33 322 Wijziging van de Meststoffenwet (invoering mestverwerkingsplicht)

I BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 maart 2014

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Meststoffenwet (invoering mestverwerkingsplicht, Kamerstukken 33 322), op 10 december jl., heb ik toegezegd u te informeren over mogelijkheden om naleving van de mestregelgeving te verbeteren en een steviger handhavingsstrategie te organiseren. In deze brief treft u de gevraagde informatie.

Ik heb tijdens de behandeling van het wetsvoorstel met u gesproken over de naleving van de meststoffenregelgeving. Dit was mede naar aanleiding van berichtgeving in de NieuweOogst, waarin een voorman van LTO beweert dat in delen Nederland 40% van de mest zwart is. Dit signaal over aanzienlijke mestfraude staat niet op zich. In het artikel «Zwarte mest zet rem op mestverwerking» in Boerderij van 7 januari jl. stelt een vertegenwoordiger van Cumela dat 30–40% van het totale mestvolume in Zuidoost-Nederland illegaal wordt verhandeld.

Het beeld dat in de media door de sectororganisaties LTO en Cumela wordt geschetst is zeer zorgwekkend, ondanks dat uit de berichten niet duidelijk wordt hoe genoemde percentages «zwarte mest» zijn onderbouwd. De door de sector gesignaleerde omvang van de fraude en resultaten van handhavingsactiviteiten van de NVWA en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zijn aanleiding voor extra maatregelen, die betrekking moeten hebben op het handelen van zowel producenten en gebruikers van mest als op degenen die de mest vervoeren. Ik ben, zoals ik ook aan de Tweede Kamer heb geschreven, voornemens de volgende maatregelen te nemen:

  • Voorschriften voor vervoer van vaste mest zal ik aanscherpen. De AGR/GPS apparatuur mag niet meer los meegenomen worden, maar moet bevestigd zijn aan het transportmiddel (aan de oplegger of de container waar de mest in zit). Ook moet het laad- en lossignaal automatisch worden afgegeven, waar dat nu nog handmatig gebeurt. Waar in de toekomst kan worden aangetoond dat bepaalde categorieën van mesttransporten plaatsvinden binnen de kaders van privaatgeborgde kwaliteitssystemen, wil ik in overleg met de sector bezien of die systemen een alternatief kunnen zijn.

  • Onafhankelijke monsterneming wordt verplicht voor alle transport van vaste mest. Het feitelijk nemen van het monster gebeurt dan niet meer door intermediairs maar door medewerkers van geaccrediteerde laboratoria. Hierdoor wordt de objectiviteit sterk verbeterd. De NVWA houdt toezicht op de laboratoria. Waar in de toekomst kan worden aangetoond dat bepaalde categorieën van mesttransporten plaatsvinden binnen de kaders van privaatgeborgde kwaliteitssystemen of daar waar het risico van afzet van vaste mest te verwaarlozen is, wil ik in overleg met de sector bezien of dat een alternatief kan zijn voor verplichte monstername door geaccrediteerde laboratoria. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan bepaalde vormen van transport van pluimveemest.

  • Ik zal onderzoeken of het vervangen van de bestaande verplichte registratie voorintermediairs door een erkenning een wenselijke aanvulling biedt op de mogelijkheden voor toepassing van het Bibob-instrumentarium, voor het voeren van effectief lik-op-stukbeleid.

  • De RVO zal verkennen of een aanpassing van de wijze waarop mestopslagen en silo’s worden geregistreerd leidt tot het beter en sneller opsporen van eventuele onrechtmatigheden bij de overdracht van deze opslagen en silo’s.

  • Ik zal de mogelijkheden onderzoeken voor het invoeren van een verplichte stikstofadministratie op basis waarvan intermediairen hun stikstofbalans verantwoorden, naast de bestaande verplichte fosfaatadministratie. Ik zal met de sector, maar ook met wetenschappers overleggen welke mogelijkheden zij zien voor het opstellen van juridisch houdbare normen.

  • Ik rond, naar verwachting nog voor de zomer, een overeenkomst af in de vorm van een Memorandum of Understanding, met de Vlaamse Minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur op basis waarvan informatie uitgewisseld wordt ten behoeve van controle op grensoverschrijdende transporten van dierlijke mest. Met de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen heb ik afspraken gemaakt om mestfraude in te perken. Gezien het internationale karakter van de handel in meststoffen ben ik voorstander van Europees geharmoniseerde regels voor mesttransport. Ik zal dat in Europees verband aan de orde stellen.

  • Voor de middellange termijn zie ik perspectief voor technische verbetering van het bemonsteringsproces. Een interessante innovatie is de ontwikkeling van een analysemethode op basis van infrarood, waardoor tijdens het laden en lossen van mest direct de exacte mineralensamenstelling kan worden bepaald. Ik zal dit soort processen waar mogelijk faciliteren, en wanneer nieuwe technieken zich bewijzen, zorgen voor tijdig actualiseren van regelgeving zodat toepassing in de praktijk mogelijk wordt.

  • De RVO zal strengere maatstaven aan de dag leggen bij het bepalen of bedrijven de gebruiksnormen hebben nageleefd. Dat betekent dat er minder mogelijkheden komen voor oneigenlijk gebruik van de regels.

  • De NVWA zet naast strafrechtelijke maatregelen ook het bestuursrechtelijk instrumentarium in om wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen en deelname aan subsidieregelingen uit te sluiten.

  • De uitvoering en handhaving van de mestregelgeving is complex, niet in de laatste plaats vanwege het grote aantal uitzonderingsclausules dat in de loop van de tijd in de regelgeving is opgenomen. Ik zal het effect van uitzonderingen op de handhaafbaarheid beoordelen.

De handhavingsstrategie behelst, behalve het jaarlijks, en waar nodig ook tussentijds, selecteren van onderwerpen of doelgroepen waar zich specifiek grote milieu- of frauderisico’s voordoen, ook het bepalen van effectieve inzet van de controlerende instanties RVO en NVWA. Daarnaast dragen gemeenten, waterschappen en politie bij aan handhaving vanuit hun expertise en verantwoordelijkheid.

Bovengenoemde maatregelen strekken ertoe de eisen aan de verantwoording door mestproducenten, -vervoerders en gebruikers van dierlijke mest over het transport en het gebruik van mest aan te scherpen en de mogelijkheden te verbeteren voor handhavende diensten op te treden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven