33 400 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2013

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2012

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft mij tijdens de procedurevergadering van 24 oktober jl. verzocht om de commissie te informeren over de bevindingen van de commissie voor de milieueffectrapportage (MER) ten aanzien van de Rijnlandroute en de gevolgen daarvan voor dit project.

Alvorens ik in ga op dit verzoek van de vaste commissie schets ik de stand van zaken omtrent de (provinciale) besluitvorming over het project Rijnlandroute.

De Provincie Zuid-Holland heeft het voornemen om de Rijnlandroute te realiseren. Eind juni dit jaar hebben Provinciale Staten ingestemd – met in achtneming van enkele moties – met het Voorkeursalternatief, genoemd «Zoeken naar Balans Optimaal». Deze moties hebben als doel om de inpassing van de Rijnlandroute conform «Zoeken naar Balans Optimaal» verder te verbeteren.

De provincie werkt momenteel aan de uitvoering van deze moties. Naar aanleiding van de quick scan naar de mogelijkheden van een boortunnel in het tracégedeelte tussen de A44 en de A4 heeft Gedeputeerd Staten inmiddels besloten tot het realiseren van een boortunnel van ruim 2 kilometer in dit tracégedeelte.

Ten behoeve van de besluitvorming in het kader van de Wro procedure heeft de provincie een MER opgesteld, waarin de milieugevolgen van de alternatieven «Zoeken naar balans Optimaal» en «Churchill Avenue» in beeld zijn gebracht.

De provincie heeft de commissie MER gevraagd het MER te toetsen. De commissie MER heeft op 17 oktober jl. een voorlopig advies uitgebracht. De provincie heeft de commissie MER inmiddels van nadere informatie voorzien en is in afwachting van het definitieve advies van de commissie MER.

De Rijnlandroute is een regionaal/lokaal infrastructureel project, waarvoor de provincie verantwoordelijk is. Het is daarom aan de provincie om een oordeel te vormen over het definitieve advies van commissie MER. Ook is het aan de provincie om te besluiten wat het definitieve advies moet betekenen voor het project Rijnlandroute.

Zodra het advies van de commissie MER definitief is zal de commissie MER het advies op haar website publiceren.

Ik ben bereid u desgewenst te zijner tijd het definitieve advies van de commissie MER toe te zenden.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven