33 296 Mogelijke beïnvloeding van sportwedstrijden (matchfixing)

Nr. 13 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 januari 2017

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben op 15 december 2016 overleg gevoerd met de heer Van der Steur, Minister van Veiligheid en Justitie, over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 11 maart 2015 met de reactie op het verzoek van het lid Van Dekken, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 20 januari 2015, over matchfixing (Kamerstuk 33 296, nr. 11).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Ypma

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Lodders

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts

Voorzitter: Ypma

Griffier: Verstraten

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bruins Slot, Van Dekken, Rudmer Heerema, Van Nispen en Ypma,

en de heer Van der Steur, Minister van Veiligheid en Justitie.

Aanvang 16.00 uur.

De voorzitter:

Dames en heren. Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg over matchfixing. Hartelijk welkom collega's, Minister, alle ondersteuning en alle belangstellenden. We gaan gauw van start. We hebben een spreektijd van vier minuten afgesproken en ik sta twee interrupties toe. Ik heet de heer Rudmer Heerema hartelijk welkom in de commissie. Ik constateer dat er geen bezwaar tegen is dat hij hier het woord zal voeren.

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter. Ik zie mezelf nog binnenstappen bij het Openbaar Ministerie (OM) in Amsterdam, samen met mijn collega Jeroen Recourt, voor een officieel gesprek met de hoofdofficier van justitie over de inhoud van de Bochumtape, een tape met bloedserieuze informatie over gefixte voetbalwedstrijden in de Nederlandse competitie. Het verhaal was dat de Duitse recherche had ontdekt dat honderden wedstrijden in Europees verband verdacht waren voor matchfixing en dat er sprake was van drie verdachte gevallen van matchfixing in andere sporten en van een aantal andere criminele zaken. Het gaat over verkochte wedstrijden, ook in Nederland.

Hier begint het verhaal. Ik heb geen tijd om het uitgebreid te vertellen; ik probeer het dus beperkt te houden. Het ging als volgt. De Duitse justitie zond de Nederlandse justitie een keurig schrijven over een tape waarop opnames van gesprekken stonden met matchfixers die werkten vanuit een bekende kroeg in de hoofdstad. Op de tape wordt gesproken over gefixte wedstrijden binnen het betaald voetbal in Nederland. Deze informatie kwam terecht bij het Openbaar Ministerie in Amsterdam. Daar werd er niets mee gedaan tot ergernis en frustratie van direct betrokkenen die dusdanig was dat collega Recourt en ik werden benaderd over de inhoud van de Bochumtape. Uiteindelijk stapten wij zelf naar het Openbaar Ministerie om het te confronteren met onze feitelijke bevindingen.

Dat was in 2012 en eigenlijk werd er niets mee gedaan. Het is nu 2016. Aangetoond is dat matchfixing bestaat. Via door de Kamer afgedwongen onderzoek, onderzoek door journalisten en wetenschappers, via hoorzittingen, via misschien wel 50 à 60 setjes Kamervragen en tig publicaties, beloofde de voorganger van de Minister – dat gebeurde op straat – een knoop in zijn zakdoek te leggen. Uiteindelijk hadden we dus een justitieel onderzoek kunnen afdwingen. Ik zei tegen mezelf: hoera, het gaat los, eindelijk onderzoek naar de Bochumtape. Maar niets van dit al gebeurde. Drie keer deed de Nederlandse justitie een verzoek aan de Duitse justitie, drie keer werd de tape gestuurd, drie keer kwam de informatie verkeerd terecht en drie keer gebeurde er helemaal niets. Ik wil het eigenlijk niet zo hard stellen, maar ik vind het geblunder. Let wel, het gaat om dezelfde kwestie als die wij bespraken met de officier van justitie in Amsterdam. Daar werd aanvankelijk gewoon keihard ontkend dat de Bochumtape er was.

De PvdA vindt dit alles eigenlijk een dwaling van jewelste, iets wat zijn weerga niet kent. Het gekke is dat meneer de matchfixer, over wie het allemaal ging, gewoon vrij rondloopt. Hoe kan dat? Is de Minister met de PvdA van mening dat dit een schoffering is voor eenieder die strijdt tegen de invloed van criminelen en criminele organisaties binnen de sport? Is het Openbaar Ministerie al naar de heer Bachmann gestapt voor informatie over de Nederlandse fixer? Is de fixer al verhoord? In mei dit jaar kondigde het Openbaar Ministerie tijdens een televisie-uitzending van Nieuwsuur aan dat de fixer, als het een beetje zou kunnen, zou worden opgehaald voor verhoor. Is dat gedaan?

Ik heb nog een paar concrete vragen. Is de Minister bereid de internationale samenwerking voor de aanpak van matchfixing structureel te verbeteren door bijvoorbeeld meer juridische kennis of gegevens uit te wisselen? Dat is een wens van mijn partij, de Partij van de Arbeid, maar ook van andere betrokkenen, namelijk de KNVB (Koninklijke Nederlandse Voetbalbond) en NOC*NSF (Nederlands Olympisch Comité en Nederlandse Sport Federatie).

In de zaak-Kargbo, ook een geval van matchfixing, heeft de KNVB objectief vastgesteld dat er sprake is van matchfixing van eredivisiewedstrijden in Nederland. Vervolgens zien we dat het Openbaar Ministerie ruim een jaar later niet tot vervolging is overgegaan. Heeft het OM onvoldoende juridische handvatten om tot vervolging over te gaan? Moet de wetgever overgaan tot het daadwerkelijk strafbaar stellen van matchfixing? Ik heb net de wetgeving er nog even op nageslagen en ik zie dat er op zich best ruimte is om de strafbaarstelling van matchfixing onder artikel 326 Sr (Wetboek van strafrecht), oplichting, te hangen. Dus het zou kunnen. Ik geef het de Minister ter overweging mee. Direct daaraan gelieerd is de vraag of de Minister bereid is om deskundige opsporingscapaciteit in te zetten.

De beantwoording op de door mij gestelde Kamervragen heb ik zojuist gelezen. Deze gingen over de vier Nederlandse voetbaltalenten die slachtoffer werden van een oorlog tussen twee groepen matchfixers. Ik heb het over oud-spelers van Atalanta FC. Eigenlijk wil ik wel een oproep doen voor eerherstel van deze voetballers die op een vreselijke manier zijn gebruikt door de fixers.

Tot slot. Hoe functioneert het platform matchfixing? Zijn daar daadwerkelijk alle partijen bij betrokken? Ik vraag dat omdat ik van de onlineaanbieders verschillende geluiden en opmerkingen heb gehoord. Wellicht kunnen zij ook een actieve bijdrage leveren aan de strijd tegen matchfixing.

De voorzitter:

Dan geef ik graag het woord aan de heer Rudmer Heerema. Ook mevrouw Bruins Slot moet ik officieel welkom heten bij deze commissie.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. De integriteit van sport staat onder druk. We hoeven de krant maar open te slaan of we lezen verschrikkelijke verhalen over misbruik van jonge sporters, leugenachtige verhalen van dopingzondaars en keiharde verhalen over de illegale industrie van matchfixing. Vandaag spreken we specifiek over matchfixing. Ik benadruk nogmaals dat de integriteit van sport onder druk staat. Ik ben een enorm sportliefhebber. Wekelijks kijk ik naar allerlei sportwedstrijden en ik hoop daar eerlijke sport te zien, wedstrijden waar de beste, de snelste of de sterkste wint. Als we daar als sportliefhebbers niet meer vanuit kunnen gaan, naar welk toneelstukje kijken we dan nog? We maken ons in de Tweede Kamer al een tijdlang druk over matchfixing. We lezen met enige regelmaat dat tennis- of voetbalwedstrijden gekocht zijn. We hebben daarom zelf een rondetafelgesprek georganiseerd over het fenomeen matchfixing, wat bij mij helaas meer vragen heeft opgeroepen dan antwoorden heeft gegeven.

Resultaten van wereldwijd voetbalonderzoek tonen aan dat er gemiddeld genomen in elk elftal weleens iemand benaderd is. Ik heb onlangs de première van It's a bet in EYE in Amsterdam gezien. Daarnaast is er een fikse discussie ontstaan over de vraag hoe gemakkelijk beïnvloedbaar de verschillende takken van sport precies zijn. Al deze berichten samen bezorgen mij een heel onaangenaam gevoel en vooral het gevoel dat het ongrijpbaar is. Ik heb namelijk nog steeds geen flauw idee van de omvang van deze problematiek, wereldwijd, in Europa en in Nederland. Daarom wil ik graag van de Minister weten of hij zicht heeft op wat er precies speelt in Nederland. Kan hij ons hier meer informatie over geven of is het ook voor hem ongrijpbaar? Dat kan ik me best voorstellen, maar we kunnen echt nog wel een paar stappen zetten. Nederland is immers niet te vergelijken met het gemiddelde van de wereld. Onze sportsituatie is echt veel beter dan die in landen als Burkina Faso. In alle internationale onderzoeken worden parameters gebruikt die bij ons in de competitiesport niet of nauwelijks voorkomen, zoals het structureel uitblijven van salarisbetalingen, een corrupt en zwak kader en dusdanig lage salarissen dat een speler er niet van kan rondkomen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het is een terechte constatering van de heer Heerema dat onze sportsituatie, gelukkig, verschilt van die van Burkina Faso, ook als het gaat om integriteitsmaatregelen. De heer Van Dekken sprak net echter over Duitsland en de Bochumtape en de matchfixing die daar heeft plaatsgevonden. Hoe groot is het verschil in sportsituatie tussen Nederland en Duitsland?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

In Nederland hebben wij een heel bijzondere structuur van verenigingen die nergens anders op de wereld te vinden is. We hebben gemiddeld genomen een heel sterk kader. Ik probeer hiermee aan te tonen dat de onderzoeken die wij de afgelopen tijd hebben kunnen lezen, met name het wereldwijde onderzoek waarbij het voetbal in vele landen is onderzocht, niet een-op-een terug te vertalen zijn naar Nederland om de simpele reden dat de landen waar het echt mis is een geheel andere sportstructuur hebben. Ik begrijp de vraag van mevrouw Bruins Slot. Wat is dan de relatie met Duitsland, want dat is in feite toch een vergelijkbaar land? Het is ons buurland. Al is het grensgebied een wat grijs gebied in dit opzicht, dan nog is matchfixing in mijn optiek zowel in Nederland als in Duitsland nog altijd moeilijker dan in landen waar spelers helemaal niet betaald worden, waar een volledig corrupt kader zit en waar salarisbetalingen gewoon uitblijven.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het is een terechte constatering van de heer Heerema dat het in Nederland en Duitsland waarschijnlijk moeilijker zal zijn om te fixen, maar het gebeurt wel in Duitsland. Het grote verschil tussen Nederland en Duitsland is dat in Duitsland het Openbaar Ministerie er wel in is geslaagd om dat boven water te krijgen. Wat verwacht de heer Heerema van de Nederlandse situatie?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Volgens mij heb ik duidelijk aangegeven dat de rondetafelgesprekken mij in feite meer vragen dan antwoorden hebben opgeleverd. Ik heb onvoldoende zicht op de grootte van de problematiek in Nederland. Daarover heb ik een vraag aan de Minister gesteld. Het voorbeeld van Duitsland stelt mij zeker niet gerust. Ik hoop dus dat de Minister mij inzicht kan geven in de omvang van de problematiek in Nederland in vergelijking met bijvoorbeeld Duitsland. Als het nodig is om vergelijkbare stappen te zetten, moeten we dat doen.

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik heb een vraag aan mijn collega Heerema. Juist het Duitse onderzoek leverde nieuws en feiten op over gefixte wedstrijden in de Nederlandse betaalde voetbalcompetitie. Het ging aanvankelijk over de eerste divisie. Het verhaal wil ook dat er via aftapping allerlei informatie is opgenomen over spelers, scheidsrechters, trainers enzovoort. Op een bepaald moment werd de tape naar de Nederlandse justitie gestuurd, maar er gebeurde niets. Is de heer Heerema van mening dat we helemaal geen zicht hebben op wat er in Nederland heeft plaatsgevonden? Lieert hij dit ook aan het feit dat de matchfixer die verantwoordelijk was voor het fixen van wedstrijden, niet alleen in Nederland en Duitsland maar ook elders in Europa, nog steeds vrij rondloopt in Nederland?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dit is volgens mij gewoon een onderdeel van het probleem. Ik wil weten hoe groot het probleem in totaal is. De Bochumtape is bekend, de informatie die daarop staat is bekend en het is heel erg slecht dat dat soort mensen vrij rondloopt. Als je fouten maakt, moet je gestraft worden, en wat mij betreft hard gestraft. Dat geldt zowel voor de fixers als voor de spelers die zich ervoor lenen. Daarin is overigens ook een rol voor de sportbonden weggelegd. Nogmaals, het is een onderdeel van het totaalbeeld van wat er in Nederland niet goed gaat op het gebied van matchfixing. Daar kan sowieso niets goed gaan. De vraag die ik aan de Minister heb gesteld is: als we het totaalbeeld schetsen, hoe groot is dan het probleem?

Ik heb in het begin van mijn betoog aangegeven dat de integriteit van onze sport onder druk staat en dat matchfixing onderdeel is van dat probleem. Ik heb de Minister reeds gevraagd om zicht te geven op de omvang van het probleem. Ik wil ook van de Minister weten of er bezwaren bestaan tegen het koppelen van gegevens van de sportbonden aan gegevens van de gokindustrie. Daarmee kunnen wellicht patronen worden herkend en vuile wedstrijden worden getraceerd. Misschien kan een onafhankelijk instituut dat doen. Ik wil echt een stap zetten met deze informatiedeling. Kan ik hierop een toezegging van de Minister krijgen?

