33 368 Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de positie van de korpschef en van de regioburgemeester alsmede enkele andere verbeteringen

B GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

29 november 2012

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ten aanzien van de positie van de korpschef en de positie van de regioburgemeester enkele verbeteringen aan te brengen alsmede enkele andere verbeteringen door te voeren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Politiewet 2012 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, aanhef, onder g, komt te luiden:

g. regioburgemeester:

de regioburgemeester, bedoeld in artikel 38c;.

B

Artikel 19 komt als volgt te luiden:

Artikel 19

  • 1. Onze Minister voert, in aanwezigheid van de korpschef, ten minste viermaal per jaar overleg met de regioburgemeesters of een afvaardiging van de regioburgemeesters en de voorzitter van het College van procureurs-generaal over de taakuitvoering door en het beheer ten aanzien van de politie.

  • 2. Onze Minister wijst voor een periode van vier jaren twee burgemeesters aan die aan het overleg deelnemen. Zij zijn burgemeester van een gemeente met minder dan 100 000 inwoners. Zij kunnen niet tevens regioburgemeester zijn. Voor de aanwijzing wordt een aanbeveling gedaan door een door Onze Minister aangewezen orgaan.

  • 3. In het overleg wordt in elk geval gesproken over:

    • a. de inrichting van de politie;

    • b. de landelijke beleidsdoelstellingen, bedoeld in artikel 18, eerste lid, en de doelstellingen, bedoeld in artikel 20, eerste lid;

    • c. de verdeling van sterkte, bedoeld in artikel 36;

    • d. het ontwerp van de begroting en het ontwerp van de meerjarenraming, bedoeld in artikel 34, het ontwerp van de jaarrekening, bedoeld in artikel 35, het ontwerp van het beheersplan en het jaarverslag, bedoeld in artikel 37, eerste lid;

    • e. de benoeming van de leden van de leiding van de politie, bedoeld in artikel 28, derde lid, en

    • f. voorstellen van wet, ontwerpen van algemene maatregel van bestuur en ontwerpen van ministeriële regeling die geheel of voor een belangrijk deel betrekking hebben op de taakuitvoering door en het beheer ten aanzien van de politie.

C

Aan artikel 27, eerste lid, wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: De korpschef legt over de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden verantwoording af aan Onze Minister.

D

Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het beheer van de politie. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, worden regels gesteld over het financieel beheer van de politie. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

E

Van de artikelen 34 en 35 wordt telkens de laatste volzin geschrapt.

F

Artikel 36 komt te luiden:

Artikel 36

  • 1. Onze Minister verdeelt de sterkte en middelen over de onderdelen van de politie, bedoeld in artikel 25, eerste lid.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over deze verdeling.

  • 3. De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

G

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister stelt jaarlijks een beheersplan en een jaarverslag vast voor de politie.

2. Het vijfde lid vervalt.

H

Na artikel 38b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 38c

  • 1. Onze Minister wijst voor elk gebied waarin een regionale eenheid de politietaak uitvoert voor een periode van vier jaren een regioburgemeester aan. De burgemeesters van de gemeenten in dat gebied worden in de gelegenheid gesteld een gezamenlijke aanbeveling voor de aanwijzing te doen. Onze Minister volgt bij de aanwijzing in beginsel de aanbeveling, tenzij zwaarwegende gronden aanleiding tot afwijking geven. Onze Minister motiveert een afwijking.

  • 2. De burgemeesters van de gemeenten in het gebied waarin de regionale eenheid de politietaak uitvoert, kunnen Onze Minister gezamenlijk verzoeken de regioburgemeester van zijn functie te ontheffen. De derde en vierde volzin van het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 38d

De regioburgemeester legt over de uitoefening van zijn taken op grond van deze wet en zijn bevoegdheid op grond van artikel 39, tweede lid, verantwoording af aan de overige burgemeesters van de gemeenten in het gebied waarin de regionale eenheid de politietaak uitvoert.

I

In artikel 46, eerste lid, wordt de zinsnede «, behoudens indien naar het oordeel van de korpschef goed personeelsbeleid een aanwijzing tot hoofd van een territoriaal onderdeel vergt» geschrapt.

J

Art 73a vervalt.

ARTIKEL II

Onderdeel A, onder 4, van de bijlage van de Algemene wet bestuursrecht komt te luiden:

  • 4. De artikelen 18, 20, 34, 35, 37, eerste lid, 39, derde en vijfde lid, en 52 van de Politiewet 2012.

ARTIKEL IIa

De Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «nog niet zijn afgedaan» ingevoegd: alsmede zaken die op dat tijdstip zijn afgedaan.

2. In het tweede lid wordt «Archiefbescheiden van de rijksrecherche» vervangen door: Archiefbescheiden van Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor zover betrekking hebbend op de rijksrecherche.

B

Artikel 41 komt als volgt te luiden:

Artikel 41

Indien het bij koninklijke boodschap van 13 augustus 2010 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet in verband met de versteviging van de regierol van de gemeente ten aanzien van het lokaal veiligheidsbeleid (32 459), niet tot wet is of wordt verheven, onderscheidenlijk tot wet is of wordt verheven, en later in werking treedt dan artikel 13, tweede lid, van de Politiewet 2012, komt artikel 13, tweede lid, van de Politiewet 2012 als volgt te luiden, onderscheidenlijk komt artikel 13, tweede lid, van de Politiewet 2012 tot het tijdstip waarop het voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet in verband met de versteviging van de regierol van de gemeente ten aanzien van het lokaal veiligheidsbeleid in werking treedt, als volgt te luiden:

  • 2. In het driehoekoverleg worden door de burgemeester en de officier van justitie afspraken gemaakt over de inzet van de politie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde en de hulpverlening, onderscheidenlijk ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en de taken ten dienste van de justitie. De afspraken worden mede gemaakt op basis van de doelen, bedoeld in artikel 38b, eerste lid.

ARTIKEL III

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht) (32 450), tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel II van deze wet, komt artikel II van deze wet als volgt te luiden:

ARTIKEL II

In artikel 1 van bijlage 2 (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) wordt de zinsnede met betrekking tot de Politiewet 2012 vervangen door: Politiewet 2012: de artikelen 18, 20, 34, 35, 37, eerste lid, 39, derde en vijfde lid, en 52

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht) (32 450), tot wet is of wordt verheven, en die wet later in werking treedt dan artikel II van deze wet, wordt in artikel 35, tweede lid, onderdeel B, van de Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012 de zinsnede «Politiewet 2012: de artikelen 18, 20, 34, 35, 37, vijfde lid, 39, derde en vijfde lid, 52 en 68» vervangen door: Politiewet 2012: de artikelen 18, 20, 34, 35, 37, eerste lid, 39, derde en vijfde lid, en 52

ARTIKEL IV

  • 1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Indien artikel IIa in werking treedt na 1 januari 2013, werkt het terug tot en met 1 januari 2013.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Naar boven