33 348 Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming)

Nr. 115 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID THIEME TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 103

Ontvangen 25 juni 2015

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Na artikel 3.31 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.31a

Het is verboden:

  • a. op grond van een ontheffing of vrijstelling als bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste, onderscheidenlijk tweede, of derde lid, en met artikel 3.14, tweede en derde lid, of

  • b. bij de uitvoering van een opdracht als bedoeld in artikel 3.16, eerste lid;

voor het vangen of doden van vogels als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, en vogels en dieren van soorten als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, of 3.10, eerste lid, door gebruik te maken van lokeenden of lokduiven.

II

In artikel 10.13, onderdeel B, onder 2, wordt na «3.22, eerste, tweede en vierde lid,» ingevoegd: 3.31a,.

Toelichting

Met dit amendement wordt het gebruik van levende dieren als lokmiddel niet langer toegestaan. In het huidige wetsvoorstel mogen lokeenden of lokduiven die niet blind of verminkt zijn worden ingezet.

Het ligt niet in de rede om dieren die schade of overlast veroorzaken, te lokken.

Daarnaast is het moeilijk te controleren of de lokvogels tamme dieren dan wel uit het wild gehaalde dieren zijn. Ook de controle op de wijze waarop de lokdieren worden gehouden en verzorgd is gecompliceerd. De lokvogels worden vastgebonden of in een kooitje geplaatst ten behoeven van het afschot. Dit tast het dierenwelzijn aan. Indiener is van mening dat omwille van een effectief beleid ter voorkoming van schade en overlast, het dierenwelzijn en de handhaafbaarheid van de wet, het ongewenst is dat levende dieren worden ingezet als lokmiddel bij het plegen van afschot.

Thieme

Naar boven