De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In de alfabetische rangschikking van artikel 1.1, eerste lid, wordt een begripsbepaling
ingevoegd, luidende:
Toelichting
De indiener constateert dat in de Nederlandse praktijk bij de toetsing van projecten
en plannen volgens artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn (artikel 19d van
de huidige Natuurbeschermingswet) alle Natura 2000 habitats en soorten die in een
Natura 2000 gebied (niet verwaarloosbaar) voorkomen en waarvoor instandhoudingsdoelstellingen
zijn opgesteld tot de natuurlijke kenmerken van een gebied gerekend worden. Dat betekent
dat in de praktijk weinig verschil in gewicht gemaakt wordt tussen enerzijds de habitats
en soorten in een bepaald gebied die ervoor zorgden dat dit gebied geselecteerd en
aangewezen werd als Natura 2000 gebied en anderzijds de Natura 2000 habitats en soorten
die ook (niet verwaarloosbaar) in een gebied voorkomen, maar waarbij het relatieve
belang veel kleiner is. Dat betekent voor bijvoorbeeld Natura 2000 gebied Oosterschelde
dat niet alleen habitattypes die over een oppervlakte van honderden of duizenden hectaren
voorkomen (H1160, H1310A, H1330A, H1330B) als natuurlijke kenmerken gerekend worden,
maar ook het voorkomen van het habitattype veenmosrietland met een oppervlakte van
slechts 0,17 hectare. Dat betekent dat het voor de toetsing van projecten of plannen
die zorgen voor extra depositie in dit opzicht niet veel uitmaakt of zij nabij het
veenmosrietland in het Oosterschelde gebied (0,17 ha) gelegen zijn of nabij bijvoorbeeld
het veenmosrietland in Natura 2000 gebied Nieuwkoopse plassen (192 ha).
De indiener is van mening dat het voorgaande geen recht doet aan de wijze waarop het
begrip «natuurlijke kenmerken» volgens Europese jurisprudentie geïnterpreteerd moet
worden. De indiener verwijst hiervoor naar onder meer het Sweetman-arrest (C-258/11)
van het Europese Hof van Justitie. In deze zaak lag onder meer de (prejudiciële) vraag
voor wanneer sprake is van aantasting van de natuurlijke kenmerken van een gebied.
Het arrest wijst erop dat het bij natuurlijke kenmerken van een gebied gaat om de
bepalende kenmerken van het betrokken gebied die verband houden met de aanwezigheid
van habitats en soorten waarvan het doel van instandhouding ervan ertoe heeft geleid
dat dit gebied op de lijst van gebieden van communautair belang is opgenomen. Daarmee
geeft het arrest aan dat het bij de natuurlijke kenmerken niet gaat om alle Natura
2000 habitats en soorten die in een gebied (niet verwaarloosbaar) aanwezig zijn en
waarvoor (in de Nederlandse situatie) instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld.
De indiener merkt in dit verband op dat Nederland ook instandhoudingsdoelstellingen
heeft vastgesteld voor habitats en soorten waarvan het doel van instandhouding er
niet toe heeft geleid dat het betreffende gebied op de lijst van gebieden van communautair
belang is opgenomen. Niet alle habitats en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen
zijn vastgesteld behoren dus tot de natuurlijke kenmerken van een gebied.
De indiener wil in het verlengde hiervan wijzen op het aanwijzingsbesluit voor het
Natura 2000 gebied Oosterschelde. In de toelichting op dit besluit wordt aangegeven
dat de habitattypen H1160, H1310A, H1330A en H1330B die in dit gebied over een grote
oppervlakte voorkomen en relatief van substantieel belang zijn, de habitattypen zijn
waarvoor het gebied aan de selectiecriteria voldoet. Daarbij is al rekening gehouden
met de extra gebieden die voor verschillende habitattypen nodig waren voor een betere
landelijke dekking en spreiding. Het habitattype veenmosrietland (H7140B) wordt, gelet
op het zeer kleine oppervlak en het lage relatieve belang, niet genoemd. Het doel
van instandhouding van dit habitattype in dit gebied was kennelijk niet de reden dat
dit gebied op de lijst van gebieden van communautair belang opgenomen is. Het voorkomen
van dit habitattype kan derhalve niet tot de natuurlijke kenmerken van het Natura
2000 gebied Oosterschelde gerekend worden.
Om de onduidelijkheid die er kennelijk is over de wijze waarop het begrip natuurlijke
kenmerken geïnterpreteerd moet worden, stelt de indiener voor om een definiëring ervan
op te nemen in het wetsvoorstel. De gekozen begripsbepaling sluit aan op de wijze
waarop in de Europese jurisprudentie het begrip natuurlijke kenmerken uitgelegd wordt.
Dijkgraaf