33 305 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Federale Republiek Brazilië inzake samenwerking ter zake van defensiegerelateerde aangelegenheden; Brasilia, 7 december 2011

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 12 juni 2012.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 12 juli 2012.

Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2012

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 7 december 2011 te Brasilia tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Federale Republiek Brazilië inzake samenwerking ter zake van defensiegerelateerde aangelegenheden (Trb. 2012, 8).

Een toelichtende nota bij dit Verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

De Braziliaanse marine heeft plannen voor een aanzienlijke uitbreiding en vernieuwing van haar vloot. Het betreft hier verschillende klassen schepen, waaronder de Offshore Patrol Vessels (OPV). In Nederland gevestigde scheepswerven zijn goede kandidaten om deze OPV’s te leveren. Naast Nederland dingen ook andere landen mee naar de door Brazilië te plaatsen orders. Deze landen zijn Frankrijk, Italië, Engeland en Duitsland. Teneinde mee te kunnen dingen naar deze orders heeft Brazilië als politieke voorwaarde onder meer gesteld, dat er een kaderverdrag inzake defensiesamenwerking moet worden getekend tussen beide staten voordat er sprake kan zijn van gunning van een contract aan een industrie van dat land. Frankrijk, Italië, Engeland en Duitsland hebben een dergelijke kaderverdrag met Brazilië reeds ondertekend.

Gelet op het economisch belang dat aan het verkrijgen van een dergelijke order voor Nederland is verbonden, heeft het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie het ministerie van Defensie verzocht om medewerking te verlenen aan een zo spoedig mogelijke totstandkoming van een kaderverdrag met Brazilië. Voor wat betreft het Koninkrijk, raken deze economische belangen enkel het Europese deel van Nederland.

In het kaderverdrag zijn algemene voorwaarden voor defensiesamenwerking vastgelegd. Civiele organisaties met eigen taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zoals de Kustwacht vallen niet binnen het kader van dit verdrag.

Het doel van de samenwerking op defensiegebied is het bevorderen van militaire activiteiten, activiteiten betreffende militair materieel en systemen, alsook uitwisselingen inzake defensie- en veiligheidsaangelegenheden. De samenwerking kan onder meer de volgende vormen aannemen:

  • samenwerking op het gebied van onderzoek, ontwikkeling, logistieke ondersteuning en verwerving van defensieproducten, defensiematerieel en diensten;

  • het delen van kennis en ervaringen opgedaan op het gebied van operaties;

  • het delen van kennis op het gebied van defensie technologie;

  • gemeenschappelijke activiteiten op het gebied van training, militaire instructie en oefeningen.

Indien binnen het kader van dit verdrag op een bepaald gebied nader wordt samengewerkt, zullen hieromtrent nadere afspraken worden gemaakt. Aanvullende verdragen m.b.t. bijvoorbeeld de status van militair personeel (zie ook onder de artikelsgewijze toelichting, artikel 9 van deze toelichtende nota), kunnen eventueel ook voor Aruba, Curaçao en/of Sint Maarten worden gesloten, zouden die delen van het Koninkrijk dat wensen. Ook zouden zulke verdragen voor het Caribische deel van Nederland kunnen gelden. Tevens kan in de toekomst het verdrag worden uitgebreid naar andere activiteiten, voor zover het Defensie gerelateerde aangelegenheden betreft.

In de titel en de aanhef van het verdrag wordt de regering van Brazilië genoemd als Verdragsluitende Partij. Het verdrag zal uiteraard tussen beide staten gelden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De samenwerking vindt in de regel plaats door het uitwisselen van informatie en het uitwisselen van personeel.

Artikel 3

Alhoewel de inhoud voor zich spreekt, is het een uitdrukkelijke eis van Brazilië geweest om een verwijzing naar het Handvest van de Verenigde Naties als zelfstandig artikel in het verdrag op te nemen.

Artikel 4

Iedere verdragspartij draagt de eigengemaakte kosten met betrekking tot de uitvoering van het verdrag zelf, tenzij anders is overeengekomen.

Artikel 5

Dit artikel bevat bepalingen inzake de bescherming van geclassificeerde informatie welke in het kader van de samenwerking wordt gegenereerd of uitgewisseld. Het is de bedoeling dat de verdragspartijen een separate beveiligingsovereenkomst sluiten. Tot de datum van inwerkingtreding van deze beveiligingsovereenkomst blijven de bepalingen in het kaderverdrag van kracht.

Artikel 6

Op grond van het gestelde in het eerste en tweede lid, doen verdragspartijen over en weer afstand van aanspraken jegens elkaar ter zake van schade aan hun eigendommen in gebruik bij hun strijdkrachten en ter zake van letsel van hun personeel, toegebracht in het kader van de uitoefening van de dienst. Die aansprakelijkheid bestaat wel in geval van opzet en grove schuld (tweede lid).

In het derde lid is een regeling opgenomen voor de afhandeling van schade aan derden welke door personeel van de zendstaat wordt veroorzaakt. De ontvangende staat behandelt de vorderingen en doet deze af in overeenstemming met de wetten en regelingen van deze staat. De zendstaat zal alle door de ontvangende staat gemaakte kosten aan deze vergoeden. Afhandeling van claims die voorvloeien uit door personeel van de zendstaat gesloten contracten met derden op het grondgebied van de ontvangende staat (bijvoorbeeld contracten in het kader van de levering van goederen voor een oefening) zijn uitgesloten van bovenvermelde procedure en worden afgehandeld in overeenstemming met de bepalingen van het desbetreffende contract.

Het vierde lid geeft een regeling voor de gevallen waarin de schade aan derden gezamenlijk is toegebracht door personeel van de zendstaat en personeel van de ontvangende staat. Ook hier zal de ontvangende staat de vordering, in overeenstemming met de wetten en regelingen van deze staat, behandelen en afdoen. De kosten worden in dit geval tussen de ontvangende staat en de zendstaat verdeeld naar rato van de schade of het verlies dat iedere partij heeft veroorzaakt.

Het vijfde lid geeft een regeling voor de afhandeling van schade aan derden, welke door personeel van de zendstaat is toegebracht buiten de uitoefening van de dienst. Afhandeling van deze schade vindt plaats door middel van consultatie tussen de verdragspartijen en in overeenstemming met de wetten en regelingen van de ontvangende staat.

In het zesde lid is een bepaling opgenomen op grond waarvan de zendstaat enige invloed kan uitoefenen op de hoogte van de uit te keren schadevergoeding.

Artikel 7

De verdragspartijen komen overeen dat geschillen die voortvloeien uit of verband houden met het verdrag, in overleg tussen de verdragspartijen worden opgelost.

Artikel 8

Met betrekking tot de gebieden van samenwerking, genoemd in dit kaderverdrag, kunnen de verdragspartijen op grond van het gestelde in het eerste lid nadere verdragsafspraken maken. Op grond van het gestelde in het tweede lid kunnen binnen dit kader ook uitvoerende afspraken worden gemaakt tussen de Ministers van Defensie van de verdragsluitende partijen. Laatstgenoemde afspraken, die in de regel worden vastgelegd in een «Memorandum van Overeenstemming», dienen in lijn te zijn met de nationale wetten van de verdragspartijen.

Artikel 9

Tussen de verdragspartijen zal een overeenkomst worden gesloten inzake de status van hun personeel, indien aanwezig op het grondgebied van de andere verdragspartij. In het kader van een dergelijke statusovereenkomst moet worden gedacht aan bepalingen inzake rechtsmacht, het dragen van wapens tijdens oefeningen, bepalingen inzake binnenkomst en verblijf alsmede bepalingen inzake de in- en uitvoer van defensiemateriaal. Een regeling inzake aansprakelijkheid is reeds vastgelegd in artikel 6 van het verdrag.

Koninkrijkspositie

Wat het Koninkrijk betreft, zal het verdrag alleen voor het Europese deel van Nederland gelden. De genoemde economische belangen raken enkel het Europese deel van het Koninkrijk (zie ook de Inleiding van deze toelichtende nota).

De minister van Defensie, J. S. J. Hillen

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

Naar boven