33 340 Evaluatie Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 6 oktober 2015

De vaste commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Wonen en Rijksdienst over de brief van 22 juni 2015 inzake het besluit op aanvraag van de gemeente Capelle aan den IJssel voor gebiedsaanwijzing Operabuurt, Gebouwenbuurt, de Hoeken en de Hovenbuurt in het kader van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) (Kamerstuk 33 340, nr. 5).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 1 oktober 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Geurts

De griffier van de commissie, Van den Leeden

Vraag 1

Zijn er naast de gemeenten Rotterdam, Nijmegen en Capelle aan den IJssel nog andere gemeenten die een aanvraag hebben gedaan in het kader van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp)? Welke zijn goedgekeurd, welke zijn afgekeurd en met welke redenen?

Antwoord 1

Er zijn op dit moment geen andere gemeenten die een aanvraag hebben gedaan op grond van de Wbmgp. Van elk besluit tot aanwijzing van een gebied op basis van de Wbmgp wordt een afschrift gezonden aan de Eerste en Tweede Kamer.

Vraag 2

Wat zijn de ervaringen in Nijmegen met de maatregelen in het kader van de Wbmgp?

Antwoord 2

De gemeente Nijmegen is positief over de toepassing van deze maatregel.

Vraag 3

Wordt er ergens in het land gebruikt gemaakt van de optie om de ozb-heffing te verlagen, of is daar geen animo voor? Zo ja, in welke gemeenten? Zo nee, waarom wordt deze maatregel niet geschrapt in de wet als deze toch niet wordt gebruikt?

Antwoord 3

Ondanks dat nu nog geen enkele gemeente gebruik heeft gemaakt van de optie om de ozb-heffing te verlagen blijkt uit de evaluatie Wbmgp1 dat zij overwegen om in de toekomst de maatregel te willen toepassen. Omdat deze maatregel ook vereenvoudigd is sinds het van kracht worden van de Wet tot wijziging van de Wbmgp en de Huisvestingswet naar aanleiding van de evaluatie van de Wbmgp (Wet uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek)2, is het nu niet gewenst deze mogelijkheid aan gemeenten te ontnemen. Het is wel onderdeel van de vijfjaarlijkse evaluatie.

Vraag 4

Hoeveel panden zijn particulier bezit en hoeveel panden, die geen woning betreffen, zijn er in buurten in de gemeente Capelle aan den IJssel waar de Wbmgp van kracht wordt?

Antwoord 4

In Capelle aan den IJssel zijn alleen woningen die in bezit zijn van de woningbouwcorporatie Havensteder aangewezen. Dit zijn 1.902 sociale huurwoningen in de Operabuurt, Gebouwenbuurt, de Hovenbuurt en de Hoeken. Huurwoningen in de vrije sector en koopwoningen in die buurten zijn niet aangewezen. In de aangewezen buurt de Hoeken bevindt zich een klein winkelcentrum en een garagebedrijf.

Vraag 5

Op welke wijze maakt de gemeente Capelle aan den IJssel gebruik van of is voornemens gebruik te maken van artikel 8, ingevolge waarvan mensen kunnen worden uitgesloten van de woningmarkt in het gebied op basis van inkomen? Hoe verhoudt zich dit tot de intentie, zoals gesteld in de memorie van toelichting, dat het niet zozeer gaat over de hoogte van het inkomen, maar de economische zelfstandigheid van een huurder?

Antwoord 5

Bij de uitwerking van de uitvoering van de Wbmgp wordt er door de gemeente en Havensteder rekening mee gehouden dat er geen personen worden uitgesloten van de woningmarkt. De gemeente Capelle aan den IJssel heeft als uitgangspunt dat de toepassing van de Wbmgp een bijdrage levert aan een actieprogramma om de leefbaarheid te verbeteren. Daarom zijn zij in overleg met de woningcorporatie Havensteder en de huurdersvertegenwoordiging, in welke aangewezen complexen, straten en gebieden artikel 8 of 9 wordt toegepast.

Vraag 6

Welke gevolgen zullen passend toewijzen en de huursombenadering hebben op de buurten die reeds vallen onder de Wbmgp en welke gevolgen worden verwacht bij het gebruik maken van Wbmgp in de toekomst? Graag een toelichting.

Antwoord 6

Passend toewijzen en de huursombenadering zijn maatregelen die landelijk worden ingevoerd en toegepast. De huursombenadering heeft betrekking op de wijze waarop de huren jaarlijks worden verhoogd. Dat heeft geen invloed op de maatregelen uit de Wbmgp. Passend toewijzen verplicht corporaties om huishoudens met een inkomen dat recht geeft op huurtoeslag een woning toe te wijzen met een huur onder de aftoppingsgrens. Die verplichting geldt ook voor corporaties die actief zijn in gebieden die vallen onder de Wbmgp. Het effect van passend toewijzen in deze wijken kan zijn dat het aantal gegadigden voor een woning met een huur onder de aftoppingsgrens verder afneemt.

Vraag 7

Welke ervaringen zijn er met het omzeilen van de Wbmgp? Wat is er bekend over valse werkgeversverklaringen en hoe wordt voorkomen dat de wet omzeild of gemanipuleerd kan worden?

Antwoord 7

Vanuit de gemeenten die nu de Wbmgp toepassen zijn bij mij nog geen signalen binnengekomen dat valse werkgeversverklaringen worden gebruikt om de Wbmgp te omzeilen. Op grond van artikel 18, eerste lid, onderdeel a, van de Huisvestingswet 2014 kan het college van burgemeester en wethouders een huisvestingsvergunning intrekken indien die vergunning verleend is op grond van door de houder ervan verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Vraag 8

Wat is de gemiddelde waardedaling van koopwoningen in een wijk waar de Wbmgp van kracht is?

Antwoord 8

De waarde van een koopwoning is van vele factoren afhankelijk zoals het bouwjaar, de technische staat van de woning en het voorzieningenniveau in de buurt van de woning. De mogelijke invloed op de waarde van een koopwoning in een wijk waar de Wbmgp van kracht is niet onderzocht als aparte factor.

Vraag 9

Hoeveel mensen met wachttijd in de regio Rijnmond komen nu niet in aanmerking voor vestiging in de betreffende Wbmgp wijken in de gemeenten Capelle aan den IJssel en Rotterdam? Neemt dit aantal wachtenden toe? Zo ja, met hoeveel?

Vraag 31

Hoe hoog zijn de wachtlijsten voor sociale huurwoningen in de gemeenten Capelle aan den IJssel, Rotterdam en de regio Rotterdam?

Antwoord 9 en 31

Corporaties houden over het algemeen geen registratie bij van wachtlijsten. Er is ook geen landelijke registratie van wachtlijsten. Ik kan dus geen cijfermatige onderbouwing geven op de vraag of de wachtlijsten toenemen. Tevens is bekend dat wachtlijsten niet goed inzicht geven in de slaagkansen van woningzoekenden in een bepaalde regio.

Vraag 10

Kunt u aangeven hoeveel woningen er elders in de regio Rijnmond nu beschikbaar blijven voor de groepen die zich niet meer mogen vestigen in de betreffende wijken in de gemeenten Capelle aan den IJssel en Rotterdam?

Antwoord 10

De aangewezen gebieden in Rotterdam en Capelle aan den IJssel vormen 10% van de sociale huurwoningenvoorraad binnen de totale regio Rotterdam Rijnmond. Voor 90% van de sociale huurwoningen gelden de maatregelen van de Wbmgp niet en zijn dus beschikbaar voor deze groep.

Vraag 11

Leidt deze maatregel tot langere wachttijden elders? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 11

Uit recent onderzoek van het onderzoeksbureau RIGO in opdracht van de Stadsregio Rotterdam blijkt dat bestaande wachttijden voor woningzoekenden zeer sterk variëren tussen de verschillende (delen van) gemeenten in de Stadsregio en tussen de verschillende woningtypen. Zo varieerde de gemiddelde wachttijd voor een 3-kamer appartement in de periode 2010–2014 van 0,3 tot 3,2 jaar in de verschillende gemeenten in de stadsregio. Voor een 4-kamer eengezinswoning varieerde de gemiddelde wachttijd tussen 0,8 en 7,0 jaar.3 Gelet op deze variatie in wachttijden, is de kans op het vinden van een sociale huurwoning sterk afhankelijk van het zoekgebied van de woningzoekende. Er zijn geen signalen bekend dat door het aanwijzen van bepaalde gebieden in de Stadsregio Rotterdam de wachttijden zijn toegenomen of woningzoekenden die niet in aanmerking komen voor huisvesting in die gebieden minder mogelijkheden hebben om zich te vestigen in de Stadsregio Rotterdam.

Vraag 12

Welke maatregelen neemt de gemeente Capelle aan den IJssel om de sociale problematiek in de betreffende wijken te verbeteren? Heeft de gemeente Capelle aan den IJssel de afgelopen vijf jaren bezuinigd op potentiële maatregelen die het leefklimaat, de werkloosheid, de schooluitval en de sociale structuur in die wijken konden verbeteren? Zo ja, kunt u dit specificeren?

Vraag 13

Kunt u aangeven en specificeren welke inspanningen de gemeente Capelle aan de IJssel heeft verricht om het leefklimaat, de werkeloosheid, de schooluitval en de sociale structuur in die wijken te verbeteren?

Antwoord 12 en 13

In de afgelopen jaren zijn tal van maatregelen genomen, zoals in de onderbouwing van de aanvraag is gemeld. Van de toepassing van de maatregelen uit de Wbmgp wordt een ondersteunende werking van dit beleid verwacht. De gemeente Capelle aan den IJssel heeft van 2010 tot 2014 een programma uitgevoerd onder de naam «Buurten met Uitzicht» om de leefbaarheid te bevorderen. Vrijwel alle onderdelen van dit programma zijn inmiddels in de reguliere werkzaamheden en begroting overgenomen. Dankzij dit programma is een solide basis ontstaan, waarop bewoners, professionals, Havensteder en de gemeente de komende jaren verder kunnen bouwen. Voor de aangewezen buurten worden deze activiteiten in de komende jaren voortgezet onder de naam «Bewoners Plus» en «Stuurwiel Schollevaar Oost».

Daarnaast zijn de vervolgactiviteiten met betrekking tot het verbeteren van de leefbaarheid opgenomen in het leefbaarheidsprogramma «Buurten en Bewoners Plus!» en het wijkactieplan Hoven, Wiekslag en de Hoeken»». Daarnaast zijn deze programma’s aangevuld met acties van de afdeling Stadsontwikkeling en Stadsbeheer.

Verder is gestart met een Veiligheidsaanpak Schollevaar Oost onder leiding van de Stadsmarinier. In het sociale domein functioneert een ErOpAf team dat door gericht huisbezoek tijdig signalen verzamelt om in actie te komen bij werkloosheid, schooluitval, woonoverlast, huiselijk geweld, schuldenproblematiek en opvoedings- en relatieproblematiek.

Vraag 14

Is er voor andere wijken in de regio Rijnmond een aanvraag ingediend, of een aanvraag in voorbereiding? Zo ja, welke?

Antwoord 14

Op dit moment heb ik geen aanvraag in behandeling en ben ik niet op de hoogte van aanvragen die in de nabije toekomst worden ingediend.

Vraag 15

Wie draagt de kosten van extra (administratieve) handelingen in het verhuurproces?

Antwoord 15

Als er sprake is van extra administratieve handelingen in het verhuurproces, dan zullen die voor rekening van de verhuurder komen.

Vraag 16

Wat is de mening van huurdersorganisaties en/of bewonerscommissies over het instellen van maatregelen in het kader van de Rotterdamwet?

Antwoord 16

De gemeente Capelle aan den IJssel is in overleg met de woningcorporatie Havensteder en de huurdersvertegenwoordiging, in welke aangewezen complexen, straten en gebieden artikel 8 of 9 zal worden uitgevoerd.

Vraag 17

Wat heeft de gemeente Capelle aan den IJssel gedaan om te voorkomen dat een aanvraag in het kader van de Wbmgp nodig werd geacht? En welke doelen zijn hierbij wel of niet gerealiseerd?

Antwoord 17

Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 12 en 13 is dankzij het leefbaarheidsprogramma Buurten met Uitzicht een solide basis ontstaan, waarop bewoners, professionals, Havensteder en de gemeente de komende jaren verder kunnen bouwen aan het verbeteren van de leefbaarheid. In dit programma zijn drie prioriteiten gesteld: «werk, meedoen en armoedebestrijding», «opgroeien, opvoeding en scholing» en «wonen en voorzieningen». Hiervoor is met 35 verschillende interventies ingezet op de «hefbomen» in de wijk die het verschil maken voor leefbaarheid en veiligheid in de wijk èn als een vliegwiel hebben gewerkt.

Vraag 18

Hoe is het mogelijk dat uit de Buurtindex van de gemeente Capelle aan den IJssel blijkt dat sommige buurten zich al 10 jaar nauwelijks positief ontwikkelen, welke mogelijkheden heeft de gemeente gehad en welke zijn benut om de trend te keren?

Antwoord 18

De Buurtindex is het resultaat van een aantal dimensies waarop gemeten wordt. Op basis van de ontwikkeling van de eindscore is er bij vrijwel alle buurten sprake van een verbetering van de score, waaruit de onderliggende meetwaardes duidelijk wordt welke dimensies tot verbetering of verslechtering leiden. Voor de mogelijkheden die de gemeente heeft benut om de trend te keren wordt terugverwezen naar het antwoord op vraag 12 en 13.

Vraag 19

Op basis van welke sociaaleconomische aspecten zijn voorrangscriteria in het kader van artikel 9 uit de Wbmgp gesteld waarbij mensen voorrang krijgen bij het huren van een huis dan wel worden uitgesloten? Op welke wijze verschilt dit per complex en in hoeverre is dat een «aparte aanpak»?

Antwoord 19

Artikel 9 van de Wbmgp geeft gemeenten de mogelijkheid om in de huisvestingsverordening te regelen dat er voorrang wordt verleend aan woningzoekende huurders met bepaalde «sociaaleconomische kenmerken» in aangewezen gebieden (wijken, straten, complexen) en sluit geen woningzoekenden uit. Wat betreft de kenmerken kan gedacht worden aan de samenstelling van het huishouden, de leeftijd en het opleidingsniveau van de woningzoekende. De gemeente Capelle aan den IJssel werkt de invulling van artikel 9 nog uit.

Vraag 20

Kan aangetoond worden dat de Wbmgp in de afgelopen jaren voldoende eenduidige positieve effecten op de leefbaarheid in wijken heeft gehad? Waarop is de gedachte gestoeld dat dat nu positieve effecten zal hebben?

Antwoord 20

Op verzoek van de Eerste Kamer wordt momenteel een onafhankelijke wetenschappelijke evaluatie uitgevoerd over het effect van de Wbmgp. Zodra dit onderzoek is afgerond zal ik de Eerste en Tweede Kamer hierover informeren. Dat zal nog dit jaar plaatsvinden.

Vraag 21

Waarom baseert u uw oordeel dat de geschiktheid van de maatregelen om gebruik te maken van de Wbmgp «voldoende aannemelijk is gemaakt» enkel op de hoeveelheid bijstandsgerechtigden?

Antwoord 21

De leefbaarheid wordt bepaald door de fysieke kwaliteit, de sociale kwaliteit, de sociale kenmerken en de veiligheid van de omgeving. De maatregelen bedoeld in artikel 8 en 9 van de Wbmgp, focussen op sociale kenmerken. Artikel 8 beoogt via regulering van het aanbod aan woonruimte in bepaalde wijken op de bestaande segregatie van inkomens over de stad tegen te gaan en aldus het leefklimaat voor de bewoners in die wijken te verbeteren. Door inperking van de instroom van nieuwe bewoners in een sociaaleconomisch zwakke positie wordt een «adempauze» tot stand gebracht, zodat een bepaalde wijk rust en tijd wordt geboden en de gemeente met de huidige bewoners daadwerkelijk tot resultaten kan komen.4 Artikel 9 is ook gericht op het reguleren van de toegang tot de woningmarkt in bepaalde aangewezen wijken en biedt de mogelijkheid om voorrang te geven aan woningzoekenden die voldoen aan bepaalde sociaaleconomische kenmerken. Aangezien artikel 8 van de Wbmgp tot doel heeft het aandeel van het aantal bijstandsgerechtigden in een wijk te verminderen, zal een gemeente dus in eerste instantie voldoende aannemelijk moeten maken dat er in het aan te wijzen gebied een hoger percentage van bijstandsgerechtigden woonachtig is dan in andere buurten of wijken van de gemeente.

Vraag 22

Hoe wordt economische zelfstandigheid om te voorzien in eigen levensonderhoud, wat belangrijker wordt geacht dan de hoogte van het inkomen blijkens de memorie van toelichting, gemeten? Hoe wordt dit gemeten in de gemeenten Capelle aan den IJssel, Nijmegen en Rotterdam?

Antwoord 22

Tijdens de parlementaire behandeling van de Wbmgp is uitvoerig hierover gediscussieerd. De toenmalige Minister heeft destijds in de Eerste Kamer hierover gezegd dat de voorwaarde in het wetsvoorstel dat de woningzoekende zelfstandig in zijn levensonderhoud kan voorzien, betekent dat het inkomen van de woningzoekende uit arbeid in beginsel gelijk moet zijn aan de bijstandnorm voor deze woningzoekende5. Dit is ook begrijpelijk aangezien de bijstandnorm in Nederland geldt als minimum om te kunnen voorzien in levensonderhoud. De gemeenten Rotterdam en Nijmegen passen deze norm daarom toe. Ook de gemeente Capelle aan den IJssel is aan die norm gehouden.

Vraag 23

Hoe verhoudt zich het enkel kijken naar de hoeveelheid bijstandsgerechtigden bij de beoordeling van de geschiktheid van het middel tot de economische zelfstandigheid van een woningzoekende?

Antwoord 23

Bij het onderbouwen van de aanvraag tot aanwijzing van de gebieden wordt gekeken naar tal van indicatoren die de cumulatie van problemen in die gebieden aangeven. De maatregel heeft tot doel om de instroom van economisch zelfstandige woningzoekenden in de aangewezen gebieden te bevorderen. Aangezien artikel 8 van de Wbmgp tot doel heeft het aandeel bijstandsgerechtigden in een wijk te verminderen, zal een gemeente dus in eerste instantie voldoende aannemelijk moeten maken dat er in het aan te wijzen gebied een hoger percentage van bijstandsgerechtigden woonachtig is dan in andere buurten of wijken van de gemeente.

Vraag 24

Havensteder is mede verantwoordelijk voor de aanpak van woonoverlast, maar vindt de Wbmgp overbodig en stigmatiserend omdat het mensen uitsluit van delen van de woningmarkt. Hoe is uitvoering door de gemeente gegarandeerd nu Havensteder zich zo opstelt?

Antwoord 24

Havensteder zal loyaal medewerking verlenen aan de uitvoering van de maatregel en denkt samen met de gemeente na over invulling van de criteria voor toepassing van de Wbmgp. De gemeente Capelle aan den IJssel is in overleg met de woningcorporatie Havensteder en de huurdersvertegenwoordiging, in welke aangewezen complexen, straten en gebieden artikel 8 of 9 van de Wbmgp zal worden uitgevoerd.

Overigens, ter beperking van woonoverlast is een wetsvoorstel in voorbereiding tot wijziging van de Wbmgp in verband met overlastgevend en crimineel gedrag die zo spoedig mogelijk naar de Tweede Kamer wordt gezonden. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk om in door de Minister op verzoek van de gemeenteraad aangewezen complexen, straten of gebieden selectieve woningtoewijzing toe te passen ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag. Gebieden die nu zijn aangewezen voor artikel 8 en 9 zijn in de toekomst niet automatisch aangewezen voor toepassing van de screeningsmaatregel.

Vraag 25

Havensteder vindt dat de wet impliciet uit gaat van de vooronderstelling dat grootstedelijke problematiek en leefbaarheidsproblemen samenhangen met het niet hebben van een inkomen uit arbeid of een teveel aan bewoners zonder inkomen uit arbeid. Deelt u deze gedachte? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 25

Het niet hebben van een inkomen uit arbeid is niet hetzelfde als een teveel aan bewoners zonder inkomen uit arbeid. Er is geen lineair verband tussen de leefbaarheid in een gebied en het niet hebben van een inkomen uit arbeid. Echter, een teveel aan bewoners zonder inkomen uit arbeid kan wel degelijk van invloed zijn op de leefbaarheid. Het hebben van werk brengt namelijk routine en structuur met zich mee van ’s ochtends vroeg opstaan en ’s avonds op tijd naar bed. De kinderen krijgen die routine en structuur mee. De leefbaarheid van de wijk en scholen zijn daarbij geholpen en dit ondersteunt ook de hulpverleners bij hun werk.

