33 322 Wijziging van de Meststoffenwet (invoering mestverwerkingsplicht)

F BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2013

Op 3 december jl. heb ik u verzocht de wijziging van de Meststoffenwet nog dit jaar te behandelen. Ik heb toen aangegeven dat in verband met de samenhang tussen de mestverwerkingsplicht uit het wetsvoorstel en het bestaande gebruiksnormenstelsel, dat per kalenderjaar werkt, de introductie van de mestverwerkingsplicht niet anders kan geschieden dan gekoppeld aan kalenderjaren. De verwerkingsplicht ziet op verwerking gedurende een volledig kalenderjaar. Indien het stelsel in zou gaan op een datum gedurende een kalenderjaar, kan de verplichting niet worden gehandhaafd ten aanzien van datgene wat voor die datum verwerkt is. Het opleggen van een verwerkingsplicht gedurende een kalenderjaar sluit niet aan bij de praktijk, van met name, intermediaire ondernemers. Dit zou leiden tot uitstel tot 1 januari 2015.

In die brief heb ik ook aangegeven dat het van belang is dat het stelsel van verplichte mestverwerking al per 2014 in werking treedt zodat het nieuwe stelsel zich kan bewijzen in de situatie dat de stelsels voor productiebegrenzing (dierrechten en melkquota) van kracht zijn. In dat kader heeft Nederland in het vijfde actieprogramma (2014–2017) aangekondigd voor het oplossen van het mestprobleem de mestverwerkingsplicht in te zullen voeren met ingang van 2014. De mogelijkheid voor het verkrijgen van een derogatie is gekoppeld aan de aanvaarding van het actieprogramma door de Europese Commissie. Het is in dat kader van groot belang dat de Commissie zekerheid heeft over inwerkingtreding van de mestverwerkingsplicht met ingang van 1 januari 2014.

Ik wil uw Kamer nogmaals verzoeken de voorliggende wijziging van de Meststoffenwet tijdig te behandelen zodat de wet op 1 januari 2014, in plaats van per 1 januari 2015, in werking kan treden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven