven voor vliegkosten van de Koning alsmede de uitgaven voor privévliegkosten (met uitzondering van die van de Koning en echtgenote, die altijd in het kader van het openbaar belang zijn) beperkt tot de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het koninklijk huis krachtens de Wet financieel statuut van het koninklijk huis (te weten de toekomstige Koning, de afgetreden Koning en echtgenoten)1 tot aan het maximum van de franchise2. Het betreft zowel de uitgaven voor de inzet van het regeringsvliegtuig en andere luchtvaartuigen in het beheer bij het Rijk alsmede civiele inhuur.

Op grond van de ministeriële regeling «Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht», kunnen de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het koninklijk huis gebruikmaken van het regeringsvliegtuig. Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet, kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer van het ministerie van Defensie. Indien zowel het regeringsvliegtuig als de luchtvaartuigen van Defensie niet beschikbaar zijn, draagt de vluchtcoördinator zorg voor civiele inhuur3.

Het bedrag voor de post inzet regeringsvliegtuig voor het jaar 2013 bestaat uit een inschatting van de Dienst van het Koninklijk Huis van het aantal vlieguren van het regeringsvliegtuig in het kader van het openbaar belang (geraamd op 60 uur) en het maximale aantal vlieguren van dit vliegtuig dat voor privévluchten ter beschikking wordt gesteld (19 uur). Het totaal aantal vlieguren wordt vermenigvuldigd met het tarief dat is vastgesteld voor het regeringsvliegtuig.

Het bedrag voor de gebruikmaking van Defensieluchtvaartuigen is gebaseerd op een inschatting van de Dienst van het Koninklijk Huis van het aantal vlieguren in het kader van het openbaar belang (geraamd op 65 uur) en het maximale aantal vlieguren dat voor Defensie luchtvaartuigen voor privévluchten ter beschikking wordt gesteld (35 uur). Het vervoer wordt uitgevoerd met de Gulfstream en de Alouette helikopter. Het totaal aantal vlieguren per luchtvaartuig wordt vermenigvuldigd met het tarief dat is vastgesteld voor de specifieke toestellen. Deze tarieven worden gehanteerd bij de doorbelasting van de inzet van de luchtvaartuigen aan gebruikers.

Het budget voor de uitgaven voor privévluchten van leden van het koninklijk huis wordt, beginnende in de begroting 2013, in drie jaar afgebouwd. Vanaf eind 2015 is hiervoor dan geen budget meer gereserveerd. Gaande deze afbouw wordt bezien hoe, ook na 2015, veiligheid, vertrouwelijkheid en doelmatigheid bij vliegreizen van leden van het koninklijk huis optimaal kunnen blijven worden gewaarborgd. Een aangepaste regeling zal na twee jaar worden geëvalueerd.

Raming 2013 (bedragen in euro's)

Openbaar belang

Uren

Tarief

Bedrag

Inzet regeringsvliegtuig (PH-KBX)

60

5 276

316 560

Vastvleugelige inzet (Gulfstream)

15

2 410

36 150

Helikopterinzet (Alouette)

50

2 547

127 350

Inhuur civiele luchtvaartuigen

   

335 000

Subtotaal

   

€ 815 060

Privé

Uren

Tarief

Bedrag

Inzet regeringsvliegtuig (PH-KBX)

19

5 276

100 244

Vastvleugelige inzet (Gulfstream)

24

2 410

57 840

Helikopterinzet (Alouette)

11

2 547

28 017

Inhuur civiele luchtvaartuigen

   

60 131

Sub totaal

   

246 232

       

Totaal

   

1 061 292

Groene Draeck

De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan de toenmalige kroonprinses geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. Het bedrag dat hiermee samenhangt wordt daarom op deze begroting toegelicht.

De kosten van het reguliere onderhoud aan de Groene Draeck zijn begroot op € 47 000 per jaar en bestaan uit de geraamde kosten van het aantal uren dat door het Marinebedrijf aan onderhoud wordt besteed, de kosten van het benodigde materiaal en voor de rest uit een raming van uit te besteden werkzaamheden.

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

De uitgaven die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden geraamd. Indien er in een jaar geen werkbezoek plaatsvindt, zullen deze middelen vrijvallen en in een jaar dat er wel een werkbezoek zal worden afgelegd, zullen de uitgaven in dat jaar via een suppletoire begroting eventueel worden bijgesteld.

Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

Op dit begrotingsartikel worden de uitgaven geraamd die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap. Het gaat om de uitgaven in het kader van de voorlichting (Rijksvoorlichtingsdienst), het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet der Koningin. Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende minister. De uitgaven worden primair geraamd en verantwoord ten laste van desbetreffende begrotingen en zullen vervolgens door de minister (rechtstreeks) worden doorbelast aan de begroting van de Koning, die daarvoor een raming bevat. Daartegenover ontstaat dan een ontvangstenraming op desbetreffende begroting.

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

5 597

5 601

5 548

5 548

5 529

 
               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2012

 

24

         

Nieuwe mutaties:

             

1. Extrapolatie

           

5 512

2. Loon- en prijsbijstelling

 

60

60

59

59

59

59

3. Incidentele bijstelling RVD

 

98

         

Stand ontwerpbegroting 2013

5 960

5 779

5 661

5 607

5 607

5 588

5 571

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2012

 

105

         

Stand ontwerpbegroting 2013

nihil

105

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

In de begroting van de Koning 2012 (Kamerstuk 33 000 I, nr. 2) werd melding gemaakt van incidentele extra uitgaven bij de RVD in 2011, ten behoeve van de bouw van de nieuwe website over het koninklijk huis. Deze nieuwe site is online gegaan op 15 februari 2012. Omdat de bouw van de site niet in 2011, maar in 2012 is voltooid, zijn niet alle uitgaven in 2011 verantwoord, zoals reeds aangegeven in het jaarverslag van de Koning 2011 (Kamerstuk 33 240 I, nr. 1). De incidenteel overlopende uitgaven van € 98 000 worden in 2012 verantwoord. De dekking hiervan vindt plaats binnen de totaaluitgaven van de begroting van het ministerie van Algemene Zaken. Hierdoor gaat per saldo de rijksbegroting als geheel niet omhoog.

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen begrotingsartikel 3 over 2013. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component.

Raming over 2013 (bedragen x € 1 000)
 

2013

Doorbelaste personele uitgaven

3 810

Doorbelaste materiële uitgaven

1 851

Totaal

5 661

w.v. RVD

1 390

w.v. Militaire Huis

1 869

w.v. Kabinet der Koningin

2 402

De personele en materiële uitgaven van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) hebben betrekking op de communicatie over en de begeleiding van publieke optredens van de Koningin, de Prins van Oranje en zijn echtgenote. Bij de communicatie over deze, en eventueel overige, leden van het koninklijk huis wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds. De personeelsinzet voor de uitvoering van deze activiteiten bedraagt 11,5 fte.

Het Militaire Huis is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en is belast met het (mede) organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden van het koninklijk huis. Ook onderhoudt het Militaire Huis de niet-politieke contacten tussen het koninklijk huis en het ministerie van Defensie en is het verantwoordelijk voor het militaire ceremonieel aan het hof. De geraamde personele inzet voor 2013 betreft 16 fte. Echter, vanwege een aankomende reorganisatie bij het ministerie van Defensie, zal de komende jaren ook binnen het Militaire Huis vorm worden gegeven aan een inkrimping van de personele inzet.

Het Kabinet der Koningin heeft tot taak de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken te ondersteunen inzake:

  • a. het verkeer tussen de Koning en de overige leden van de regering;

  • b. contacten met andere organen van de overheid, ontvangsten, bezoeken en overige toegang tot de Koning;

  • c. verzoekschriften aan de Koning;

  • d. de zorg voor het registreren, bewaren en overdragen van wetten, koninklijke besluiten en andere staatsstukken.

De personele inzet voor de uitvoering van deze taken bedraagt 25,5 fte.


X Noot
1

Indien een lid van het koninklijk huis namens de Koning een (representatieve) verplichting uitvoert waartoe vervoerskosten moeten worden gemaakt, worden de kosten van dat vervoer gedragen door de Staat respectievelijk wordt door de Staat voor vervoer gezorgd.

X Noot
2

Privévliegkosten van de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het koninklijk huis (met uitzondering van die van de Koning en echtgenote) boven de franchise worden aan de gebruiker doorbelast en komen derhalve niet ten laste van deze begroting.

X Noot
3

Dit betreft de inhuur van commerciële luchtvaartuigen.

Naar boven