33 322 Wijziging van de Meststoffenwet (invoering mestverwerkingsplicht)

D BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2013

Op 5 november jongstleden heeft uw Kamer voorlopig verslag uitgebracht bij de wijziging van de Meststoffenwet (invoering mestverwerkingsplicht) zoals die op 1 oktober door de Tweede Kamer is aanvaard. Op 29 november jongstleden heb ik uw Kamer de memorie van antwoord doen toekomen.

Het voorliggende wetsvoorstel beoogt het mestprobleem in Nederland aan te pakken door direct te sturen op het mestoverschot in plaats van door productiebeheersing. Het voorliggende wetsvoorstel introduceert daarom een mestverwerkingsplicht voor alle veehouders met een mestoverschot op bedrijfsniveau. Het wetsvoorstel regelt ook dat het bestaande dierrechtenstelsel niet automatisch vervalt op 1 januari 2015, maar op een bij Koninklijke Besluit nader te bepalen moment.

Het kabinet heeft herhaaldelijk aangegeven dat het de voorkeur geeft aan het op zo kort mogelijke termijn laten vervallen van de dierrechten. Stapeling van instrumenten, dierrechten en verplichte mestverwerking is onwenselijk maar dierrechten vervallen pas nadat dat verantwoord wordt geacht. In dat licht acht het kabinet het van groot belang dat het stelsel van verplichte mestverwerking op 1 januari 2014 in werking treedt. Zo kan ervaring met het nieuwe stelsel worden opgedaan in omstandigheden waarin het oude stelsel zonder meer van kracht is. In verband met de samenhang tussen de mestverwerkingsplicht uit het wetsvoorstel en het bestaande gebruiksnormenstelsel, dat per kalenderjaar werkt, kan de introductie van de mestverwerkingsplicht niet anders geschieden dan gekoppeld aan kalenderjaren.

Ik wil uw Kamer verzoeken de voorliggende wijziging van de Meststoffenwet nog dit jaar te behandelen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven