33 301 EU-mededeling: inspelen op de veranderingen in onze buurlanden COM(2011)3031

A VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 juni 2012

De vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties2 van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden heeft in haar commissievergadering van 28 juni 2011 kennisgenomen van de Gezamenlijke Mededeling van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid getiteld «Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden» (COM(2011) 303 def).

Naar aanleiding daarvan heeft zij de voorzitter van de Europese Commissie Barosso op 5 juli 2011 een brief gestuurd.

De vicevoorzitter van de Europese Commissie Šefčovič heeft op 12 juni 2012 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties, Fred Bergman

BRIEF AAN DE VICEVOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 5 juli 2011

De vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden heeft in haar commissievergadering van 28 juni jongstleden kennisgenomen van de Gezamenlijke Mededeling van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid getiteld «Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden» (COM(2011) 303 def). Uit de bespreking van deze mededeling in commissieverband concludeert de commissie graag het volgende.

Deze mededeling ziet op een herijking van het Europees Nabuurschapsbeleid. Er wordt geconstateerd dat er een behoefte is aan grotere flexibiliteit en maatwerk in de vormgeving van bilaterale betrekkingen tussen de Unie en de zestien individuele nabuurschapspartners: Oekraïne, Moldavië, Wit-Rusland, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Marokko, Algerije, Libië, Tunesië, Egypte, Israel, de Palestijnse Gebieden, Libanon, Jordanië en Syrië. Het herziene Nabuurschapsbeleid heeft onder andere de volgende kenmerken: de versterking van democratiseringsprocessen (goed bestuur, democratie, rechtsstaat, mensenrechten), de bevordering van economische ontwikkeling en de beheersing van migratiestromen. Ook wordt ingezet op versterking van de contacten met het maatschappelijk middenveld.

De vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties mist in deze mededeling echter iedere verwijzing naar de werkzaamheden van de Raad van Europa met betrekking tot versterking van de democratie, goed bestuur, rechtsstaat en mensenrechten. In dit verband refereert de vaste commissie ook graag aan de werkzaamheden van The European Commission for Democracy through Law (beter bekend als de Venice Commission). Dit klemt temeer omdat van de oostelijk zes nabuurschapspartners de meeste ook lidstaten zijn van de Raad van Europa. De vaste commissie legt daarom graag de vraag voor of de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger de opvatting van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties van de Eerste Kamer der Staten-Generaal delen dat door samenwerking tussen de Europese Unie en de Raad van Europa met betrekking tot hun werkzaamheden verbandhoudend met en gericht op de nabuurschapslanden belangrijke synergievoordelen kunnen worden bereikt? Anders gezegd, samenwerking tussen de EU en de Raad van Europa zou de doelstellingen van het herijkte Nabuurschapsbeleid dichterbij kunnen brengen. Kunnen de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger uiteenzetten waarom de werkzaamheden van en de samenwerking met de Raad van Europa in deze mededeling geheel onbesproken blijven? Kunnen de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger voorts verduidelijken hoe dit zich verhoudt tot het Memorandum of Understanding tussen de Raad van Europa en de Europese Unie dat ziet op deze samenwerking? Op welke wijze zal de Europese Commissie haar samenwerking met de Raad van Europa vormgeven om (onder andere) de doelstellingen van het Europees Nabuurschapsbeleid te realiseren?

De vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden ziet de beantwoording van deze vragen met bijzondere belangstelling tegemoet.

Een gelijkluidende brief is verzonden aan de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van de EU

Voorzitter van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden, Mevrouw mr. drs. M.A.H. Strik

BRIEF VAN DE VICEVOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juni 2012

Ik dank u voor de vragen van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden over de gezamenlijke mededeling «Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden» {COM(2011) 303 definitief} en verontschuldig mij dat het zo lang heeft geduurd voordat deze worden beantwoord.

De nieuwe aanpak van het Europees nabuurschapsbeleid is gebaseerd op steunverlening voor de opbouw van duurzame democratie in onze buurlanden. Daarnaast is het hernieuwde Europees nabuurschapsbeleid gebaseerd op voorwaarden en wederzijdse verantwoordingsplicht. Als een partnerland meer steun van de EU wil krijgen, zal het moeten aantonen dat er vooruitgang is geboekt bij een aantal belangrijke politieke hervormingen. Omgekeerd, als de EU haar partners steun belooft om hervormingen te stimuleren, zal zij haar beloften moeten nakomen als de hervormingen worden doorgevoerd. Die stimulansen zijn niet alleen financiële steun, maar ook toegang tot de EU-markt en meer mobiliteit van mensen in een veilige omgeving. De EU zal alleen geloofwaardige stimulansen kunnen bieden en haar beleid doen slagen, als zij de steun krijgt van de EU-lidstaten en hun parlementen.

De EU is het eens met de Eerste Kamer dat er belangrijke synergievoordelen kunnen worden bereikt als de EU en de Raad van Europa met het oog op de ondersteuning van onze buurlanden samenwerken op het gebied van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. Dit geldt niet alleen voor onze oostelijke buurlanden, waarvan de meeste lid zijn van de Raad van Europa en al jarenlang samenwerken met de EU en de Raad van Europa, maar ook voor onze buurlanden in het zuidelijke Middellandse Zeegebied en het Midden-Oosten.

Eind 2010 werd al het startschot gegeven voor een versterkte dialoog en coördinatie tussen de Raad van Europa en de EU om na te gaan of er op de gebieden die onder de bevoegdheid van de Raad van Europa vallen, kan worden samengewerkt in onze zuidelijke buurlanden. De strategie van de Raad van Europa in verband met de buurlanden in Centraal-Azië en het zuidelijke Middellandse Zeegebied, die op 11 mei 2011 in Istanbul door het Comité van Ministers werd aangenomen, is een grote stap vooruit in het toenemend engagement van de Raad van Europa in die regio.

De EU beschouwt de Raad van Europa als een van de belangrijkste partners die het hervormingsproces in die landen kan ondersteunen. De Venice Commission is een van onze belangrijkste gesprekspartners op het gebied van constitutionele hervorming en verandering van het kiesstelsel. De EU volgt de initiatieven van de Raad van Europa van nabij, zodat samen met de zuidelijke buurlanden, met name Tunesië en Marokko, de prioriteiten voor samenwerking kunnen worden vastgesteld. De voorbije maanden zijn verschillende bezoeken aan de twee landen gebracht (ook door de Venice Commission). Bij die gelegenheden werd niet alleen met de autoriteiten een dialoog aangevat, maar ook met maatschappelijke organisaties, de EU-delegaties en de lidstaten.

In de mededeling «Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden» komt deze benadering tot uiting. In deel 1, « Ondersteuning van de vooruitgang bij het totstandbrengen van een duurzame democratie», wordt op bladzijde 6 in de eerste alinea bevestigd dat de samenwerking met de Raad van Europa moet worden gestimuleerd. Dat gegeven wordt verder ontwikkeld in het programma op middellange termijn voor een hernieuwd Europees nabuurschapsbeleid dat integrerend onderdeel vormt van de mededeling.

In deel 2.3 van het programma (« Opbouwen van het partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart in de partnerlanden in het zuidelijke Middellandse Zeegebied») wordt aanbevolen de samenwerking met de Raad van Europa uit te breiden en worden de instrumenten van de Raad van Europa genoemd die kunnen worden gebruikt, met name de status van partner voor democratie van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa en de verdragen van de Raad van Europa inzake governance, waarin belangrijke ijkpunten voor vooruitgang zijn vastgesteld. In het programma wordt ook de invoering van een passend financieel mechanisme overwogen om de samenwerking met de Raad van Europa in deze landen te ondersteunen. In dit verband wordt een faciliteit voor het zuidelijke Middellandse Zeegebied van 4 miljoen euro voorbereid, die volledig door de EU wordt gefinancierd.

De samenwerking tussen de EU en de Raad van Europa in dit dossier is een goed voorbeeld van hoe de samenwerking tussen de twee organisaties de voorbije jaren aan belang heeft gewonnen, overeenkomstig het in 2007 ondertekende memorandum van overeenstemming tussen de EU en de Raad van Europa.

Ik ben zeer dankbaar voor de blijvende steun van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden voor het Europees nabuurschapsbeleid en hoop dat onze samenwerking in de toekomst even vruchtbaar kan blijven.

Vicevoorzitter, Maroš Šefčovič


X Noot
1

Zie dossier E110024 op www.europapoort.nl

X Noot
2

Samenstelling: Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Broekers-Knol (VVD), Kox (SP), Franken (CDA), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Strik (GL) (voorzitter), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Martens (CDA), Backer (D66), Th. de Graaf (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA) (vice-voorzitter), Postema (PvdA)), M. de Graaff (PVV), Sörensen (PVV), Popken (PVV), Van Rey (VVD) en Swagerman (VVD).

Naar boven