33 358 Marinierskazerne Zeeland

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juni 2014

In het algemeen overleg over de vastgoedprojecten van Defensie in Rotterdam en Vlissingen van 22 april jl. heb ik toegezegd:

  • de eindrapportage PPC Marinierskazerne Zeeland aan de Kamer aan te bieden;

  • de mogelijkheden te onderzoeken voor het stellen van eisen ten aanzien van de regionale werkgelegenheid in de aanbesteding van deze kazerne;

  • in te gaan op de vragen van het lid Knops over de € 130 miljoen euro en 50 vte die gemoeid zouden zijn met de verplaatsing van de marinierskazerne in Rotterdam naar Vlissingen.

Met deze brief doe ik deze drie toezeggingen gestand.

Public Private Comparator

De Public Private Comparator (PPC) is een instrument van het Ministerie van Financiën om inzicht te bieden in de voor- en nadelen van verschillende uitvoeringsvarianten van grote projecten. Zo is een goed gefundeerde keuze mogelijk. Er is hiermee inmiddels veel ervaring opgedaan bij huisvestings- en infrastructuurprojecten.

Bij grote rijkshuisvestings- en infrastructuurprojecten wordt eerst bekeken wat de beste resultaten oplevert: Publiek-Private Samenwerking (PPS), waarbij één marktpartij of een consortium een aantal activiteiten, zoals het ontwerp, de bouw, de financiering, onderhoud en beheer (Design, Build, Finance, Maintain and Operate (DBFMO) door één contractpartij worden uitgevoerd, of een traditionele aanpak, waarbij elk van deze activiteiten afzonderlijk wordt aanbesteed. In de afweging van de contractvorm wordt nagegaan of de geïntegreerde aanpak goedkoper zal zijn dan een gefaseerde aanbesteding. Om dat te berekenen heeft het Ministerie van Financiën de PPC ontwikkeld. De PPC beperkt zich niet tot een financiële vergelijking, maar brengt ook niet-financiële overwegingen in beeld.

In geval van huisvestingsprojecten worden de gebruiker, de Rijksgebouwendienst (RGD) en het Ministerie van Financiën betrokken bij de uitvoering van de vergelijking en bij de besluitvorming. Voordat de vergelijking kan worden gemaakt, moet de reikwijdte van het project duidelijk zijn: wat hoort bij het project en wat niet? Bij de bepaling van de reikwijdte wordt uitgegaan van ontwerp, bouw, onderhoud en facilitaire dienstverlening. Schoonmaak, catering en beveiliging zijn enkele activiteiten die hiervan deel uitmaken. Met redenen omkleed kan van dit uitgangspunt worden afgeweken volgens de stelregel «comply or explain».

In de vergelijking worden de onderscheidende kosten, risico’s en financiële verschillen tussen traditionele aanbesteding en DBFMO op hoofdlijnen in kaart gebracht. Gerekend wordt met de zogenoemde contante waarde. Dat houdt in dat de euro’s uit de toekomst – over een periode van 20 tot 30 jaar – worden teruggerekend tot de euro’s van vandaag. Op deze manier wordt rekening gehouden met rente, risico’s en inflatie.

De RGD heeft met de tot nu toe aanbestede projecten een financieel resultaat bereikt dat gelijk of hoger is dan vooraf in de PPC's was berekend.

De PPC besteedt in een dubbele vergelijking aandacht aan de projectrisico's: ten eerste wordt de complexiteit van het project vergeleken met een standaard kantoorgebouw op een centrale locatie in het land. Ten tweede wordt een vergelijking gemaakt tussen de twee vormen van aanbesteding. Hierbij worden alle projectrisico's benoemd en gewaardeerd.

De uitkomst van de PPC laat alleen zien of DBFMO doelmatiger zal zijn en of van een DBFMO een betere prijs-kwaliteitverhouding kan worden verwacht dan bij een traditionele aanbesteding. De getallen en het percentage van het te behalen voordeel zeggen nog niet wat het project uiteindelijk zal kosten.

De uitkomsten van de PPC worden gebruikt om de aanbestedingsstrategie voor het project te bepalen. Daarom is deze eindrapportage commercieel vertrouwelijk. Ik stuur u daarom gelijktijdig met deze brief de eindrapportage PPC Marinierskazerne Zeeland ter vertrouwelijke kennisneming toe.

Regionale werkgelegenheid en aanbesteding

Zoals ik tijdens het algemeen overleg heb onderstreept, zal de aanwezigheid van een grote kazerne in Vlissingen op zichzelf een positief effect hebben op de economische ontwikkeling in de regio en dus structureel bijdragen aan de werkgelegenheid in Zeeland.

Voor de bouw en exploitatie van de Marinierskazerne is Europese aanbesteding vereist. De aanbestedingsregels laten geen discriminatie op nationaliteit toe en dus ook geen eisen op het gebied van regionale werkgelegenheid. Wel zal krachtens rijksbeleid worden geëist dat leveranciers een nader te bepalen percentage mensen in dienst nemen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Dit kan positief zijn voor de regionale werkgelegenheid.

Vragen over verplaatsing naar Vlissingen

Voor de verplaatsing van het Mariniers Opleidingscentrum (MOC) van Rotterdam naar Vlissingen zou ten opzichte van de eerdere planning een extra investering nodig zijn die geraamd wordt op € 130 miljoen. Die is als volgt opgebouwd (bedragen in miljoenen euro’s):

Omschrijving posten

Bedrag (M€)

Nieuwbouw Vlissingen t.b.v. MOC:

   

– Legering algemeen

8,2

 

– Legering 880 cursisten

25,3

 

– Kantooraccommodatie met kasten

12,8

 

– Keuken, eetzaal, verblijven

11,6

 

– Ziekenboeg

2,9

 

– Lesgebouw

8,5

 

– Sportfaciliteiten

7,5

 

– Schietcentrum

4,0

 

– Opslag, overslag, stalling, onderhoud

18,0

 

– Kazernefaciliteiten

3,0

 

Subtotaal nieuwbouw Vlissingen

 

101,8

Verhuis- en inrichtingskosten (15%)

 

15,3

Nieuwbouw t.b.v. Marinierskapel

 

4,6

DVD honorarium (12,2% van nieuwbouw)

 

13,0

Verplaatsing NAFIN

 

1,5

Verkoopopbrengst VGKAZ

 

-5,5

Totaal investeringen

 

130,7

Tegenover deze extra investering staan besparingen door de co-locatie van twee grote marinierseenheden, waaronder een besparing van 50 vte’n in de personele exploitatie. Deze bestaat uit 39 vte’n bij het CZSK (Facilitair Steunpunt Van Ghentkazerne) en 11 vte’n bij het CDC (Facilitair Bedrijf Defensie).

In de business case die is opgesteld voor de Van Ghentkazerne is in de optie «blijven in Rotterdam» ook de extra personele exploitatielast ten gevolge van het vervallen van deze besparingsmogelijkheid verwerkt. Zoals ik in mijn brief van 5 maart jl. hebt gesteld (Kamerstuk 33 763, nr. 37), wordt de oorspronkelijk met de sluiting van de Van Ghentkazerne beoogde besparing van € 5,3 miljoen op de exploitatie nu bereikt door de bijdragen van de gemeente Rotterdam en het Ministerie van Veiligheid en Justitie en deels door het vervallen van investeringen die nu niet nodig zijn voor de herhuisvesting van het MOC.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven