33 400 H Vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-fonds voor het jaar 2013

Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 oktober 2012

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidende onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden. Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

Nr

Vraag

1

Kan aangegeven worden welke ministers en/of staatssecretarissen het afgelopen jaar een bezoek aan de BES-eilanden hebben gebracht? Welk doel had ieder bezoek? Wat zijn de totale kosten die met elk bezoek gepaard zijn gegaan?

Antwoord

Binnen het kabinet zijn afspraken over het aantal reizen van bewindspersonen naar het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ieder jaar reizen maximaal 2 bewindspersonen naar de landen en maximaal 4 bewindspersonen naar Caribisch Nederland. Uitzonderingen bestaan voor de ministers van BZK, DEF en BZ vanwege hun bijzondere verantwoordelijkheden in Koninkrijksverband. Verder is V&J uitgezonderd voor wat betreft het Justitieel Vierpartijen Overleg (JVO) en is I&M uitgezonderd voor wat betreft nationaliteit en veiligheid van de zeescheepvaart (Koninkrijkstaak).

In 2012 zijn de volgende bewindspersonen afgereisd naar Caribisch Nederland: de minister van VenJ, de minister van VWS, de minister van SZW, de minister van Defensie, de minister van EL&I en de staatssecretaris van I&M.  Voor het doel en de kosten van deze reizen verwijs ik u door naar de bewindspersonen die het aangaat.

Ik heb Caribisch Nederland tweemaal bezocht in 2012. Mijn bezoeken aan het Caribisch deel van het Koninkrijk komen voort uit mijn verantwoordelijkheden als coördinerend bewindspersoon voor Koninkrijksrelaties en als vakminister van Binnenlandse Zaken voor Caribisch Nederland. Daarnaast treed ik op als aanspreekpunt voor de eilanden van Caribisch Nederland.  Omdat ik tijdens deze reizen ook de landen binnen het Koninkrijk (Aruba, Curaçao en Sint Maarten) heb bezocht is het niet mogelijk de hiermee gepaard gaande kosten voor enkel Caribisch Nederland af te splitsen.

2

Hoeveel dienstreizen zijn het afgelopen door rijksambtenaren aan de BES-eilanden gebracht? Welk doel hadden deze bezoeken en wat zijn de totale kosten die hiermee gepaard zijn gegaan?

Antwoord

Dit antwoord kan ik u niet geven omdat dit niet systematisch voor alle departementen wordt geregistreerd. Elk departement is zelf verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van dienstreizen.

3

Kan een uitsplitsing worden gegeven van de totale jaarlijkse uitgaven ten behoeve van de BES-eilanden, die in de brief van de toenmalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 maart 2010 werden gesteld op € 101,8 mln. per jaar? Wat zijn de kostenposten die gezamenlijk dit bedrag vormen? Is het genoemde bedrag nog altijd van toepassing?

Antwoord

In dezelfde brief van 29 maart 2010 is een uitsplitsing gemaakt naar departementen. Een gedetailleerdere uitsplitsing naar beleidsterrein is niet beschikbaar. Het bedrag van € 101,8 miljoen is (en was) gebaseerd op de uitgaven die voor de transitie werden gedaan op Bonaire, Sint Eustatius en Saba door het voormalige Land (Nederlandse Antillen) en het eilandgebied zelf. Er was hierbij dus nog geen rekening gehouden met de nieuwe staatskundige structuur. Inmiddels zijn naar aanleiding van de motie Hachchi c.s. (Kamerstukken II, 33 0000-IV, nr. 28) in een overzichtsconstructie alle budgetten voor de BES-eilanden in kaart gebracht. Deze zijn in deze begroting opgenomen onder bijlage 3.1.

4

Wat wordt bedoeld met «tijdig»?