Vraag 26

Is overwogen om woonoverlast te voorkomen door het vooraf voeren van intakegesprekken met woningzoekenden, zoals bij het experiment «toewijzing op basis van leefstijlen» dat door Havensteder in Vreewijk is uitgevoerd?

Antwoord 26

De maatregelen uit de Wbmgp zijn niet primair gericht op de aanpak van woonoverlast. Zie ook het antwoord op vraag 24. Ik ben verheugd over het feit dat Havensteder actief beleid voert voor de aanpak van woonoverlast, waarbij rekening moet worden gehouden met de bestaande wet- en regelgeving.

Vraag 27

Hoe kan de problematiek van een gemeente met 66.000 inwoners betiteld worden als «grootstedelijk»?

Antwoord 27

De Wbmgp is niet uitsluitend bedoeld voor de «grote» steden, maar richt zich op de aanpak van een opeenstapeling van ernstige leefbaarheidsproblemen. Meestal zijn deze problemen het eerst zichtbaar in de grotere gemeenten waar een sterke bevolkingsconcentratie aanwezig is. Maar ook in andere gemeenten komen dit soort problemen meer en meer voor in bepaalde buurten of wijken. Zeker in gemeenten zoals Capelle aan den IJssel die deel uitmaken van een stedelijke agglomeratie kunnen zich dit soort leefbaarheidsproblemen manifesteren.

Vraag 28

In hoeverre heeft instellen van de Wbmgp in de gemeente Rotterdam geleid tot een waterbedeffect waardoor de gemeente Capelle aan den IJssel overlast ervaart en wat heeft u gedaan om dit te voorkomen?

Antwoord 28

De vraag of toepassing van de Wbmgp tot een waterbedeffect heeft geleid, maakt deel uit van de onafhankelijke wetenschappelijke evaluatie die op dit moment wordt uitgevoerd. Ik informeer Uw Kamer en de Eerste Kamer daar nog dit jaar over.

Vraag 29

Hoe hoog mag het percentage sociale huurwoningen zijn, dat onder de Wbmgp valt, aangezien u 10% voor de gehele regio proportioneel vindt? Wanneer is het percentage volgens u niet langer proportioneel?

Antwoord 29

Bij elke aanvraag van de gemeenteraad voor toepassing van de Wbmgp aan mij kan ik advies vragen aan de gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland over de mogelijkheden voor woningzoekenden aan wie als gevolg van de aanwijzing geen huisvestingsvergunning kan worden verleend, om binnen de regio passende huisvesting te vinden. Op basis hiervan wordt per aanvraag bekeken of het percentage aangewezen sociale huurwoningen dat onder de Wbmgp valt proportioneel is.

Vraag 30

Waarop baseren u en de provincie Zuid-Holland het oordeel dat mensen die worden afgewezen voor een huurwoning voldoende mogelijkheden hebben om passende woonruimte te vinden gezien de wachtlijsten? Wat wordt bedoeld met «passend» en binnen welke termijn wordt andere woonruimte gevonden?

Antwoord 30

De aangewezen gebieden in Capelle aan den IJssel en Rotterdam vormen 10% van de sociale huurwoningen in de totale regio. Op basis hiervan wordt de conclusie getrokken door de Provincie Zuid-Holland dat er in totale woningmarktregio Rotterdam Rijnmond er een voldoende aantal passende sociale huurwoningen is. Wel uit de Provincie Zuid-Holland zorg over de toekomstige omvang en beschikbaarheid van sociale huurwoningen onder de aftoppingsgrens. Zoals eerder aangegeven bij antwoord op vraag 9 houden corporaties over het algemeen geen registratie bij van wachtlijsten. Als mij signalen bereiken dat er onvoldoende passende woonruimte is in de regio, dan kan ik de aanwijzing(en) intrekken.


X Noot
1

Kamerstuk 33 340, nr. 1.

X Noot
2

Kamerstuk 33 797.

X Noot
3

Schaarste in de Regio Rotterdam, Bouwstenen bij de nieuwe huisvestingsverordening, Rigo, 14 januari 2015.

X Noot
4

Kamerstuk 30 091, nr. 3, p. 12

X Noot
5

Handelingen I 2005/06, 30 091, nr. 13, blz 668–679

Naar boven