33 327 Wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Wet vereenvoudiging regelingen UWV)

E NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 4 december 2012

De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van de bijdragen van de fracties van de PvdA en de SP. Zij dankt de fracties voor hun inbreng. De regering zal eerst ingaan op de vragen die betrekking hebben op de voorgestelde calamiteitenregeling en daarna op de vraag van de leden van de PvdA-fractie met betrekking tot dwarsverbanden met de indicatiestelling in de zorg.

1. Calamiteitenregeling

De leden van de PvdA-fractie vragen graag opnieuw aandacht voor de motie-Heerma (33 327, nr. 16), die de Tweede Kamer heeft aangenomen. Deze motie betreft de voorgestelde calamiteitenregeling waarbij de mogelijkheden van vorstverlet beperkt worden. De motie verzoekt de regering om in overleg met sociale partners te treden over de mogelijkheid van meer maatwerk per sector of subsector.

In de memorie van antwoord lezen de leden van de PvdA-fractie dat de regering voornemens is ter uitvoering van de motie-Heerma in gesprek te gaan met de sociale partners. Voorts lezen zij dat de regering van mening is dat het niet in de rede ligt om in een algemeen verbindend voorschrift per bedrijfsgroep een specifieke regeling te treffen dan wel het aan de bedrijfsgroep zelf over te laten wanneer een beroep op deze publieke regeling kan worden gedaan. De regering schrijft: «Met de nieuwe calamiteitenregeling … zal er sprake zijn van een uniforme termijn alvorens een beroep op de publieke voorziening kan worden gedaan.» Gegeven de mening van de regering dat het niet in de rede ligt om per bedrijfsgroep een specifieke regeling te treffen, vragen de leden van de fractie van de PvdA zich af waarom zij dan nog voornemens is om in gesprek te gaan met de sociale partners. Welke mogelijkheden ziet de regering voor meer maatwerk per sector of subsector zoals bedoeld in de motie-Heerma, zo willen deze leden weten. Zij vragen tevens langs welke lijnen de gesprekken met de sociale partners zullen plaatsvinden en tot welk resultaat deze gesprekken kunnen leiden.

De leden van de SP-fractie vernemen graag of het mogelijk is het wetsvoorstel of het onderdeel calamiteitenregeling (voor onwerkbaar weer) aan te houden tot na het geplande overleg met sociale partners in de betrokken branches. Wat zijn daarvan de consequenties, zo vragen zij.

De regering antwoordt dat in de nieuwe calamiteitenregeling de onwerkbaar weerregeling uit de WW en de regeling Werktijdverkorting worden samengevoegd. De nieuwe regeling schept duidelijkheid en is uniform. Er komt een uniforme termijn voordat een beroep kan worden gedaan op een publieke regeling en afwijking daarvan bij CAO zal niet meer mogelijk zijn. Door de uniformiteit wordt de uitvoering door het UWV vereenvoudigd en wordt afwenteling van het normale ondernemersrisico bij winterse omstandigheden voorkomen. Het voornemen is dat er een termijn zal gaan gelden van 4 weken (waarin 20% van de beschikbare arbeidscapaciteit niet kan worden benut) voordat beroep op WW mogelijk is indien als gevolg van winterse omstandigheden niet gewerkt kan worden. De motie Heerma roept de regering op in gesprek te gaan met sociale partners over de mogelijkheid van meer maatwerk per sector of subsector. De zorgen van sociale partners lijken zich vooral toe te spitsen op de termijn van 4 weken en de mogelijke schadelijke gevolgen daarvan voor ondernemingen mede in het licht van de huidige economische situatie. De regering heeft begrip voor deze zorgen en begrijpt goed dat de huidige situatie voor veel bedrijven niet gemakkelijk is. Het is daarom goed hierover in gesprek te gaan met sociale partners. De regering wil voorafgaand aan dit gesprek benadrukken dat ze met de nieuwe calamiteitenregeling streeft naar eenvoudige en eenduidige wetgeving. Afspraken die eventueel voortvloeien uit het overleg met sociale partners zullen worden verwerkt in de regeling die voor het eerst in werking zal zijn in de winter van 2013/2014. Het aannemen van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer staat dit niet in de weg. Het wetsvoorstel legt alleen de wettelijke basis voor de regeling. Inhoudelijke voorwaarden worden vastgelegd in de regeling. Beoogde datum van inwerkingtreding is 1 september 2013. De regeling zal dus pas inwerking treden na het overleg met sociale partners.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de vorstverletregeling wordt gefinancierd door de branches zelf. Een aanpassing van de regeling levert naar de mening van deze leden de overheid bovendien geen enkele besparing op. Ook de betrokken branches menen dat een uniforme termijn niet zal leiden tot meer eenvoud in de uitvoering, zo stellen zij. Zij vragen of de regering deze mening deelt en zo nee, waarom niet.

De leden van de SP-fractie merken op dat de leden van de PvdA-fractie in het Voorlopig Verslag stellen dat aanpassing van de vorstverletregeling de overheid geen besparing oplevert. De leden van de SP-fractie vernemen graag de expliciete reactie van de regering op deze stelling.

De regering deelt de mening van betrokken branches niet dat een uniforme termijn niet zal leiden tot meer eenvoud. De eigen risico termijn verschilt op basis van de huidige CAO-bepalingen van een dag tot enkele weken. Dat betekent dat het UWV nu voor elke sector (of binnen sectoren) een aparte termijn moet hanteren. Uniformering leidt tot een eenvoudigere en goedkopere uitvoering . Voor de nieuwe situatie kan een uniforme procedure worden ingericht waardoor minder (handmatige) handelingen bij het UWV nodig zijn.

De leden van de SP-fractie merken op dat de regering stelt dat twee weken vorst per winterseizoen in een land als Nederland normaal is en dus als normaal ondernemersrisico moet worden gezien. Vervolgens stelt de regering dat bij aanhoudende vorst nog eens twee weken als eigen risico zou moeten worden aangemerkt, aangezien twee weken eigen risico bij calamiteiten een gangbare termijn is. De leden van de SP-fractie vragen of de regering erkent dat ook een eigen risico een ondernemingsrisico is. De regering telt hier «normaal» ondernemersrisico bij eigen risico op, zo stellen zij. Zij willen weten of dit dan betekent dat voor vorst de regering een eigen ondernemersrisico van vier weken normaal vindt en niet van twee weken, zoals in de Memorie van Antwoord wordt gesuggereerd?

Het gaat er volgens de regering om dat twee weken vorst in een land als Nederland normaal is. Met deze periode dient een onderneming dus standaard rekening te houden. Een risico is gedefinieerd als «kans X impact». De kans dat het twee weken zal vriezen in een winter is hoog en een onderneming kan ervan uitgaan dat dit risico zich voltrekt. Voor een onderneming met een voor winterweer gevoelige bedrijfsvoering is het dus verstandig hiervoor een voorziening te treffen. Een periode van twee weken vorst is dan ook niet als calamiteit te beschouwen. Als de vorst langer aanhoudt beschouwen we dit als een calamiteit. Voor normale calamiteiten geldt een eigen risico periode van 2 weken. Dat betekent dat na 4 weken aanspraak op WW kan worden gedaan indien als gevolg van winterse omstandigheden niet kan worden gewerkt.

De leden van de SP-fractie merken op dat de regering erkent dat we economisch een moeilijke tijd doormaken en tevens dat een calamiteit, zoals vorst van vier weken of langer, een bedrijfsrisico inhoud waarvoor het betreffende bedrijf zelf voorzieningen moet treffen. Acht de regering het huidige economische klimaat bevorderlijk voor het treffen van dergelijke voorzieningen, zo vragen zij.

De regering erkent dat de huidige economische situatie zorgelijk blijft. Vorst is echter een normaal ondernemersrisico zowel in tijden van laagconjunctuur als in tijden van hoogconjunctuur. Ongeacht de stand van de economie is het in beginsel niet de bedoeling dat een normaal ondernemersrisico wordt opgevangen door het collectief c .q. ten laste wordt gebracht van een publieke regeling als de WW. Dat neemt niet weg, zoals hiervoor ook aangegeven, dat de termijn van 4 weken mede in het licht van de economische situatie in het overleg met sociale partners zal worden besproken.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering ook het risico ziet dat in het onverhoopte geval volgend winterseizoen zich een dergelijke calamiteit voordoet, de continuïteit van bedrijven in branches die hiermee te maken zouden krijgen in het geding zou kunnen zijn.

De regering begrijpt dat, als in het winterseizoen van 2013/2014 zich lange perioden van vorst zouden voordoen, dat de continuïteit van sommige bedrijven in gevaar kan brengen. Bedrijven dienen immers het volledige loon van werknemers door te betalen over de niet gewerkte uren . Bedrijven kunnen zelf aanvullende afspraken maken om kosten van leegloop op te vangen, als zij dat willen, of andere maatregelen treffen om tijdens vorstperioden toch te kunnen werken dan wel afspraken maken om het niet kunnen werken op andere tijdstippen in te halen.

De leden van de SP-fractie vragen of het de regering verstandig lijkt om onder de huidige economische omstandigheden (kleine) bedrijven met extra risico’s op te zadelen. Zo ja, welke baten voor overheid en maatschappij staan daar dan precies tegenover, zo vragen zij.

De leden van de VVD-fractie vragen in het Voorlopig Verslag waarom niet gekozen is voor een calamiteitenregeling winterse omstandigheden, die per bedrijfsgroep specifiek gemaakt kan worden. Daarop wordt volgens de leden van de SP-fractie niet expliciet geantwoord in de Memorie van Antwoord. Wat is volgens de regering precies het argument tegen een bedrijfsgroepspecifieke regeling, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De regering wijst erop dat de risico’s voor bedrijven niet groter of kleiner worden. Sectoren betalen immers zelf voor de uitkeringen als gevolg van winterse omstandigheden. Met de nieuwe calamiteitenregeling en de uniforme termijn wordt ervoor gezorgd dat de uitvoering van de regeling aanzienlijk wordt vereenvoudigd. Daarnaast wordt voorkomen dat tussen en zelfs binnen sectoren verschillen ontstaan. Dat laatste kan ervoor zorgen dat een sector in gelijke mate de lasten draagt terwijl binnen deze sector verschillende CAO’s van toepassing zijn zodat een deel van de sector onder gunstiger voorwaarden een beroep kan doen op de regeling. Dit is ongewenst.

De leden van de SP-fractie merken op dat de regering in de Memorie van Antwoord stelt dat een collectieve regeling per branche of sector niet wenselijk is, omdat de kosten van het collectief dragen van het risico op extreem winterweer via de sectorpremie alsnog op de sector wordt afgewenteld. Wat is precies het probleem daarvan als brancheorganisaties zelf om zo’n regeling verzoeken, zo vragen zij.

De regering wijst erop dat het probleem is dat tussen en binnen sectoren verschillen kunnen ontstaan. De calamiteitenregeling opent het beroep op een publieke regeling, namelijk de WW, waarvan de voorwaarden niet alleen publiek maar idealiter ook uniform worden gesteld. Uniformiteit maakt een regeling beter uitvoerbaar en voorkomt ongelijke behandeling binnen en tussen sectoren. Verschillen tussen sectoren zijn daarom ongewenst. Momenteel loopt gegeven de huidige CAO-afspraken de eigen risico periode uiteen van een dag tot enkele weken. Deze verschillen zijn om de genoemde redenen ongewenst. Daarnaast zijn de verschillen ook moeilijk verklaarbaar. Onduidelijk is waarom in de ene sector geen wachtdagen bestaan, zoals in de Metaal en Techniek, en in een andere sector, zoals de Bouw, dit enkele weken beslaat. Als sectoren een eigen aanvullende regeling willen treffen dan kan dat.

2. Dwarsverbanden met indicatiestelling in de zorg

De leden van de PvdA-fractie vragen graag aandacht voor de dwarsverbanden van het voorliggende wetsvoorstel met de indicatiestelling in de zorg, bijvoorbeeld ingewikkelde indicaties AWBZ voor mensen die ook al via het UWV voorbij komen. Is dat niet te combineren, zo vragen zij zich af, zodat indicaties voor AWBZ en sociale zekerheid vereenvoudigd kunnen worden voor mensen en integraal via het UWV lopen. Dat maakt verbinding tussen werk en zorg en schuiven met wat nodig is voor mensen mogelijk. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een reactie van de regering op dit punt.

De regering dankt de leden van de PvdA-fractie voor deze suggestie. In het kader van het programma Stroomlijning Indicatieprocessen (STIP) is aandacht besteed aan het bundelen van indicatieprocessen voor cliënten met een meervoudige hulpvraag op de domeinen werk, inkomen, zorg en welzijn. Dit project heeft een vervolg gekregen in twaalf lokale initiatieven. Uit de evaluatie van deze initiatieven blijkt dat door de gezamenlijke beoordeling cliënten beter en eerder worden geholpen bij indicaties.

Ook heeft het systeem van toestemming van de cliënt bij meervoudige indicatiestelling afdoende  gefunctioneerd en heeft dit de uitvoering niet belemmerd. Er is een format voor een toestemmingsverklaring gemaakt dat voor dit soort situaties is te gebruiken. In de brief van 24 juni 2012 van de Staatssecretaris van VWS aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2011/12, 30 597, nr. 255) is hierover verslag gedaan.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven