33 333 Werkbezoek van een delegatie uit de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan Auschwitz en Birkenau (Polen)

Nr. 1 VERSLAG VAN EEN WERKBEZOEK

Vastgesteld 10 juli 2012

Een delegatie uit de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft van 8 tot en met 11 mei 2012 een werkbezoek gebracht aan de voormalige concentratiekampen Auschwitz I en Auschwitz II-Birkenau in Polen om zich te oriënteren op het beleid voor oorlogsgetroffenen. Doelstellingen van het beleid in ons land zijn het in stand houden van een kwalitatief goed en doelmatig stelsel van (im)materiële hulpverlening aan oorlogsgetroffenen uit de Tweede Wereldoorlog in een situatie van afnemende vraag. Daarnaast staat voorop dat de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend blijft en dat veel mensen, waaronder jeugdigen, zich bewust zijn van de betekenis van de Tweede Wereldoorlog, mede in relatie tot grondrechten, democratie, (internationale) rechtsstaat en vrijheid.

De delegatie bestond uit de leden Smeets (PvdA, voorzitter van de commissie en delegatieleider), Lodders (VVD), Bruins Slot (CDA), Van Gerven (SP), Dijkstra (D66) en Voortman (GroenLinks). De delegatie werd begeleid door de adjunct-griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Clemens.

Het programma is in nauwe samenwerking met het Nederlands Auschwitz Comité georganiseerd en in overleg met de Nederlandse ambassade in Warschau opgesteld. De delegatie wenst haar erkentelijkheid uit te spreken aan H.M. Ambassadeur te Warschau, de heer dr. P.M. Kurpershoek en zijn staf, in het bijzonder de heer K. Weyher, assistent van de politieke afdeling, voor de geleverde inspanningen voor en tijdens het werkbezoek. Daarnaast wenst de delegatie een speciaal woord van dank uit te spreken aan het adres van de heer J. Grishaver, voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité, voor de door hem verrichte werkzaamheden voor en tijdens het werkbezoek. Samen met de penningmeester van het comité, de heer R. van den Berg, heeft hij de delegatie tijdens het werkbezoek vergezeld.

De delegatie werd in Polen hartelijk ontvangen en werd in staat gesteld gesprekken te voeren met vertegenwoordigers van de wetenschap, de lokale overheid en de herdenkingsplaatsen. De delegatie dankt alle gesprekspartners die aan het welslagen van het werkbezoek hebben bijgedragen.

Het hiernavolgende verslag bevat een weergave van opgedane indrukken tijdens de bezoeken op locatie en tijdens de gesprekken.

Het programma van het werkbezoek is als bijlage in het verslag opgenomen.

De voorzitter van de delegatie, Smeets

De griffier van de delegatie, Clemens

1. Inleiding

Polen werd op 1 september 1939 aangevallen door nazi-Duitsland en ruim twee weken later door de Sovjet-Unie. Op 5 oktober 1939 capituleerde de laatste Poolse militaire eenheid. Het land werd conform het geheime deel van het Molotov-Ribbentroppact verdeeld, waarbij een groot deel door Duitsland werd geannexeerd. Het middelste deel, met onder andere Warschau en Krakau, werd het zogenaamde Generaal-Gouvernement, met als bewindvoerder gouverneur Hans Frank. Dit gebied was wel door de nazi’s bezet, maar niet geannexeerd. De oostelijke gebieden kwamen onder de heerschappij van de Sovjet-Unie. Het Generaal-Gouvernement werd later aangewezen als het gebied waar de «Endlösung der Judenfrage» zou moeten plaatsvinden, in eerste instantie voor de circa 3,5 miljoen Poolse Joden en daarna voor de Joden uit de rest van Europa. Uiteindelijk zijn bijna zes miljoen Polen tijdens de Tweede Wereldoorlog omgekomen, waaronder ruim drie miljoen Joden.

In april 1940 besloot Heinrich Himmler, Reichsführer-SS en hoofd van de Duitse politie, dat er in het zuiden van Polen een concentratiekamp moest komen. Vanwege overvolle cellen hadden de nazi’s nieuwe plaatsen nodig voor het groeiende aantal Poolse gevangenen. Aan de rand van de plaats Oświęcim werd het kamp op 5 mei 1940 gevestigd op het terrein en in de gebouwen van een oude kazerne. De stad kreeg de Duitse naam «Auschwitz» en het kamp tegelijkertijd de naam «Konzentrationslager Auschwitz». Uiteindelijk bestond KL Auschwitz uit drie hoofdkampen en tientallen subkampen. Allereerst het genoemde Stammlager of basiskamp Auschwitz I. In dit concentratie- en werkkamp zijn naar schatting ongeveer 70 000 mensen omgekomen, vooral Poolse politieke tegenstanders en intellectuelen alsmede Russische krijgsgevangenen. Het deed later ook dienst als administratief centrum van het gehele complex. In 1941 kreeg de kampcommandant Rudolf Höss opdracht van Himmler om een tweede kamp drie kilometer verderop in het plaatsje Brzezinka (Duits: Birkenau) te bouwen als onderdeel van de «Endlösung der Judenfrage». Dit kamp, Auschwitz II of Auschwitz-Birkenau genaamd, werd na evacuatie van de plaatselijke bevolking en de sloop van hun huizen in 1942 officieel geopend. Het kamp was ongeveer 2,5 bij 2 kilometer groot en bood ruimte aan 100 000 gevangenen. Hoofddoel van Auschwitz II-Birkenau was massavernietiging, waarvoor vier gaskamers met bijbehorende crematoria werden aangelegd. Op zeven kilometer afstand van Oświęcim verrees in het voorjaar van 1942 bij de Buna-fabriek van het Duitse chemieconcern IG Farben het werkkamp Monowitz, ook wel Auschwitz III genoemd. De Buna-fabriek, gebouwd door dwangarbeiders uit het Stammlager, was gericht op het produceren van synthetische rubber, maar daar is het door geallieerde bombardementen tijdens de oorlog nooit van gekomen. Medio juli 1942 brak een tyfusepidemie uit in Auschwitz I en Auschwitz II-Birkenau. Om langdurig arbeidsverlies tegen te gaan werd besloten om gevangenen te huisvesten in Auschwitz III-Monowitz. Vanaf eind oktober 1942 was dit hoofdkamp derhalve tevens een concentratiekamp. In de omgeving van dit hoofdkamp waren meer dan veertig subkampen gevestigd, waar dwangarbeid werd verricht in de wapenindustrie, constructie en landbouw.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn nergens zoveel mensen om het leven gekomen als in Auschwitz. Het exacte aantal is echter niet meer te achterhalen. De schattingen lopen uiteen van 800 000 tot vijf miljoen slachtoffers. De meeste onderzoekers onderschrijven de schattingen van de Poolse historicus Franciszek Piper. Volgens Piper zijn er 1,3 miljoen mensen gedeporteerd naar Auschwitz. 1,1 miljoen mensen hebben dit niet overleefd. Onder de slachtoffers waren circa 1 miljoen Joden, 70 000 Polen, 21 000 zigeuners (Roma en Sinti), 15 000 Russische krijgsgevangenen en 10 000 slachtoffers van andere etnische minderheden. Er waren circa 60 000 slachtoffers afkomstig uit Nederland, voor het overgrote deel Joden maar ook circa 215 zigeuners.

Auschwitz is hierdoor wereldwijd symbool geworden voor massavernietiging van burgers, voor de concentratie- en vernietigingskampen van de nazi’s voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog alsmede voor de Holocaust.

2. Het programma

Dinsdag 8 mei 2012

Bijeenkomst met professor Jacek Purchla

Tijdens het door de ambassadeur aan de delegatie aangeboden diner vond een ontmoeting plaats met professor dr. Jacek Purchla. Professor Purchla is vanaf de oprichting in 1991 directeur van het Internationaal Cultureel Centrum in Krakau. Tevens is hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis aan de Jagiellonische Universiteit van Krakau. Deze universiteit, in 1 364 gesticht, is de op één na oudste universiteit van Midden-Europa.

De heer Purchla begon zijn uiteenzetting met het historisch belang van de stad Krakau. Van oudsher is Krakau kosmopolitisch van aard en vooral bekend om zijn monumenten. Zoals het noorden van Polen gericht was op West-Europa, er waren connecties met onder andere Alkmaar en Amsterdam, zo was het zuiden van het land vooral verbonden met Italië. In de 16de eeuw woonden dan ook vele Italianen in Krakau.

Vanaf de 11de eeuw was Krakau de hoofdstad van het koninkrijk Polen. De regering was gevestigd op de Wawelheuvel. Aan de voet van deze heuvel breidde de stad zich in de loop der eeuwen steeds verder uit. Met de stichting van de universiteit nam het belang van Krakau enorm toe. In de 14de en 15de eeuw werden vele gotische kerken en seculiere gebouwen ontworpen die voor een groot deel thans nog te bewonderen zijn. In de 16de eeuw werden tal van prominente gebouwen, zoals de Koninklijke Wawelburcht en de Lakenhal, verbouwd in de nieuwe renaissancestijl. Tegen het einde van de 16de eeuw begon Krakau aan belang in te boeten, in 1 596 werd Warschau de nieuwe hoofdstad. Wel ging de bouw van nieuwe, cultuurhistorisch gezien vooraanstaande gebouwen gewoon door. Tijdens de twee wereldoorlogen vonden geen noemenswaardige verwoestingen in Krakau plaats waardoor de UNESCO het stadscentrum in 1978 op de Werelderfgoedlijst kon plaatsen.

Politiek gezien ontstond aan het eind van de 14de eeuw een personele unie tussen Polen en Litouwen. In de 16de eeuw was deze unie een van de grootste Europese mogendheden. Als gevolg van een aantal delingen van het land kwam Krakau aan het eind van de 18de eeuw onder Oostenrijkse heerschappij te staan. In 1918 herkreeg Polen zijn onafhankelijkheid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het land verdeeld tussen nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie. Na de oorlog stond het land tot 1989 onder de Russische invloedssfeer. Om aan het communisme te ontsnappen waren er volgens de heer Purchla twee mogelijkheden: studeren/doceren aan een universiteit of naar het buitenland vertrekken.

In relatie tot de Tweede Wereldoorlog merkte de heer Purchla op dat de nazi’s in 1940 in de grote steden waren begonnen met het bijeendrijven van de ruim drie miljoen Poolse Joden in overbevolkte getto’s. Het grootste getto bevond zich in Warschau, maar ook in Lódz en Krakau waren grote getto’s. Van daaruit volgden massale deportaties naar de vernietigingskampen. De nazi’s hadden vooral angst voor de situatie in het getto van Warschau waar begin 1943 gedurende enkele maanden een opstand uitbrak. Voor de oorlog telde Krakau 260 000 inwoners waarvan naar schatting 68 000 Joden. Thans telt de stad ruim 750 000 inwoners, waaronder 180 Joden. In tegenstelling tot de orthodoxe signatuur in de rest van Polen waren de Joden in Krakau progressief. Behalve uit Polen zijn er honderdduizenden Joden uit vele Europese landen, vooral Rusland, Hongarije, Roemenië, Tsjechië en Slowakije door de nazi’s naar Polen gedeporteerd en vervolgens in concentratie- en vernietigingskampen omgebracht.

De heer Grishaver bracht in herinnering dat de Verenigde Naties in 2005 27 januari, de dag van de bevrijding van Auschwitz, hebben uitgeroepen tot Holocaust Memorial Day. Hij vroeg waarom Polen niet is overgaan tot nationale herdenking van deze dag. De heer Purchla antwoordde dat een vijfde deel van de bevolking van Polen in de oorlog is omgekomen. Ook het overgrote katholieke deel van de Poolse bevolking heeft zware offers gebracht en vele familieleden verloren. Auschwitz is wel internationaal het symbool van de Jodenvervolging tijdens de oorlog, maar er waren zoveel concentratiekampen in Polen. Men zou wel elke dag de Holocaust kunnen herdenken. Zo gaat er international gezien relatief weinig aandacht uit naar Treblinka waar naar schatting evenveel mensen zijn omgebracht als in Auschwitz. Verder verwees de heer Purchla ook naar de vernietigingskampen Sobibór, Belzec, Chelmno en Majdanek, alsmede naar de getto’s. Op 27 januari wordt wel de bevrijding van Auschwitz herdacht, waarbij dan wordt stilgestaan bij alle slachtoffers die daar zijn omgekomen. Overigens heeft de Poolse overheid zich jarenlang gestoord aan het gebruik van de benaming Pools concentratiekamp of Pools vernietigingskamp. Alsof de Polen de Holocaust zouden hebben veroorzaakt in plaats van de nazi-Duitsers. Na een daartoe strekkend verzoek aan de UNESCO is in 2007 de benaming omgezet in: Auschwitz-Birkenau, Duits Nazi Concentratie-en Vernietigingskamp (1940–1945).

De heer Purchla verwees ook naar geografische ontwikkelingen na afloop van de oorlog. Zo onderging het nazistische Breslau een volledige metamorfose: van de in grootte derde Duitse stad werd het onder de benaming Wroclaw de vierde Poolse stad die thans evenveel inwoners telt, circa 650 000, als in de vooroorlogse tijd.

Op vragen vanuit de delegatie naar de activiteiten van het Internationaal Cultureel Centrum in Krakau antwoordde de heer Purchla dat deze vooral zijn gericht op een multidimensionale benadering van het culturele erfgoed, met name het erfgoed van de Midden-Europese beschaving, de dialoog tussen culturen en samenleving en het in stand houden van historisch belangrijke plaatsen. Ook moderne kunst speelt een rol.

Zijn onderzoeksterreinen behelzen vooral de stedelijke ontwikkeling, de sociale geschiedenis en kunstgeschiedenis van de 19de en 20ste eeuw en de theorie en bescherming van cultureel erfgoed.

Woensdag 9 mei 2012

Bezoek aan de burgemeester van Oświęcim

De delegatie werd door enkele gemeenteambtenaren ontvangen in het op een heuvel gevestigde kasteel van Oświęcim. Voorafgaand aan het bezoek aan de burgemeester vond een rondleiding plaats in het kasteelmuseum. Het huidige kasteelgebouw dateert uit het begin van de 16de eeuw Overigens bevond zich hier al aan het einde van de 12de eeuw een kasteel, waarschijnlijk van hout. Het kasteel is diverse malen door brand verwoest en door overstromingen geteisterd. Opmerkelijk is de hoge verdedigingstoren, die oorspronkelijk los stond van het kasteel. Pas van 1928 tot 1931 is een gebouw neergezet dat de toren met het kasteel verbindt. Tijdens de oorlog zetelde de Duitse bezettingsmacht in het kasteel. In het museum zijn in twee zalen gebruiksvoorwerpen vanuit het joodse en katholieke geloof tentoongesteld. Verder is veel aandacht besteed aan de geschiedenis van de bevolking van Oświęcim via documenten, zegels, munten, kaarten, boeken, foto’s en archeologische vondsten.

Vervolgens werd de delegatie welkom geheten door de (waarnemend) burgemeester van Oświęcim, de heer Janusz Chwierut. De burgemeester stelde het bezoek bijzonder op prijs. Bijna alle delegaties beperken zich namelijk tot het bezoeken van de voormalige concentratie- en vernietigingskampen in deze stad. De heer Chwierut gaf een schets van de geschiedenis van Oświęcim. De stad is aan het einde van de 13de eeuw ontstaan en vanaf 1 315 de hoofdstad van het hertogdom Oświęcim en Zator. Dit hertogdom maakte vanaf 1 327 deel uit van Bohemen en later werd het eigendom van de hertog van Teschen. In 1 457 kwam de stad bij het Poolse koninkrijk. Al in de 15de eeuw vormden de Joden, die door de Poolse koningen waren uitgenodigd in deze regio te komen wonen, een meerderheid in de stad. In de middeleeuwen floreerde de stad, vooral door de handel in zout dat betrokken werd van de beroemde zoutmijnen in het nabijgelegen Wieliczka. Bij de zogenaamde eerste deling van Polen in 1 772 werd de stad geannexeerd door Oostenrijk, en behoorde het daarbinnen in het bijzonder toe aan het koninkrijk Galicië. Vanaf 1 818 was Oświęcim onderdeel van de Duitse Bond en na de Eerste Wereldoorlog maakte de stad deel uit van de Tweede Poolse republiek. Voor de Tweede Wereldoorlog telde Oświęcim 14 000 inwoners, waaronder 8 000 Joden.

De heer Chwierut stelde dat Oświęcim vooral bekend is vanwege de voormalige concentratiekampen. De stad wordt om die reden nogal gestigmatiseerd. Velen vragen zich af waarom die verschrikkingen juist hier hebben plaatsgevonden. Het antwoord is dan dat dit overal in Europa had kunnen gebeuren.

Thans richt de burgemeester zich geheel op de verdere ontwikkeling van de stad. De tragische geschiedenis van de stad moet verbonden worden met een leefbare omgeving niet alleen voor de hedendaagse bewoners, maar ook voor toekomstige generaties. In de jaren negentig hebben enkele internationale bedrijven zich in Oświęcim gevestigd, zoals Carrefour. Hiervoor was veel moed nodig. Nu telt de stad ruim 40 000 inwoners, met de buitengebieden meegerekend 60 000 inwoners. Oświęcim kan steeds meer worden beschouwd als een industriestad, met goed ontwikkelde sectoren dienstverlening en handel. De economische bedrijvigheid is gevarieerd, met de nadruk op middelgrote en kleine ondernemingen. Deze bedrijven hebben behoefte aan goed opgeleid personeel. Derhalve zet Oświęcim sterk in op onderwijs. Zo is er in 2005 de Rijks Beroepshogeschool gevestigd, onder auspiciën van de Jagiellonische Universiteit van Krakau. Een belangrijke rol in het onderwijs is ook weggelegd voor het Internationaal Educatiecentrum over Auschwitz en de Holocaust (MCEAH) van Herdenkingsplaats en Museum Auschwitz-Birkenau. Dit, eveneens in 2005 opgerichte, centrum organiseert postdoctorale studies, seminars, thematische conferenties, studiereizen, werkstudies en wetenschappelijke retraites voor pedagogen en jongeren, zowel uit Polen als uit het buitenland. Ook worden er in de stad cursussen gegeven aan diplomaten en hoge ambtenaren. Oświęcim wil dan ook een centrum zijn van vredesinitiatieven, het tegengaan van oorlogsgeweld, verzoening, dialoog en reflectie.

Volgens de heer Chwierut is de Poolse regering zich goed bewust van de historische betekenis van het voormalige concentratiekamp. De oprichting van de Internationale Raad van Oświęcim, een adviesorgaan van de premier met buitenlandse deelname, getuigt daarvan. Voorzitter van deze raad is de oud-gevangene van het voormalige concentratiekamp en voormalig minister van Buitenlandse Zaken, professor Wladyslaw Bartozewski. Drie jaar geleden is de Auschwitz-Birkenau Stichting opgericht ter conservering van de terreinen, gebouwen, ruïnes, archieven en originele objecten. Vele regeringen, bedrijven en particulieren hebben reeds een donatie gegeven aan dit fonds. Berekend is dat voor het onderhoud van de voormalige kampen een bedrag van € 120 miljoen nodig is.

Na dankzegging voor de ontvangst verwees mevrouw Smeets in haar toespraak naar de hoofdlijnen van het Nederlandse beleid voor oorlogsgetroffenen: (im)materiéle hulpverlening en het levend houden van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog, mede in relatie tot grondrechten, democratie, rechtsstaat en vrijheid. Als grootste vernietigingskamp staat Auschwitz wereldwijd symbool voor de massavernietiging van burgers en voor de Holocaust. Collectief en individueel hebben de delegatieleden zich op dit bezoek voorbereid, maar de verhalen over de verschrikkingen zullen deze leden opnieuw diep raken. Ieder moet dat op eigen wijze zien te verwerken. De delegatie heeft niet alleen willen stilstaan bij de Nederlandse slachtoffers. Ter nagedachtenis aan alle slachtoffers en uit respect voor het Poolse volk dat tijdens de oorlog zo zwaar is getroffen is juist dit bezoek aan de lokale overheid voor de delegatie erg belangrijk. Volgens mevrouw Smeets moet de boodschap »Nooit meer Auschwitz» deze en komende generaties tot verplichting strekken.

Bezoek aan Auschwitz I

Namens de directie van Herdenkingsplaats en Museum Auschwitz-Birkenau (hierna: het museum) werd de delegatie welkom geheten door de heer Andrzej Kacorzyk, plaatsvervangend directeur educatie. De heer Kacorzyk schetste allereerst de ontstaansgeschiedenis van het museum. Het museum is in juli 1947 ontstaan en omvat de terreinen van de voormalige concentratiekampen Auschwitz I en Auschwitz II-Birkenau. Volgens besluit van het Poolse parlement uit 1947 is de taak van het museum het beschermen van de terreinen en zijn objecten, het verzamelen en bewaren van bewijzen en materialen betreffende de Duitse misdaden die in Auschwitz zijn gepleegd, en de wetenschappelijke bewerking en het toegankelijk maken ervan. Overigens hadden voormalige gevangenen in juni 1947, nog voor de officiële opening van het museum, een expositie op het kampterrein georganiseerd. In 1955 werd deze tentoonstelling vervangen door een nieuwe, die met enige wijzigingen thans nog bestaat. Aan de hand van aan de muur opgehangen foto’s toonde de heer Kacorzyk vervolgens dat veel gebouwen in originele staat bewaard zijn gebleven, zoals blokken en barakken voor de gevangenen, latrines, gebouwen voor de kampleiding en administratie, bewakingstorens, kamppoorten, binnenwegen en in Auschwitz II-Birkenau treinperrons. De meeste gebouwen in dit laatste kamp werden door de nazi’s afgebrand toen de Russen naderbij kwamen. Ook zijn persoonlijke spullen van de gevangenen tentoongesteld. Hierbij valt onder andere te denken aan schoenen, koffers en brillen. In blok 21 is na de oorlog het Nederlandse paviljoen gevestigd.

Het aantal bezoekers per jaar van de gewezen kampen steeg volgens de heer Kacorzyk gestaag, van in het begin 100 000 tot zo’n 1,4 miljoen in 2011. Aanvankelijk kwamen de bezoekers vooral uit Polen, later ook uit andere landen van Oost-Europa. Na de oprichting van nationale exposities in de zestiger jaren kwamen er ook steeds meer mensen uit West-Europese landen en Israël. De laatste jaren komen er bezoekers uit meer dan 100 landen. In Auschwitz I zijn dan ook vele gidsen actief. Voor georganiseerde groepen is het bezoeken onder begeleiding van een gids verplicht gesteld. Hiermee wordt een juiste historische overdracht gegarandeerd.

De heer Kacorzyk ging daarna nog in op enkele vragen over incidenten in de tachtiger jaren. In 1988 speelde het zogenaamde kruisenconflict waarbij op het kampterrein door katholieken een kruis was geplaatst, dat onderdeel was geweest van het altaar waaraan Paus Johannes Paulus II in 1979 een mis had opgedragen, wat tot veel Joods verzet had geleid en vervolgens weer een Poolse tegenreactie opriep waarbij nog eens 300 houten kruisen werden geplaatst. De heer Kacorzyk stelde dat alle kruisen met uitzondering van het «Pausenkruis» zijn verplaatst. Enkele jaren eerder moesten de Karmelietessen na een beslissing van de Paus hun tegen het kampterrein aangebouwde klooster verlaten na felle protesten vanuit de Joodse gemeenschap.

Tot slot zei de heer Kacorzyk dat het museum in 2015 een nieuw bezoekerscentrum wil realiseren en dat ook wordt voorzien in een gebouw om de archieven en verzamelingen van voorwerpen in onder te brengen.

Met als gids de heer Grishaver wandelde de delegatie over het kampterrein naar de zogenaamde «Wall of Death», de executiemuur. Op weg daarnaar toe werd gewezen op de galg waar Rudolf Höss, de voormalige kampcommandant, na de oorlog werd opgehangen. Ook het huis van Rudolf Höss was in de verte zichtbaar. De roodstenen barakken, de dubbele hekken met prikkeldraad en de wachttorens illustreren de verhalen over de wreedheden die hier hebben plaatsgevonden. In sommige barakken zijn naast ruimten voor de permanente algemene expositie thans ook landenpaviljoens met vaste of wisselende exposities te vinden. De executiemuur bevindt zich aan de rand van een binnenplaats, tussen het zogenaamde «ziekenblok 10» en het «gevangenenblok 11». In laatstgenoemd blok moesten de gevangenen zich vooraf uitkleden waarna ze door een zijdeur de binnenplaats op moesten. Duizenden gevangenen kwamen staand tegen de muur door de kogel om of zij werden eerst gemarteld met de armen gebonden op de rug en vervolgens werden zij aan hun handen opgehangen aan palen, die nu nog aanwezig zijn. De ramen van blok 11 waren geblindeerd om te voorkomen dat zieken konden zien wat zich hier voltrok.

Bij de executiemuur heeft de delegatie uit respect voor alle slachtoffers, in het bijzonder die uit Polen, namens de Kamer een krans gelegd.

Vervolgens liep de delegatie, diep onder de indruk van de omgeving en de verhalen, naar blok 4.

De algemene permanente tentoonstelling is ingericht in dit blok, evenals in de blokken 5, 6, 7 en 11. Deze expositie toont de zware leef- en arbeidsomstandigheden van de gevangenen in Auschwitz: honger, ziekten, weinig eten, slechte hygiëne, medische experimenten, dwangarbeid, executies, martelingen. In blok 4 wordt het leed van de gevangenen via documentatie, foto’s, plattegronden, kaarten, teksten, modellen en bouwmodellen pijnlijk zichtbaar gemaakt. Te lezen valt dat Auschwitz het grootste Duitse nazikamp was, waarnaar tenminste 1,3 miljoen mensen zijn gedeporteerd, waarvan 1,1 miljoen Joden, 140 000–150 000 Polen, 25 000 Roma, 15 000 Russische krijgsgevangenen en 25 000 gevangenen uit andere etnische groepen. Van deze mensen zijn 1,1 miljoen mensen omgebracht, waarvan naar schatting 90 % Joden. De grote meerderheid kwam om in de gaskamers. Ook wordt een kaart getoond van de plaatsen in Europa waar de Joden op transport werden gezet richting Auschwitz. Er is onder andere een aparte zaal over de weg naar de dood: de aankomst op het kampperron, de selectie door artsen van de SS tot aan de dood in de gaskamers.

Opvallende tentoongestelde voorwerpen in dit blok zijn een monument met as van slachtoffers (ter nagedachtenis), achter het glas in een vitrine blikken Zyklon B gas die gebruikt werden voor de massamoord in de gaskamers, en metalen delen van verwoeste crematoria. Bijzonder in het oog valt ook een enorm model van gaskamer en crematorium II in Auschwitz II-Birkenau. Zeer confronterend is de opslag van 1950 kg haar in een vitrine, afgeknipt van vrouwelijke gevangenen. Dit haar werd door de nazi’s verkocht aan de textielindustrie.

Ook in blok 5 opnieuw schokkende aanblikken van voorwerpen van gevangenen die in enorme hoeveelheden in grote vitrines bijeen zijn gebracht: brillen, prothesen en krukken, joodse gebedsshawls, schoenen, koffers (vele met opschriften) en keukengerei (potten en pannen).

Aan het eind van de ochtend verliet de delegatie het kamp door de eigenlijke ingang, met de beroemde overkappende tekst «Arbeit macht frei». Deze spreuk moest ongetwijfeld de indruk van een werkkamp geven. Merkwaardig is dat de letter «B» uit Arbeit op zijn kop lijkt te staan. Overigens is dit opschrift boven de toegangspoort in december 2009 gestolen, maar enkele dagen later weer teruggevonden. De gevangenen die destijds voor het verrichten van dwangarbeid door de toegangspoort het kamp uitgingen deden dat op muziek van een orkest dat links vlak voor deze poort was opgesteld, terwijl rechts de lijken van vermoorde gevangenen werden opgestapeld.

Aan het begin van de middag keerde de delegatie terug op het terrein van Auschwitz I. Onder leiding van een museumgids werd eerst een bezoek gebracht aan de net buiten het eigenlijke kamp gelegen gaskamer en het bijbehorend crematorium. Een donker en kil gebouw. In september 1941 had de SS ter «verbetering» van de massamoordmethodes in blok 11 proeven gedaan met Zyklon B gas. Hierbij werden honderden Russische krijgsgevangenen vergast. Met het oog op verdere vergassingen werd vervolgens een munitiebunker omgebouwd tot deze gaskamer. Vooral Russische gevangenen en Joden werden het slachtoffer. Direct na aankomst werd de Joden voorgehouden dat ze na een afschuwelijke en lange treinreis gedesinfecteerd moesten worden. Honderden mensen tegelijk werden zo deze ruimte ingeleid onder het voorwendsel dat ze een douche zouden krijgen. Nadat de ruimte gevuld was werden door de twee openingen in het plafond kristallen Zyklon B gas naar beneden geworpen. Duizenden zijn op deze wijze hier vergast. Na korte tijd werden de lijken naar de ruimte naast de gaskamer gebracht waar zich tien verbrandingsovens bevonden. Deze ovens bestonden uit een soort lange la, waarin een of twee (dunne) mensen pasten. De lijken werden dan de oven ingeschoven en verbrand. Sommigen werden zelfs levend verbrand als ze de vergassing hadden overleefd. In een kuil die was gevuld met water werd hun as uitgestrooid. Deze gaskamer bleef slechts kort in gebruik, tot mei 1942. Na de komst van Auschwitz II-Birkenau, met veel grotere gaskamers, werd er weer een bunker van gemaakt. In 1947 is deze ruimte weer in de originele staat van gaskamer teruggebracht. Naast de gaskamer is de galg te zien waar op 16 april 1947 de voormalig kampcommandant Rudolf Höss is opgehangen nadat hij door een Pools tribunaal veroordeeld was wegens oorlogsmisdaden.

Via de appel- en exercitieplaats waar destijds de gevangenen dagelijks werden geteld liep de delegatie naar blok 6. In dit blok is het dagelijks leven van de gevangenen weergegeven. Hier worden veel zeer aangrijpende foto’s getoond van door uitputting, sadistische straffen, medische experimenten getroffen Joden, Roma en andere gevangenen. Overigens werden de gevangenen in eerste instantie geregistreerd door middel van foto’s. Aangezien zij na een maand van ontberingen en weinig eten veelal niet meer herkenbaar waren, was Auschwitz als enige kamp overgegaan op het tatoeëren met kenmerken en kampnummers. Daarbij werden zij met een symbool naar categorie (asociale gevangenen, criminele gevangenen, Joden, Russische krijgsgevangenen, politieke gevangenen, homoseksuelen, opvoedingsgevangenen en politiegevangenen) onderscheiden. De gangen van dit blok hangen vol met foto’s van gevangenen (met data van aankomst en overlijden). Ook zijn er foto’s te zien van tweelingen en andere kinderen, waarop Mengele zijn medische experimenten uitvoerde. De blauw- en grijsgestreepte uniformen van gevangenen zijn achter glas opgehangen. Tentoongesteld zijn verder diverse gebruiksartikelen, zoals emaillen borden, borstels, deksels van roomkannen, schoensmeerblikjes, babytruitjes en joodse gebedsshawls. Het dagelijkse rantsoen eten van circa 1 000 calorieën, bestaande uit een homp brood van vier sneden dik, grijze soep met heel weinig vlees en koude koffie, is in dit blok gevisualiseerd.

Daarna bezocht de delegatie blok 7, waar het slapen en de sanitaire voorzieningen centraal staan. Getoond worden enorme slaapzalen waarbij men naast en tegenover elkaar sliep, zalen met drielaags stapelbedden, waslokalen, en 22 toiletten op 700 gevangenen. Ook de iets comfortabelere kamers van de kapo’s worden hier aanschouwd. Dit waren meestal Duitse beroepscriminelen die aangesteld als kampoudsten de andere gevangenen in het oog hielden en derhalve extra privileges genoten. Zij vielen vooral op door wreed optreden. Ook is in dit blok de gynaecologische stoel te zien uit de experimenteerruimte van de Duitse gynaecoloog Carl Clauberg die onderzoek deed naar de sterilisatie van vrouwen. Als mogelijke oplossing van het «Jodenvraagstuk» werden bij deze vrouwen verschillende chemicaliën geïnjecteerd of werden zij blootgesteld aan een grote dosis röntgenstraling. Op deze wijze werden vrouwen onvruchtbaar gemaakt zonder aan werkkracht in te boeten.

De delegatie vervolgde de tocht die langs het beruchte blok 10 voerde. Dit blok, waarin het kampziekenhuis was gevestigd, is niet toegankelijk. Hier werden tijdens de oorlog uiteenlopende medische experimenten op gevangenen uitgevoerd. De meest beruchte arts was Josef Mengele. Hij experimenteerde vooral met tweelingen omdat hij meer wilde weten van de genetische aanleg bij mensen. Daartoe werden bijvoorbeeld zonder verdoving organen en ledematen verwijderd, dagelijks bloed afgenomen en vloeistof in ogen geïnjecteerd met als beoogd doel de kleur van de ogen te veranderen. Bovengenoemde Carl Clauberg en gynaecoloog Horst Schuman deden op deze plek onderzoek naar de sterilisatie van vrouwen. Ook werden proeven uitgevoerd met geneesmiddelen en naar het functioneren van de baarmoeder. Patiënten die van deze proeven niet voldoende herstelden kregen een dodelijke fenolinjectie in het hart.

In het volgende blok was de kampgevangenis gevestigd. In dit blok 11 zijn naast een «rechtbank» van de Gestapo vooral veel cellen te zien. Bijzonder ontluisterend zijn de zogenaamde stacellen in de kelder. In een ruimte, met de afmeting van een telefooncel, werden drie tot vier gevangenen opgesloten. Deze cellen waren aan het plafond dichtgemetseld (geen lichtinval) met aan de onderkant een luik waardoor de gevangenen naar binnen moesten kruipen. Alleen staan was dan mogelijk, zitten of hurken was uitgesloten. De meesten overleefden dat niet door oververmoeidheid, verstikking of bevriezing. Ook zichtbaar is de ruimte (met wasbak) waarin gevangenen zich moesten uitkleden alvorens zij via een zijdeur naar de binnenplaats tussen blok 10 en blok 11 werden geleid waar zij werden gemarteld en/of geëxecuteerd. Overigens vonden hier in september 1941 de eerste proeven met het gas Zyklon B plaats. Hierbij werden 850 Poolse en Russische gevangenen vergast. De SS was met dit experiment begonnen in de zoektocht naar snellere moordmethoden dan executie en ophanging, die bovendien psychisch belastend waren voor de uitvoerders. Hoewel het experiment op zich technisch geslaagd was, bleek dit blok vanwege de slechte ontluchting toch niet echt geschikt. Derhalve werd met het oog op deze methode op het terrein van Auschwitz I een munitiebunker verbouwd tot gaskamer.

Daarna zette de delegatie koers naar blok 21. In dit blok bevindt zich op de onderste etage het thans gesloten Italiaanse paviljoen. Boven is het Nederlandse paviljoen gevestigd. Het Nederlands Auschwitz Comité heeft op uitnodiging van de regering een belangrijke rol gespeeld bij het vernieuwen van de tentoonstelling in 2005. Dit comité verzorgt ook het onderhoud van het paviljoen. Met gepaste trots leidden de heren Grishaver en Van den Berg de delegatie rond. Wat meteen opviel was dat het gebouw van binnen met heldere lichte kleuren is vormgegeven. Dit deed prettig aan. De expositie »Vervolging en deportatie van Joden in Nederland 1940–1945» laat op indrukwekkende wijze zien hoe de Nederlandse Joden door isolering en deportatie, vooral uit het Centraal Vluchtelingenkamp in het Drentse plaatsje Westerbork, in Auschwitz en andere kampen belandden. Ook is er enige aandacht voor andere groeperingen (Sinti en Roma, Jehovah’s getuigen en politieke gevangenen) die vanuit Nederland naar Auschwitz werden afgevoerd. Met teksten, foto´s en beeldmateriaal wordt ingegaan op thema´s als de Duitse inval in Nederland, het verzet, onderduiken, vluchtelingen, deportatie, vervolging, Joden in Nederland, en Nederlanders in Auschwitz. Bijzonder is de namenwand, die totaal 15 panelen beslaat, met de namen van de circa 60 000 Nederlanders die in Auschwitz zijn omgekomen. In een apart hoekje wordt ingegaan op de geïllustreerde verhalen van acht Nederlanders, waarvan zeven Joodse mensen, die dit kamp hebben overleefd. Ook kunnen ter plekke langs digitale weg gegevens van kampslachtoffers worden opgespoord.

Tot slot bezocht de delegatie blok 13, het blok met de aangrijpende geschiedenis van de Sinti en Roma. Vanaf augustus 2001 is hier de permanente tentoonstelling van de nationaalsocialistische volkerenmoord op Sinti en Roma te zien. Ook hier veel beeldmateriaal, foto´s en documentatie, vaak gegroepeerd naar land van afkomst. De deportatie van de zigeuners begon in februari 1943 en duurde tot juli 1944. Zij waren vooral afkomstig uit Duitsland, Polen, Oostenrijk en delen van Tsjechië (voornamelijk Moravië). Hoewel de zigeuners, in tegenstelling tot de Joden, in ons land aanvankelijk nog met rust werden gelaten, kwam hierin verandering toen op 19 mei 1944 245 Sinti en Roma vanuit Westerbork naar Auschwitz werden afgevoerd. In Auschwitz II-Birkenau werd voor deze groepen een afzonderlijk Zigeunerlager gebouwd dat tot 2 augustus 1944 heeft bestaan. De daar toen nog verblijvende circa 3 000 zigeuners werden met vrachtwagens naar de gaskamers gereden waar ze werden vergast. Totaal zijn van de 23 000 gedeporteerde Sinti en Roma er circa 21 000 gestorven.

Op de terugweg naar Krakau bleef het, in tegenstelling tot eerdere werkbezoeken, heel lang erg stil in de bus. Ieder delegatielid moest de menselijke waanzin die destijds hier heeft plaatsgevonden op zijn of haar eigen persoonlijke wijze verwerken en een plaats geven. In ieder geval hadden de ervaringen van deze dag op een ieder diepe indruk gemaakt.

Bezoek aan Kazimierz

Aan het begin van de avond bracht de delegatie vergezeld van een gids een bezoek aan Kazimierz, de historische Joodse wijk in Krakau. Krakau zelf is de op een na grootste stad van Polen. De stad telt thans ruim 750 000 inwoners. In tegenstelling tot andere grote Poolse steden kwam de stad relatief onbeschadigd door de Tweede Wereldoorlog. Talloze gebouwen uit de middeleeuwen en de renaissance domineren het beeld in de binnenstad. In 1978 werd dit historische centrum dan ook op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO geplaatst.

Kazimierz, in de 14de eeuw opgericht door koning Kazimierz de Grote, was oorspronkelijk een onafhankelijke stad. Aan het eind van de 15de eeuw vestigden vele Joden zich er. Een eeuw later werd de stad bij Krakau gevoegd. Voor de oorlog woonden in Krakau 68 000 Joden op een totaal inwonertal van 260 000. Aan het begin van de oorlog werden de Joden in Kazimierz door de nazi’s gedwongen zich te vestigen in het getto aan de andere kant van de Wisla in de wijk Podgorze. Deze Joodse populatie is bijna geheel omgekomen in de gaskamers van Auschwitz. Thans zijn er nog 180 Joden in Krakau woonachtig. Na de oorlog zijn de synagogen en huizen niet herbouwd. Daar kwam pas in de negentiger jaren verandering in toen Steven Spielberg de film «Schindler’s List» hier kwam opnemen. De meeste bezienswaardigheden in deze wijk zijn te vinden rond de Szerokastraat. Evenals Joodse restaurants, café»s en winkels. Men heeft trouwens niet het idee hier midden in de stad te zijn, maar eerder op een rustiek dorpsplein. Van de acht synagogen in deze wijk wordt er nog een gebruikt voor de joodse eredienst. In de meeste andere zijn musea gevestigd.

Allereerst bracht de delegatie een bezoek aan de Oude Synagoge. Deze dateert uit de 15de eeuw en is daarmee het oudste Joodse gebouw in Polen. Na een brand in 1 557 is zij door de architect Matteo Gucci uit Florence in renaissancestijl herbouwd. Thans is hierin het etnografisch museum gevestigd met een tentoonstelling over de geschiedenis en cultuur van de Joden in Krakau. In deze rijk versierde synagoge gaf de gids uitleg over bepaalde joodse rituelen zoals het koosjer eten, de besnijdenis van pasgeboren jongetjes, en de Bar Mitswa (ceremonie waarbij 13-jarige jongens worden toegelaten tot de joodse geloofsgemeenschap door het in het openbaar lezen van een fragment uit de Thora). Achter glas is de Thora, met de hand met inkt geschreven op een rol van perkament van de huid van een koosjer dier, te zien. De Thora beschrijft hoe volgens het Jodendom de wereld en de mensheid zijn ontstaan en deze laatste zich de eerste jaren daarna heeft ontwikkeld. Meestal gebruikt men de Thora voor de eerste vijf boeken van de Tenach (Hebreeuwse bijbel). De gids zette uiteen dat op de belangrijkste feestdagen Jom Kippoer (Grote Verzoendag) en Rosj Hasjana (nieuwjaarsfeest) synagogen het best worden bezocht. Andere belangrijke feestdagen in de joodse cultuur zijn onder andere Purim (voorjaarsfeest), Chanoeka (feest van het licht), Pesach (joods Paasfeest) en Soekot (Loofhuttenfeest). Van de talrijke rituelen en feesten zijn in deze synagoge veel voorwerpen uitgestald.

Tot slot bezocht de delegatie de aan de overkant hiervan gelegen Remuh synagoge, die momenteel voor een deel wordt gerenoveerd. Deze synagoge wordt thans als enige nog als zodanig gebruikt. De oprichter ervan, de rabbi Mozes Isserles, ligt begraven op de begraafplaats achter deze synagoge. Op dit kerkhof, opgetrokken in renaissancestijl, staan 712 tomben door elkaar heen, waar totaal ongeveer 10 000 mensen zijn begraven. Na het overlijden worden Joodse mensen zo snel en zo eenvoudig mogelijk (zonder kist, in doeken) ter aarde besteld. Cremeren is voor Joden, met het oog op het geloof in de lichamelijke wederopstanding, verboden.

Donderdag 10 mei 2012

Bezoek aan Auschwitz II-Birkenau

Op weg naar het tweede kamp van Auschwitz zette de heer Grishaver uiteen dat er na de oorlog weinig is veranderd aan het spoorlijnenstelsel in en om Oświęcim. Vlak voor het eigenlijke kamp werd even gestopt bij een emplacement waar zich een originele treinwagon uit de oorlog bevond.

In dergelijke veewagons kwamen de meeste mensen in de oorlog aan op het station in Auschwitz, na veelal een dagenlange reis, staand, dicht op elkaar gedrukt en zonder behoorlijke sanitaire voorzieningen. Vaak ontbrak ook voedsel of water. Velen bezweken tijdens deze erbarmelijke reis en werden vervolgens naast de rails gelegd. Net buiten het kamp werd op de zogenaamde (oude) «Judenrampe» een selectie uitgevoerd door de SS en de kampartsen. Het lot van degenen die de treinreis hadden overleefd werd hier bepaald. Hierbij ging het zogenaamd om een onderscheid tussen wie naar het kamp konden lopen en wie per bus of vrachtwagen daarheen vervoerd moesten worden. In werkelijkheid werden de «sterken» uitgezocht voor het concentratiekamp om dwangarbeid te verrichten in de oorlogsindustrie (Monowitz) of in het kamp zelf, en de «zwakken» (vooral kinderen, bejaarden, zwangere vrouwen, gehandicapten) werden direct naar de gaskamers afgevoerd. Om deze groep rustig te houden werd hen voorgehouden dat ze gingen douchen om daarna aan het werk te gaan. Als de nazi’s geen werkkrachten nodig hadden werden soms alle mensen van een treintransport vergast. Pas in het voorjaar van 1944 werden de rails tot in het kamp doorgetrokken om de grote aantallen Hongaarse Joden op te vangen en te selecteren. Als zodanig heeft deze «Judenrampe» maar enkele maanden gefunctioneerd.

Bij aankomst in Auschwitz II-Birkenau valt direct de enorme ruimte van dit voormalige kamp op.

Aangezien de capaciteit in Auschwitz I onvoldoende was werd medio 1941 besloten tot de bouw van een nieuw kamp, drie kilometer van Auschwitz, in het plaatsje Brzezinka (Duits: Birkenau). Na evacuatie van de plaatselijke bevolking en de sloop van hun huizen begonnen Russische krijgsgevangenen in de herfst van 1941 met de bouw van dit kamp, dat ruimte moest bieden aan ruim 100 000 gevangenen. In het voorjaar van 1942 werd dit kamp, met een oppervlakte van 175 hectare, officieel geopend.

Als men het over «Auschwitz» heeft dan gaat het eigenlijk over dit massavernietigingskamp. Hier werden honderdduizenden gevangen genomen en volgens schattingen meer dan 1,1 miljoen mensen vermoord. De verschrikkelijke zaken die de delegatie gisteren via foto’s en beeldmateriaal in Auschwitz I zag hebben zich vooral hier afgespeeld.

Bij het entreegebouw treft men een plattegrond aan van het voormalige kamp. Het kamp is zoveel mogelijk in de originele staat bewaard gebleven. Wel zijn de gaskamers/crematoria voor het grootste deel verwoest door de nazi’s bij de naderende komst van de Sovjettroepen. Teruggekeerde Polen hebben de puinhopen voor een groot deel al in 1945 verwijderd. Behalve het entreegebouw zijn nog een aantal stenen barakken en 19 van de bijna 300 houten barakken overeind gebleven. Het kamp was in sectoren (onder andere voor vrouwen/kinderen, mannen en zigeuners) verdeeld, en verder onderverdeeld in velden. Deze velden waren afgezet met prikkeldraad dat onder stroom stond. Vele gevangenen hebben deze afzetting benut om zelfmoord te plegen. Een bekende uitdrukking was dan ook »Er ging zu den Drähten». Hoewel de perrons en spoorrails binnen het kamp er maar kort gelegen hebben, is de aanblik ervan bijzonder confronterend. Hier werden mensonterende selecties gemaakt. Met de aanblik van schoorstenen is het nauwelijks voor te stellen dat mensen niet wisten welk lot zij zouden ondergaan.

Aan weerszijden van de rails liggen de (overgebleven) barakken en aan het einde ervan links, buiten het eigenlijke barakkenkamp, de restanten van gaskamer/crematorium II. Een ontluisterende aanblik. Daar schuin achter bevindt zich het internationale monument en nationale plaquettes. Bij de Nederlandse plaquette heeft de delegatie namens de Kamer een bloemstuk gelegd uit eerbetoon aan de hier omgekomen circa 60 000 landgenoten. Rechts voor het monument bleef de delegatie stil staan bij de restanten van gaskamer/crematorium III. Duidelijk zichtbaar is de ondergrondse omkleedruimte voor ongeveer 2 000 mensen, met aansluitend de gaskamer die er als doucheruimte uitzag. Door de plafondopeningen werden kristallen van het gas Zyklon B naar beneden geworpen. Na wat een verschrikkelijke doodstrijd moet zijn geweest trad de dood meestal na 20 minuten in. Op deze wijze zijn hier honderdduizenden Joden vergast. Het crematorium maakte deel uit van dezelfde ruimte. De zogenaamde Sonderkommando’s, bestaande uit gevangenen die van de overige gevangenen waren gescheiden, moesten de doden van de gaskamer naar het crematorium brengen. Dit crematorium werd overigens ook gebruikt voor lijken van slachtoffers die elders waren omgekomen. In het voorjaar van 1943 werden voor hetzelfde doel de gaskamers/crematoria IV en V voltooid. Aanvankelijk vonden de eerste grootscheepse vergassingen van enkele honderden gevangenen vanaf de eerste helft van 1942 plaats in een tot bunker I verbouwde boerderij ten noorden van het eigenlijke barakkenkamp, het zogenaamde «rode huis», en in bunker II, eveneens oorspronkelijk een boerderij, ten westen van het kamp, het zogenaamde «witte huis». Daar werden de lijken nabij de gaskamers begraven in grote kuilen. De capaciteit van de latere gaskamers was echter veel groter en zij konden ook beter (mechanisch) worden geventileerd, waardoor de bunkers niet langer gebruikt hoefden te worden.

Daarna wandelde de delegatie naar het deel van het kamp dat door de gevangenen «Canada», een land van grote rijkdom, werd genoemd. Op deze plaats werden de afgenomen bezittingen van de binnengebrachte gevangenen gesorteerd, verzameld en opgeslagen. Deze spullen werden vervolgens door de Duitse staat geconfisqueerd, naar Duitsland getransporteerd en daarna verdeeld onder slachtoffers van de geallieerde bombardementen.

Naast «Canada» zijn de overblijfselen van gaskamer/crematorium IV te zien. Op deze plek vond op 7 oktober 1944 een georganiseerde opstand van het Sonderkomando plaats, waarbij vrouwelijke gevangenen dit complex met springstof, gestolen uit een wapenfabriek, gedeeltelijk hadden opgeblazen. Uiteindelijk zijn 450 gevangenen door de SS opgepakt tijdens de opstand of als vergeldingsmaatregel en vermoord.

Aan de overzijde hiervan staat het gebouw «De Sauna», dat sinds 2001 is opengesteld voor het publiek. In dit gebouw kunnen de ruimten in dezelfde volgorde worden doorlopen als destijds de gevangenen moesten. Nadat zij de selectie op het perron hadden overleefd werden de gevangenen beroofd van hun kleding en persoonlijke bezittingen, gedesinfecteerd (ontluisd), kaal geschoren, door de douche- en de droogruimte gejaagd, waarna ze voorzien van een getatoeëerd nummer in de onderarm kampkleding kregen uitgereikt. Te zien zijn onder andere hete stoom- en luchtapparaten waarmee kleding werd gedesinfecteerd en de doucheruimte waar uit de douchekoppen soms gas in plaats van water kwam. Daarnaast zijn vage opschriften te ontdekken, zoals «Desinfizierte Wäsche, «Untersuchungsraum» en »Haarschneiderei». Verder zijn er bezittingen uitgestald die van de Joden waren afgenomen. Tot slot is er een herdenkingsruimte, voorzien van een fotowand met honderden persoonlijke familiefoto’s van de slachtoffers.

Vervolgens bezocht de delegatie de asvijver, waarin de as van gevangenen van crematorium IV werd uitgestrooid. Ook een kleinere vijver, achter crematorium II, werd aangedaan. Beide zijn voorzien van vier zwartgranieten herdenkingsmonumenten (in het Pools, Engels, Jiddisch en Hebreeuws).

Daarna werd nog een bezoek gebracht aan twee barakken in het vrouwenkamp. Opvallend zijn de houten stapelbedden van drie etages. Negen vrouwen sliepen in een dergelijk bed. Elke vorm van comfort of sanitaire voorzieningen ontbrak. Een enkel straalkacheltje gaf in de winter nog enige warmte. Een dergelijke barak was berekend op maximaal 500 personen, maar vaak werd meer dan het dubbele aantal met dwang erin gepropt. Het werd voor deze mensen echt een hel, mede vanwege het soms erg koude Poolse klimaat, de dunne kampkleding, de zware arbeid, de mishandeling, en het gebrek aan drank en voedsel.

Nadat in het mannenkamp nog een quarantaineblok was bezichtigd werd de tocht in Auschwitz II-Birkenau afgesloten met een beklimming van de toren van het entreegebouw van waaruit een goed overzicht bestond van dit kamp. Een kamp waar afschuwelijke mensonterende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Evenals de vorige dag bleef het in de bus, op de terugweg naar Krakau, bijzonder stil.

Bezoek aan Schindler’s fabrieksmuseum

In de middag bracht de delegatie een bezoek aan Schindler’s fabrieksmuseum in Krakau. Oscar Schindler, een Sudeten-Duitser was in 1939 lid geworden van de nazipartij. In dat jaar verhuisde hij, met achterlating van zijn vrouw, naar Krakau. Schindler kocht daar een Joodse emailleerfabriek en noemde deze Deutsche Emailwarenfabrik (DEF). Goedkope Joodse arbeidskrachten waren in de fabriek werkzaam. Na het begin van de Jodenevacuatie op 3 juni 1942, waarbij 7 000 arbeidskrachten werden gedeporteerd, wist Schindler via zijn Duitse contacten te bereiken dat de andere inwoners van Krakau in het bedrijf werkzaam konden blijven. Enige tijd later kreeg Schindler de opdracht zijn fabriek te sluiten, waarop hij besloot de fabriek naar Tsjechië te verhuizen. In augustus 1944 zorgde Schindler ervoor dat 800 mannen en 300 vrouwen snel per wagon naar Moravië konden gaan om te ontkomen aan deportatie naar het concentratiekamp Plaszów. Door een administratieve fout kwamen de vrouwen echter in het kamp Auschwitz terecht. Schindler werd ondervraagd, maar bewees zijn onschuld. Uiteindelijk beloonde hij de SS met diamanten in ruil voor de vrijlating van zijn vrouwelijke werknemers. In 1993 heeft regisseur Steven Spielberg een film over Schindler gemaakt, Schindler’s List, gebaseerd op een roman van Thomas Keneally. Als eerbetoon voor het redden van 1 200 Joden is in Tel Aviv een standbeeld van Schindler geplaatst.

In 2010 is in het museum een permanente tentoonstelling ingericht over de geschiedenis van de (Poolse en Joodse) inwoners van Krakau in de nazi-bezettingstijd van 1939–1945. Van de oude fabriek is nog veel bewaard gebleven: de hal, machines, entreepoort, en de trap naar de eerste etage. Ook is het kantoor van Schindler voor het publiek te bezichtigen. Een deel van Spielberg’s film is hier ook opgenomen. Veel aandacht is er voor de fabriek, het lot van de Joodse werknemers, en het Plaszów-concentratiekamp. Daarnaast wordt onder andere ingegaan op thema’s als het uitbreken van de oorlog, de arrestatie van hoogleraren aan de Jagiellonische Universiteit, de eliminatie van Joodse burgers uit het dagelijkse leven van de stad, het Joodse getto van Krakau, de nazi-terreur, het Poolse ondergrondse verzet, en het einde van de oorlog. De vele licht- en geluidseffecten maken de geschiedenis van de stad tastbaar. Er zijn veel films, foto’s, documenten en (gebruiks)voorwerpen te aanschouwen. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van multimediale toepassingen. Deze tentoonstelling beoogt de bezoeker te helpen met het herontdekken, herdenken en beschouwen van de impact van de periode van de Tweede Wereldoorlog en de nazi-bezetting op het huidige Krakau.

BIJLAGE Werkbezoek van de Kamercommissie VWS aan Auschwitz en Birkenau (Krakau) van dinsdag 8 mei tot en met vrijdag 11 mei 2012

WERKPROGRAMMA/REISSCHEMA

Dinsdag 8 mei 2012

  • 08.30 uur: inchecken luchthaven Schiphol Amsterdam

  • 10.35 uur: vlucht Schiphol Amsterdam – Warschau, LOT – LO 266

  • 12.30 uur: aankomst luchthaven Warschau (TRANSFER)

  • 15.00 uur: vlucht Warschau-Krakau, LOT – LO 3 913

  • 16.05 uur: aankomst luchthaven Krakau

  • 16.45 uur: vertrek naar hotel «Holiday Inn» in Krakau

  • 17.15 uur: aankomst en inchecken hotel

  • 19.00/ 20.00 uur: diner in restaurant Szara (aangeboden door de Nederlandse ambassadeur in Warschau, dr. P.M. Kurpershoek; gastspreker is professor Jacek Purchla, directeur van het Internationaal Cultureel Centrum in Krakau)

Woensdag 9 mei 2012

  • 08.15 uur: vertrek naar Oświęcim (dhr. Grishaver zal tijdens de reistijd een korte briefing over het dagprogramma geven)

  • 09.30 uur: bezoek aan de burgemeester (a.i.) van Oświęcim, de heer Janusz Chwierut

    • 10.30 uur: bezoek Auschwitz I (krans leggen bij executiemuur, tentoonstelling paviljoens, gevangenis paviljoen)

    • 13.00 uur: lunch in Art Deco Restaurant

    • 14.30 uur: bezoek Auschwitz I (gaskamer/crematorium I, Nederlands paviljoen en eventueel diverse landenpaviljoens)

    • 17.00 uur: vertrek naar hotel in Krakau

    • 18.15 uur: aankomst hotel Krakau

    • 18.30 uur – 20.00 uur: bezoek Kazimierz (historische Joodse wijk)

    • 20.00 uur: diner (locatie nader te bepalen)

Donderdag 10 mei 2012

  • 08.30 uur: vertrek naar Oświęcim (dhr. Grishaver zal tijdens de reistijd een korte briefing over het dagprogramma geven)

    • 09.30 uur: bezoek Auschwitz II/Birkenau (rampe, Internationaal Monument/bloemlegging, vrouwenbarakken, ruines crematorium II en III, sauna, asvijver, quarantaineblok, toren)

    • 13.00 uur: lunch in Art Deco Restaurant

    • 14.30 uur: vertrek naar Krakau

    • 15.30 uur: bezoek Schindler’s Factory Museum

    • 18.00 uur: vertrek naar hotel in Krakau

    • 18.30 uur: aankomst hotel Krakau

    • 19.30 uur: diner in restaurant Wierzynek (aangeboden door de delegatie)

Vrijdag 11 mei 2012

  • 12.00 uur: vertrek van hotel naar luchthaven Krakau

  • 12.45 uur: aankomst en inchecken luchthaven Krakau

  • 14.05 uur: vlucht Krakau – Warschau, LOT – LO 3 906

  • 14.55 uur: aankomst luchthaven Warschau (TRANSFER)

  • 16.50 uur: vlucht Warschau – Schiphol Amsterdam, LOT – LO 267

  • 18.55 uur: aankomst luchthaven Schiphol Amsterdam

Naar boven