33 348 Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming)

Nr. 110 GEWIJZIGD SUBAMENDEMENT VAN HET LID DIK-FABER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 84

Ontvangen 25 juni 2015

De ondergetekende stelt het volgende subamendement voor:

In onderdeel II van het gewijzigd amendement van de leden Rudmer Heerema en Leenders (stuk nr. 107) wordt aan het in het eerste onderdeel opgenomen eerste lid een volzin toegevoegd, luidende: In het faunabeheerplan wordt opgenomen dat het doden van dieren slechts geschiedt indien daar een reële noodzaak voor bestaat; het plan bevat een nadere toelichting van wat onder die noodzaak wordt verstaan.

Toelichting

De jacht is van oudsher een private aangelegenheid, waarbij de jachthouder gerechtigd is om op eigen grond dieren te bemachtigen. Hier gaat echter de suggestie van uit dat dieren in het wild eigendom zijn van de mens en alleen van nut zijn in hun relatie tot de mens. Ook dieren hebben echter een intrinsieke waarde. Indiener is van mening dat het doden van dieren altijd een reële noodzaak moet hebben en dat vooraf duidelijk moet zijn vanuit welk doel het doden van dieren plaatsvindt. Te allen tijde dient er sprake te zijn van planmatig beheer op basis van (globale) tellingen vooraf en verantwoording van afschot achteraf. Hierbij ziet indiener jacht met als doel het handhaven van een redelijke wildstand in het jachtveld van de jachthouder (voorgesteld artikel 3.18, derde lid) als ondersteunend aan een goed populatiebeheer en de bestrijding van schade veroorzakende dieren. Proactief populatiebeheer kan in die zin ook een reële noodzaak hebben om te voorkomen dat te grote populaties ontstaan. Met dit amendement wordt artikel 3.12, eerste lid, uitgebreid, waardoor het stelt dat het doden van dieren altijd een reële noodzaak moet hebben, wat moet blijken uit het faunabeheerplan.

Dik-Faber

Naar boven