33 327 Wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Wet vereenvoudiging regelingen UWV)

D VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 30 november 2012

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.

Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord betreffende de Wet vereenvoudiging regelingen UWV. Zij danken de regering voor het beantwoorden van hun vragen en maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele nadere vragen te stellen.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de memorie van antwoord bij wetsvoorstel 33 327. Zij hebben nog enkele nadere vragen over de calamiteitenregeling.

PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie vragen graag opnieuw aandacht voor de motie-Heerma (33 327, nr. 16), die de Tweede Kamer heeft aangenomen. Deze motie betreft de voorgestelde calamiteitenregeling waarbij de mogelijkheden van vorstverlet beperkt worden. De motie verzoekt de regering om in overleg met sociale partners te treden over de mogelijkheid van meer maatwerk per sector of subsector.

In de memorie van antwoord lezen de leden van de PvdA-fractie dat de regering voornemens is ter uitvoering van de motie-Heerma in gesprek te gaan met de sociale partners. Voorts lezen zij dat de regering van mening is dat het niet in de rede ligt om in een algemeen verbindend voorschrift per bedrijfsgroep een specifieke regeling te treffen dan wel het aan de bedrijfsgroep zelf over te laten wanneer een beroep op deze publieke regeling kan worden gedaan. De regering schrijft: «Met de nieuwe calamiteitenregeling ... zal er sprake zijn van een uniforme termijn alvorens een beroep op de publieke voorziening kan worden gedaan.» Gegeven de mening van de regering dat het niet in de rede ligt om per bedrijfsgroep een specifieke regeling te treffen, vragen de leden van de fractie van de PvdA zich af waarom zij dan nog voornemens is om in gesprek te gaan met de sociale partners. Welke mogelijkheden ziet de regering voor meer maatwerk per sector of subsector zoals bedoeld in de motie-Heerma? Langs welke lijnen zullen de gesprekken met de sociale partners plaatsvinden en tot welk resultaat kunnen deze gesprekken leiden?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de vorstverletregeling wordt gefinancierd door de branches zelf. Een aanpassing van de regeling levert naar de mening van deze leden de overheid bovendien geen enkele besparing op. Ook de betrokken branches menen dat een uniforme termijn niet zal leiden tot meer eenvoud in de uitvoering. Deelt de regering deze mening? Zo nee, waarom niet?

Ten slotte vragen de leden van de PvdA-fractie graag aandacht voor de dwarsverbanden van het voorliggende wetsvoorstel met de indicatiestelling in de zorg, bijvoorbeeld ingewikkelde indicaties AWBZ voor mensen die ook al via het UWV voorbij komen. Is dat niet te combineren, zo vragen zij zich af, zodat indicaties voor AWBZ en sociale zekerheid vereenvoudigd kunnen worden voor mensen en integraal via het UWV lopen. Dat maakt verbinding tussen werk en zorg en schuiven met wat nodig is voor mensen mogelijk. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een reactie van de regering op dit punt.

SP-fractie

De regering stelt dat twee weken vorst per winterseizoen in een land als Nederland normaal is en dus als normaal ondernemersrisico moet worden gezien. Vervolgens stelt de regering dat bij aanhoudende vorst nog eens twee weken als eigen risico zou moeten worden aangemerkt, aangezien twee weken eigen risico bij calamiteiten een gangbare termijn is. Erkent de regering dat ook een eigen risico een ondernemingsrisico is? De regering telt hier «normaal» ondernemersrisico bij eigen risico op. Betekent dit dan dat voor vorst de regering een eigen ondernemersrisico van vier weken normaal vindt en niet van twee weken, zoals in de memorie van antwoord wordt gesuggereerd?

De regering erkent dat we economisch een moeilijke tijd doormaken en tevens dat een calamiteit, zoals vorst van vier weken of langer, een bedrijfsrisico inhoudt waarvoor het betreffende bedrijf zelf voorzieningen moet treffen. Acht de regering het huidige economische klimaat bevorderlijk voor het treffen van dergelijke voorzieningen? Onderkent de regering het risico dat mocht een dergelijke calamiteit zich volgend winterseizoen onverhoopt voordoen, de continuïteit van bedrijven in branches die hiermee te maken krijgen in het geding zou kunnen zijn? Lijkt het de regering verstandig om onder de huidige economische omstandigheden (kleine) bedrijven met extra risico’s op te zadelen? Zo ja, welke baten voor overheid en maatschappij staan daar dan precies tegenover?

De leden van de VVD-fractie vragen in het voorlopig verslag waarom niet gekozen is voor een calamiteitenregeling winterse omstandigheden, die per bedrijfsgroep specifiek gemaakt kan worden. Daarop wordt volgens de leden van de SP-fractie niet expliciet geantwoord in de memorie van antwoord. Wat is volgens de regering precies het argument tegen een bedrijfsgroepspecifieke regeling?

De leden van de PvdA-fractie stellen in het voorlopig verslag dat aanpassing van de vorstverletregeling de overheid geen besparing oplevert. De leden van de SP-fractie vernemen graag de expliciete reactie van de regering op deze stelling.

De regering stelt in de memorie van antwoord dat een collectieve regeling per branche of sector niet wenselijk is, omdat de kosten van het collectief dragen van het risico op extreem winterweer via de sectorpremie alsnog op de sector wordt afgewenteld. Wat is precies het probleem daarvan als brancheorganisaties zelf om een dergelijke regeling verzoeken?

De leden van de SP-fractie vernemen ten slotte graag of het mogelijk is het wetsvoorstel of het onderdeel calamiteitenregeling (voor onwerkbaar weer) aan te houden tot na het geplande overleg met sociale partners in de betrokken branches. Wat zijn daarvan de consequenties?

De commissie ziet met belangstelling uit naar de antwoorden van de regering. Onder voorbehoud van tijdige ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag acht de commissie het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling. Deze is voorzien voor 11 december 2012.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sylvester

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Van Dijk (PVV) (vice-voorzitter), Sörensen (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Beckers (VVD), Swagerman (VVD), Kok (PVV)

Naar boven