Antwoord

Het tijdstip waarop de overlegverplichting tussen de minister van BZK en het betreffende vakdepartement plaatsvindt, is – net zoals bij de vergelijkbare wettelijke bepaling in de financiële verhoudingswet voor gemeenten – niet expliciet gemaakt. Het is ook afhankelijk van het soort vraagstuk: bij een aanzienlijke taakverschuiving zal overleg veelvuldig en intensief zijn, terwijl bij geringe beleidswijzigingen dit flexibeler zal zijn. In de regel is de minister van BZK in een vroeg stadium betrokken bij beleidsvorming bij departementen.

5

Klopt het dat de € 10 mln. die bestemd is voor (natuur)projecten op de BES-eilanden nog geparkeerd staat op de aanvullende post als onderdeel van de gereserveerde middelen voor duurzame economie? Zo nee, waar zijn ze dan in de Rijksbegroting terug te vinden? Zo ja, wanneer zullen ze daadwerkelijk worden overgeheveld naar de begroting van EL&I?

Antwoord

De betreffende middelen stonden inderdaad geparkeerd op de aanvullende post (als onderdeel van de gereserveerd middelen voor duurzame economie). Echter, uit het door de fracties van VVD en PvdA gesloten deelakkoord begroting 2013 (zie de brief van de informateurs aan uw Kamer van 1 oktober 2012) blijkt dat de nog vrijstaande middelen voor 2013 voor duurzaamheid (inclusief de € 10 mln natuur voor de BES-eilanden) worden ingezet ter dekking van dit deelakkoord. Over de inzet van de beschikbare middelen vanaf 2014 wordt later besloten.

In het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen van 11 oktober jl., hebben de eilandbestuurders hun zorgen uitgesproken over de recente politieke ontwikkelingen. Als demissionair minister heb ik in dit verband verwezen naar uw Kamer die verantwoordelijk is voor het formeren van een nieuw kabinet en het sluiten van een regeerakkoord. Graag wil ik u via deze weg informeren over hetgeen de eilanden in het bestuurlijk overleg hebben ingebracht. Naar nu dus blijkt, lijkt het erop dat de openbare lichamen conform het lenteakkoord – en naar achteraf blijkt onnodig blijkt – op verzoek van de staatssecretaris van EL&I plannen hebben aangeleverd voor 2013. Het financieren van deze plannen is vanuit het perspectief van ontwikkeling van de eilanden noodzakelijk, in het bijzonder die van afvalwaterzuivering, drinkwater, riolering en (wind)energie. De openbare lichamen konden bij het opstellen van hun eigen eilandelijke begrotingen over 2013 geen rekening houden met het begrotingsakkoord van de onderhandelende fractie van VVD en PvdA. Het is aan het toekomstige kabinet om te bezien of en hoe deze belangrijke onderwerpen gefinancierd worden.

6

Is inmiddels meer bekend over de nadere invulling van de plannen die voortvloeien uit de € 10 mln. voor (natuur)projecten? Wordt hierbij rekening gehouden met de wens van de eilanden om ook te bezien of dit bedrag tevens ten goede kan komen van armoede-bestrijding? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zie het gegeven antwoord bij vraag 5. De bestuurscolleges hebben met voortvarendheid plannen opgesteld voor de besteding van de middelen. De voorstellen zijn opgesteld in lijn met de voorwaarden zoals die zijn aangegeven in de brief van de staatssecretaris van EL&I aan uw Kamer. In september heeft de staatssecretaris van EL&I in antwoord op vragen van de Bestuurscolleges de invulling nader bevestigd. Met het oog op een snelle uitvoering in 2013 zijn eind september op ambtelijk niveau afspraken gemaakt voor de verdere uitwerking van de plannen. Na het bekend worden van het deelakkoord zijn de activiteiten stopgezet.

Armoedebestrijding in algemene zin valt niet onder deze ruime omschrijving van natuur. Gezien het economisch belang van natuur voor de eilanden (visserij, landbouw en toerisme) dragen de voorgestelde projecten op de langere termijn bij aan armoedebestrijding.

7

Wat wordt in genoemde situatie concreet bedoeld met «ponds-pondsgewijs»?

Antwoord

De eilanden hechten eraan dat bij de verstrekking van doeluitkeringen (zoals de 10 miljoen voor natuur) in principe de zogenaamde CN-sleutel wordt gehanteerd: de helft van het totaal beschikbare bedrag voor ieder eiland een derde gedeelte en de andere helft naar rato van het inwoneraantal. Ik heb deze principeafspraak met de eilandbestuurders op 11 oktober jl. gemaakt in het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen. De achtergrond van deze afspraak is om de beschikbare uitkeringen voor de eilanden niet afhankelijk te laten zijn van een groter ambtenarenapparaat (vergelijk administraties van Bonaire met Saba). Overigens wordt deze CN-sleutel niet rigide toegepast: het blijft mogelijk om op basis van bijvoorbeeld kostenberekening tot een andere verdeling van de middelen te komen.

8

Op welke wijze is de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als coördinerend bewindspersoon voor Caribisch Nederland betrokken bij de uitgaven die de verschillende vakdepartementen doen voor Caribisch Nederland?

Antwoord

Zoals al meerdere keren richting de Kamer is aangegeven heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geen coördinerende rol ten aanzien van Caribisch Nederland. Sinds 10 oktober 2010 zijn de individuele bewindspersonen ieder voor hun eigen beleidsterreinen in Caribisch Nederland verantwoordelijk. Waar ik als minister een coördinerende rol heb ten aanzien van de Koninkrijksrelaties (de relaties met de andere landen in het Koninkrijk), heb ik ten aanzien van Caribisch Nederland geen andere verantwoordelijkheden dan voor het Europese deel van ons land. Voor een uitgebreidere uiteenzetting van de coördinatie verwijs naar mijn brief van 16 maart 2012 (TK 2011–2012, 33 000 IV, nr. 66).

Voor het bekostigingsvraagstuk ten aanzien van eilandelijke taken heb ik nadrukkelijk wel een wettelijke rol, vergelijkbaar met de rol die ik vervul ten aanzien van gemeenten. Op grond van artikel 87 van de Wet financiën BES vindt tijdig overleg plaats met mij en de minister van Financiën ten aanzien van beleidsvoornemens van het Rijk welke leidt tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door de openbare lichamen. In lijn hiermee heb ik in het bestuurlijk overleg van 11 oktober jl. met de eilanden afgesproken dat de minister van BZK de ontwikkelplannen per eiland met de betrokken ministers zal bespreken. Dit ter voorbereiding op het bestuurlijk overleg van maart 2013.

9

Kunt u de totale kosten en inkomsten van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) vermelden? Onder welke ministerie valt deze?

Antwoord

De RCN is het geheel van rijksambtenaren in Caribisch Nederland. De RCN maakt als dienst deel uit van het directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties van mijn ministerie. Rijksambtenaren van de RCN die werken voor andere departementen, worden functioneel aangestuurd door de departementen waarvoor zij werkzaam zijn; in hun handelen vallen zij onder de politieke verantwoordelijkheid van de betreffende minister.

RCN-Centraal is het onderdeel dat als sharedserviceorganisatie de bedrijfsvoering verzorgt van alle rijksambtenaren in Caribisch Nederland (personeel en organisatie, inkoop, financiën, ICT, communicatie en huisvesting). De kosten van RCN-Centraal worden ten laste van de begrotingen van de opdrachtgevende departementen gebracht. De kosten van de standaarddienstverlening worden door middel van een afgesproken verdeelsleutel over alle opdrachtgevende departementen verdeeld; voor 2012 zijn deze kosten begroot op $ 13,33 mln. Daarnaast brengt RCN-Centraal de kosten van specifieke dienstverlening rechtstreeks in rekening bij het opdrachtgevende departement (bijvoorbeeld de salariskosten van de medewerkers die voor dat departement werkzaam zijn); deze worden door de opdrachtgevende departementen zelf begroot.

10

Verwacht u verdere incidentele tegemoetkomingen voor de BES-eilanden?

Antwoord

Er is in 2012 vanuit het BES-fonds incidenteel een tegemoetkoming verstrekt voor (achterstallig) onderhoud en voor de implementatie van de nieuwe bestuursstructuur. Voor het overige worden er geen uitkeringen verstrekt uit het BES-fonds, behalve de vrije uitkering zelf. Vanuit de verschillende departementale begrotingen worden wel (incidentele) tegemoetkomingen verstrekt, vooral ook ter tijdelijke ondersteuning bij de transitie. Ik verwijs hiervoor naar de begroting van de verschillende vakdepartementen. In een bijlage bij deze begroting treft u een overzicht van alle rijksuitgaven Caribisch Nederland (inclusief incidentele tegemoetkomingen). Ook hebben in de recente CN-week (van 8 t/m 12 oktober) verschillende ministers (financiële) afspraken gemaakt, bijvoorbeeld over onderwijshuisvesting, elektriciteit en luchthavens. Zoals bekend ligt de verantwoordelijkheid daarvoor bij de vakministers.

11

Wat is uw reactie op de door de eilanden gebezigde overtuiging dat het noodzakelijk zou zijn een aantal jaren de vrije uitkering op een hoger niveau vast te stellen, waardoor achterstanden kunnen worden ingelopen en de vrije uitkering daarna op het niveau van de ondergrens kan worden gebracht?

Antwoord

Met de verhoging van de vrije uitkering tot de ondergrens van het referentiekader onderzoek (zie het kabinetsstandpunt dat 8 juni 2012 naar uw Kamer is gestuurd) is verder verhoging van de vrije uitkering op dit moment niet aan de orde. Het is aan de verschillende ministers samen met de eilanden te bezien of, op welke wijze en wanneer de verschillende achterstanden worden weggewerkt. In het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen van 11 oktober jl., heb ik met de openbare lichamen afgesproken om een overkoepelende rol te willen spelen bij het vaststellen van ontwikkelplannen per eiland. In het bestuurlijke overleg in 2013 worden hierover nadere afspraken gemaakt.

12

Zijn de inkomsten in het overzicht «eilandelijke inkomsten», inkomsten voor het eiland zelf of gaan deze naar het rijk? Kunt u een gespecificeerd totaaloverzicht geven van de belasting-inkomsten die naar het rijk terugvloeien ?

Antwoord

Dit zijn inkomsten voor het eiland zelf (vergelijkbaar met de eigen inkomsten die gemeenten hebben, zoals eilandbelastingen, grondexploitatie etc. Voor de belastinginkomsten voor het Rijk verwijs ik u naar de antwoorden die de staatssecretaris van Financiën onlangs aan uw Kamer heeft gestuurd naar aanleiding van de vragen die zijn gesteld door de leden van de VVD en de PvdA fractie naar aanleiding van de kabinetsreactie op het koopkrachtonderzoek uitgevoerd op Caribisch Nederland. Hierin is ook een tabel opgenomen met een overzicht van opbrengst van de rijksbelastingen op de eilanden in 2011.

13

Hoe verhoudt de verwachte stijging van de opbrengsten van lokale heffingen zich tot de meermaals aangekaarte vragen over de toegenomen belastingdruk op de eilanden?

Antwoord

Vooraf zij opgemerkt dat het aan de eilanden zelf is om de eilandelijke belastingtarieven vast te stellen en hierin afwegingen te maken. Ik heb hier geen rol in. Ik wijs er in ieder geval op dat een (groot) deel van de eilandelijke belastingen worden gedragen door toeristen (logeergastenbelasting, verhuurautobelastingen) en dus niet direct de koopkracht van de burgers zelf raken. Verder leid ik uit het in opdracht van mij verricht onderzoek van Deloitte1 af dat er nog veel te winnen valt met een goede administratie van belastingobjecten en -subjecten en bij meer aandacht voor controle van heffing en invordering. Ook dit kan een verklaring zijn voor de hogere opbrengst uit eilandbelastingen in 2012 t.o.v. 2011.

X Noot
1

Deloitte, «De lokale belastingen in Caribisch Nederland», december 2011.

Naar boven