Ik kom op het aanpakken van de zondaars. Het is geen geheim dat ik een groot voorstander ben van de harde aanpak. Dat geldt voor misbruik, voor doping en zeker voor matchfixing. Daar zijn twee verschillende mogelijkheden voor, namelijk via de rechtspraak – daarom zitten we hier met de Minister van Justitie – en via de sportbonden. Hoe kansrijk zijn beide trajecten en wat is hun impact? Bereiken we er iets mee? Overlegt de Minister met bijvoorbeeld de sportbonden? Waar kan de Kamer hem mee ondersteunen?

Ik kom tot een conclusie. Een heel belangrijke garantie om matchfixing zo beperkt mogelijk te houden, is een sterk kader in de sport: sterke besturen, eerlijke scheidsrechters en belangeloze vrijwilligers. Daar draagt het amendement bij de VWS-begroting (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) aan bij met 0,8 miljoen euro voor versterking van de basisinfrastructuur sport. Omdat de integriteit van sport voor een deel onder de Minister van Veiligheid en Justitie (V en J) valt, vraag ik hem of hij nog ruimte ziet om bij te dragen aan de versterking van het kader bij sportverenigingen om daardoor de kans op misbruik, doping en matchfixing zo klein mogelijk te maken.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. De integriteit van de sport is inderdaad een groot goed. Doping hoort niet thuis in de sport en wedstrijden behoren op het veld, de baan of de weg beslist te worden en niet op de Aziatische gokmarkt. Als we niets doen aan matchfixing en het uitgroeit tot grote proporties, verliezen mensen het vertrouwen in de sport. Daarover gaat het hier. In sommige Aziatische landen zien we al waar het toe kan leiden: lege tribunes. Mensen krijgen immers het idee dat ze naar een toneelstuk kijken. Als we in Nederland 's avonds naar Studio Sport kijken, willen we ons bij een blunder van de keeper toch niet moeten afvragen of die echt is of gefixt?

Dat er een probleem is met manipulatie in de sport staat vast. Dat we hier iets aan moeten doen, staat voor de SP ook vast. Hoe groot het probleem precies is, weten we echter niet. Uit onderzoek uit 2013 bleek dat 4% van de sporters benaderd zou zijn om de uitslagen van de eigen wedstrijden te manipuleren, maar recentelijk bleek uit groot internationaal onderzoek dat in ieder voetbalelftal wel één speler is benaderd voor matchfixing of eraan heeft meegewerkt. Wat is hierop de reactie van de Minister? Is het probleem groter dan we tot nu toe hebben aangenomen?

Het meest wordt er gepubliceerd over voetbal. Het recente nieuws is dat matchfixers zelfs complete clubs opkopen in Finland om daar vervolgens geld aan te verdienen. Dat heeft werkelijk niets meer met sport te maken en kent, behalve de oplichters zelf, alleen maar verliezers: de sporters, de supporters, sportliefhebbers en slachtoffers van criminelen. Ook in het tennis zijn de problemen misschien groter dan we denken. Voor het manipuleren van sportwedstrijden geldt nu dat de winst groot is en de pakkans klein. De georganiseerde misdaad is er steeds vaker bij betrokken. De criminaliteit dreigt groter en actiever te worden binnen de sport. We moeten dus meer doen om manipulatie in de sport te bestrijden. Matchfixing is natuurlijk pure oplichterij. Sterker nog, het is een vorm van georganiseerde criminaliteit, inclusief bedreigingen en intimidatie. Het verdient dan ook een stevige aanpak en zeker een strafrechtelijke aanpak, want de sport kan dit niet alleen oplossen.

Hoe pakken we het grondig en effectief aan? De SP denkt dat er een gezamenlijke aanpak op vele fronten nodig is. Sportbonden, politie en justitie, kansspelaanbieders en toezichthouders moeten er samen alles aan doen om matchfixing zo veel mogelijk te voorkomen. Dat is een. Ten tweede moeten we signaleren, dus detecteren, en informatie uitwisselen. De informatie zal vooral van de sportbonden en de gokkantoren moeten komen. Ten derde moeten we het aanpakken, tuchtrechtelijk en strafrechtelijk. Daarom heb ik de volgende vragen aan de Minister. Geeft het Openbaar Ministerie hieraan voldoende aandacht en is er voldoende expertise? Zo ja, waar blijkt dat uit? Volgens het OM is er voldoende aandacht en expertise, maar volgens bijvoorbeeld de KNVB niet. Graag krijg ik een reactie hierop.

Het legaliseren van de gokmarkten is niet dé oplossing voor het probleem van matchfixing, want een deel blijft toch altijd illegaal. Op welke manier gaan we daarmee om? Misschien moet ook met dit niet-vergunde deel worden samengewerkt voor dit doel, formeel of informeel, linksom of rechtsom. Dat zou wel moeten, want waar kunnen de Unibets van deze wereld nu terecht met hun signalen? En wie doet daar dan wat mee? Waarom horen wij, anders dan de Minister van VWS aan de Kamer schreef, dat de onlinekansspelaanbieders niet betrokken zijn bij het platform matchfixing? Kan de Minister hen alsnog hierbij betrekken? Hoe kunnen we het verdienmodel van criminelen kapotmaken of het hen in ieder geval moeilijker maken? Hoe ziet de Minister de rol van de Kansspelautoriteit hierin? Is het realistisch om van de Kansspelautoriteit te verwachten dat ze partijen in het buitenland aanpakken? Kan dit soort bedrijven geweerd worden van de Nederlandse markt?

Iedereen bij de hoorzitting benadrukte het belang van goede informatie-uitwisseling. Die is nog niet op orde. Kan de Minister hierop reageren? Hoe zit het met de internationale samenwerking? Worden signalen gedeeld tussen de landen? De KNVB wijst er bijvoorbeeld op dat het soms jaren duurt voordat verdachte signalen bij de betreffende landen terechtkomen. Dan helpt zo'n aanpak natuurlijk niet. Ook klinkt geregeld de roep om een aparte strafbepaling voor de aanpak van matchfixing. Hoe ziet de Minister dit? Ik heb mijn twijfels of dit strikt noodzakelijk is, want we hebben al strafbepalingen op basis waarvan matchfixing kan worden aangepakt. Het is vooral van belang dat matchfixing deugdelijk wordt opgespoord. De vraag die blijft hangen is waarom dit zo weinig gebeurt. Kortom, hoe kunnen we deze bedreiging voor de sport effectiever bestrijden?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Het CDA wil dat sport eerlijk en schoon is. Zaken als dopinggebruik, witwassen en matchfixing horen daar niet in thuis en moeten actief bestreden worden. De sportbonden alleen kunnen dit niet tegengaan, zeker niet nu er steeds vaker sprake is van internationale criminaliteit. Daarom wil het CDA een actieve inzet van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Veiligheid en Justitie om deze criminaliteit tegen te gaan. Het is goed dat we dit gesprek vandaag met de Minister van Veiligheid en Justitie voeren. Tegelijkertijd besef ik dat ik deze openingszinnen vier jaar geleden ook al zo had kunnen zeggen. Het lijkt allemaal niet op te schieten. Geeft het Openbaar Ministerie überhaupt wel voldoende prioriteit aan het onderzoeken en aanpakken van matchfixing? Het beeld dreigt te ontstaan dat de Nederlandse opsporingseenheden internationaal achteropraken, want matchfixing is de laatste tijd weer volop in het nieuws.

FIFPro (Fédération Internationale des Footballeurs Professionnels) geeft aan dat 7% van de profvoetballers weleens benaderd is voor matchfixing. In Spanje zijn 34 mensen opgepakt wegens matchfixing bij tenniswedstrijden. Het lijkt er zelfs op dat de matchfixers hun werkterrein uitbreiden door complete voetbalclubs op te kopen. Dit laatste wijst op nieuwe ontwikkelingen. De matchfixers gaan steeds professioneler te werk. Georganiseerde sportmisdaad lijkt niet geremd te worden. Hebben de opsporingsinstanties hier voldoende kennis van? In zijn antwoorden op de nota schrijft de Minister dat er voldoende kennis en expertise is bij het Functioneel Parket. Hoeveel fte is er jaarlijks beschikbaar voor de opsporing van matchfixing? We hebben dat tijdens het rondetafelgesprek meerdere keren aan de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie gevraagd, maar die wilde geen concreet aantal fte's noemen. Dus, is er wel voldoende capaciteit om sportcriminaliteit, het witwassen, de matchfixing, de doping en de handel daarin, aan te pakken? Sinds enkele jaren is er het platform matchfixing en dat is een positieve ontwikkeling. Ik hoor echter signalen dat het vrij uitwisselen van voldoende informatie daar heel erg moeizaam gaat, terwijl dat natuurlijk wel nodig is om stappen te kunnen zetten. Welke drempels zijn daar nog?

De georganiseerde sportmisdaad is grensoverschrijdend. In diverse Europese landen zijn de afgelopen jaren voorbeelden van georganiseerde sportcriminaliteit boven water gekomen, alleen in Nederland niet. Onlangs bleek helaas opnieuw dat informatie over matchfixing, die al jaren in handen was van de Finse autoriteiten, niet gedeeld was. Welke internationale samenwerking is er georganiseerd? Moeten we niet intensiever samenwerken met andere landen?

Het Nationaal platform matchfixing was een centrale aanbeveling in het rapport over matchfixing dat in 2013 is verschenen. In de kabinetsreactie op dat rapport stond dat de samenwerking tussen het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV) van de politie en de KNVB verbreed zou worden met andere frauduleuze praktijken bijvoorbeeld met betrekking tot transfers van spelers. Wat is hiervan drie jaar later terechtgekomen? Wordt er ook samengewerkt om bijvoorbeeld witwaspraktijken tegen te gaan? Hoe staat het met de verdere implementatie van de adviezen uit het rapport over matchfixing uit 2013?

Kan de Minister een reactie geven op de oproep van de KNVB en NOC*NSF om de strafbaarstelling van matchfixing verder te onderzoeken? Hebben we voldoende strafrechtelijk instrumentarium?

Ik kom tot een afronding. Naast matchfixing, doping en witwassen, vinden helaas ook seksueel misbruik en intimidatie in de sport plaats. De Koninklijke Nederlandse Wielren Unie (KNWU) is een onderzoek naar seksueel misbruik gestart. Welke aanwijzingen over seksueel misbruik in de sport heeft de Minister? Op welke manier moet dit worden aangepakt en beëindigd?

De vergadering wordt van 16.24 uur tot 16.35 uur geschorst.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor de door hen gemaakte opmerkingen en gestelde vragen. Laat ik vooropstellen dat ik me een beetje eenzaam voel in dit algemeen overleg. Het bestrijden van matchfixing is belangrijk, maar het is alleen mogelijk door een effectieve samenwerking tussen enerzijds de sportbonden, de sportorganisaties, de opsporings- en vervolgingsdiensten, de kansspelsector en anderzijds de rechtshandhaving en daarmee ook de rijksoverheid. Dit alles ook nog eens zowel nationaal als internationaal. Dat maakt dat ik me een beetje eenzaam voel als Minister van Veiligheid en Justitie, die maar voor een heel klein deel verantwoordelijk is, namelijk voor het sluitstuk van het gehele proces, als er aanwijzingen zijn dat er matchfixing heeft plaatsgevonden.

Juist op het belangrijke terrein van matchfixing is de samenwerking binnen de rijksoverheid essentieel. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is verantwoordelijk voor de gehele preventiekant en de integriteit van de sport. Het buigt zich over de vraag wat we samen met alle sportorganisaties, de sportbonden, NOC*NSF, moeten doen om ervoor te zorgen dat de kans op matchfixing zo klein mogelijk wordt gemaakt. De Staatssecretaris van V en J is verantwoordelijk voor het vergroten van het bewustzijn van matchfixing in de kansspelsector, maar ook voor de signalering en de borging van de regelgeving. Als aan het einde van de dag blijkt dat we matchfixing niet hebben kunnen voorkomen, als blijkt dat het zich heeft voorgedaan en we het inzichtelijk hebben gemaakt, is het de beurt aan de politie en het Openbaar Ministerie. Dit zal in samenwerking met alle andere actoren het sluitstuk zijn als de criminelen ondanks alle preventieve maatregelen toch de mogelijkheid hebben gehad om zich in Nederland te nestelen. Als we dat kunnen bewijzen, moet het Openbaar Ministerie ervoor zorgen dat er opsporing, vervolging en berechting plaatsvindt. Wij realiseren ons, zeg ik mede namens mijn collega van VWS en de Staatssecretaris, dat die samenwerking essentieel is. Daarom hebben we de samenwerking ook op meerdere manieren vormgegeven.

Het is lang geleden dat wij hierover met elkaar van gedachten hebben gewisseld. De brief die het hoofdthema van vandaag vormt, is een reactie van begin dit jaar. Ik wil daarom even nalopen wat we de afgelopen jaren in Nederland hebben gedaan en waar we nu precies staan met de integrale aanpak om de kans op en het risico van matchfixing zo klein mogelijk te maken. De leden hebben daar ook om gevraagd. Sinds de publicatie van het onderzoek naar de aard en omvang van matchfixing in Nederland in 2013 wordt er in het kader van de bestrijding hiervan goed samengewerkt tussen de verschillende sectoren, zowel publiek als privaat.

Op dit moment is in Nederland de samenwerking via een drietal platforms ingericht: het Strategisch beraad matchfixing, het Nationaal platform matchfixing en het zogenaamde Signalenoverleg. In het Strategisch beraad matchfixing worden ontwikkelingen op beleidsniveau, majeure incidenten, de samenwerking tussen de partijen en de internationale ontwikkelingen, zoals de implementatie van het verdrag ter bestrijding van matchfixing van de Raad van Europa, besproken. Het Nationaal platform matchfixing, een overleg tussen de opsporingspartners, de toezichthouders, de sportsector en de kansspelsector, richt zich op het versterken van het netwerk, het uitwisselen van kennis en informatie, het afstemmen van beleidsmaatregelen en het identificeren van knelpunten. Dit overleg levert een belangrijke bijdrage aan het bevorderen van het onderlinge vertrouwen en het versterken van het netwerk, wat het bilateraal delen van concrete signalen vergemakkelijkt. Onder leiding van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie, komen vervolgens de politie, de Belastingdienst, de doelgroep sport, de FIOD (Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst) en de Kansspelautoriteit periodiek samen in het Signalenoverleg. Zij bespreken de concrete signalen, welke actie daarop kan worden ondernomen en door wie die actie moet worden genomen, al dan niet in onderlinge samenwerking. Het Signalenoverleg kent ook de zogenaamde «vrije stoel». Als een private partij iets te melden heeft of wil horen hoe het met een bepaald fenomeen staat, is zij van harte welkom om op deze vrije stoel plaats te nemen. De KNVB maakt daar met regelmaat gebruik van en dat wordt zeer gewaardeerd.

Daarnaast voert NOC*NSF een plan uit om de integriteit van de sportsector verder te verbeteren. Hierbij wordt ingezet op voorlichting en educatie, niet alleen aan spelers maar ook aan coaches en clubbestuurders. Bovendien wordt ingezet op aanpassing van het tuchtrecht. Hiervoor heeft collega Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een subsidie verleend. KNVB en KNLTB (Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond) hebben preventieprogramma's ontwikkeld – de heer Heerema verwees al naar de tennissector – en een integrity officer aangesteld. Een integriteitsofficier, zouden we in het Nederlands zeggen, maar dat klinkt niet serieus genoeg, dus heet de man integrity officer. Door de sportbonden en het opsporingsapparaat wordt gewerkt aan expertiseopbouw en samenwerking. Het Openbaar Ministerie verzamelt vanaf 2013 heel nadrukkelijk signalen, zeg ik tegen de heer Van Dekken. Bij elk signaal bekijkt het steeds of er voldoende aanknopingspunten zijn voor een strafrechtelijk onderzoek. De sportbonden doen dat op hun beurt voor eventuele tuchtrechtelijke maatregelen of, natuurlijk, als een voorportaal voor het eventueel strafrechtelijk onderzoek. De politie stelt capaciteit beschikbaar, evenals het Openbaar Ministerie, om zaken op te pakken als daar aanwijzingen voor zijn. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie treft bij het wetsvoorstel Kansspelen op afstand nadrukkelijk maatregelen ten behoeve van de aanpak van matchfixing. De behandeling in de Eerste Kamer moet overigens nog worden gepland, maar er is goede hoop dat we, als het wetsvoorstel de Eerste Kamer is gepasseerd, die maatregelen kunnen invoeren.

Tot slot mag niet onvermeld blijven dat Nederland het Verdrag van de Raad van Europa heeft ondertekend. Het doel van dit verdrag is om de samenwerking tussen de Europese en niet-Europese landen in de strijd tegen matchfixing te versterken, zodat dit verdrag tot een integrale en internationale aanpak van matchfixing leidt. Dat is nodig omdat matchfixing naar zijn aard internationaal is. Een aantal leden merkte dit terecht op. We kennen de verhalen uit bijvoorbeeld Azië en weten dat daar, ook vanwege de manier waarop de gokindustrie in de bijzondere aandacht staat, signalen zijn dat er sprake is van matchfixing met vertakkingen naar andere delen van de wereld. Het grootste knelpunt – ik zeg het gewoon maar even zoals het is – in de aanpak van matchfixing is op dit moment de signalering. Matchfixing naar zijn aard is moeilijk te detecteren en betrokkenen blijken niet snel aangifte te doen of melding te maken van matchfixing als zij benaderd worden, uit angst of – zeg ik in alle eerlijkheid – uit financieel gewin. Zonder signalering en zonder verdenking met aanknopingspunten voor opsporing is vervolging natuurlijk onmogelijk. Daarom zullen de partners de komende tijd zich extra inspannen om de mogelijkheden voor signalering te verbeteren en om barricades op te werpen die moeten voorkomen dat spelers meewerken aan zo'n illegale fix.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

De start van dit betoog van de Minister met de mededeling dat hij zich eenzaam voelt, vervolgens de verwijzing naar een internationaal probleem en daarna de constatering dat hij geen signalen krijgt, doet me een beetje denken aan Asterix en Obelix. Heeft de Minister het idee dat hij zich in een klein dorpje in Gallië bevindt of juist niet? Is Nederland het enige land waar geen matchfixing plaatsvindt of vermoedt de Minister dat het ook in Nederland plaatsvindt maar dat we het gewoon niet boven water krijgen?

Minister Van der Steur:

Meestal word ik vergeleken met Obelix, maar in dit geval associeer ik me meer met Asterix om mevrouw Bruins Slot erop te wijzen dat de essentie van het rapport uit 2013 was dat ook in Nederland vermoedelijk matchfixing plaatsvindt, plaatsgevonden heeft en, wat nog veel belangrijker is, kan plaatsvinden. Ik herken mij dan ook helemaal niet in de manier waarop mevrouw Bruins Slot mijn inleidende betoog parafraseert. Waarom hebben we drie grote overlegstructuren? Waarom hebben we capaciteit beschikbaar bij het Openbaar Ministerie en de nationale politie? Waarom doen de sportbonden, de betaaldvoetbalindustrie en de KNLTB van alles en nog wat? Niet omdat er, zoals mevrouw Bruins Slot zegt, sprake is van een Gallisch dorpje met een dik en een klein mannetje die af en toe een drankje drinken en net doen alsof er niets aan de hand is, maar omdat wij weten dat het risico ook in Nederland bestaat. Op basis van wetenschappelijk onderzoek kunnen we er zelfs van uitgaan dat het in Nederland ook voorkomt. Dat is de reden, zeg ik tegen mevrouw Bruins Slot, dat wij hier met elkaar al die inspanningen doen om ervoor te zorgen dat de kans op matchfixing in Nederland zo klein mogelijk wordt. We doen dat integraal, met meerdere bewindspersonen en met een ongelooflijke hoeveelheid mensen, omdat we het risico onderkennen en de signalen, als ze er zijn, serieus oppakken met voldoende capaciteit.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het CDA zegt het al sinds 2012, overigens samen met de heer Van Dekken. Het is interessant dat de Minister in zijn vlammende betoog zegt dat hij wel degelijk risico ziet en dat er iets gebeurt, maar dat hij ook zegt dat het knelpunt de signalering is. Wij weten inmiddels dat er een Bochumtape uit Duitsland was en we weten ook dat het Openbaar Ministerie van Finland informatie heeft die betrekking heeft op Nederland. Hoe kan het dan dat de Minister zegt dat de signalering het knelpunt is, terwijl we weten dat er signalen zijn?

Minister Van der Steur:

Daar kom ik zo nog op terug naar aanleiding van de individueel gestelde vragen over de Bochumtape. De heer Van Dekken heeft ernaar gevraagd en ik zal er ook antwoord op geven.

Sta mij toe dat ik de Kamer meld welke volgorde ik ga aanhouden.

De voorzitter:

Wil mevrouw Bruins Slot dat de vraag wordt beantwoord?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ja, want het kernpunt in het betoog van de Minister is dat het knelpunt de signalering is. We hebben signalen liggen. Hoe kan de Minister dan concluderen dat het knelpunt in de signalering zit en dat er daarom nog niets is gebeurd?

Minister Van der Steur:

Mevrouw Bruins Slot trekt conclusies uit woorden die ik niet heb uitgesproken. Hoezo is er niets gebeurd? Er lopen strafrechtelijke onderzoeken, het Openbaar Ministerie pakt de serieuze signalen op. Dat heb ik net gezegd. Er lopen strafrechtelijke onderzoeken. Ik zal er geen mededelingen over doen, dat doe ik nooit over strafrechtelijke onderzoeken, maar ze zijn er. En concrete signalen ... Het vervelende is natuurlijk dat een bericht in de media of een anonieme mededeling van iemand over het algemeen niet voldoende is voor het succesvol afronden van een strafrechtelijk onderzoek. Dat weet mevrouw Bruins Slot natuurlijk ook. Omdat we de platforms hebben en ons met elkaar realiseren hoe belangrijk het is, wordt elk serieus signaal ook serieus opgepakt. Op het moment dat er mogelijkheden zijn voor opsporing, vindt die plaats. Matchfixing is een ernstig strafbaar feit, het ondermijnt niet alleen de sfeer en de integriteit van de sport, maar ook het plezier. De heer Van Nispen zei: zitten we nu naar een toneelstuk te kijken of is het een voetbalwedstrijd? Het is heel goed dat hij die opmerking maakte, want dat is precies de reden waarom iedereen zich realiseert dat we er waar mogelijk echt paal en perk aan moeten stellen en dat doen we ook.

Ik heb mijn beantwoording als volgt ingericht. Ik ben begonnen met een algemeen gedeelte en een gedeelte over de samenwerking in de platforms. Daarna beantwoord ik de vragen over de sportbonden. Dan volgt een dik pak over de opsporing. De vragen over de opsporing zijn begonnen bij de heer Van Dekken. Dan heb ik nog een stukje «overig» waarin bijvoorbeeld de vraag van mevrouw Bruins Slot over het afschuwelijke fenomeen van seksueel misbruik in de sport behandel. Ten slotte heb ik nog een blokje «internationaal» en «kansspelbeleid». Dat is voorlopig het spoorboekje. We hebben tot 19.00 uur de tijd, dus we doen het in alle rust.

De heer Van Nispen stelde de vraag of matchfixing en de aanpak daarvan serieus wordt genomen in Nederland. Mevrouw Bruins Slot stelde eigenlijk dezelfde vraag. Ik neem het zeer serieus. Zowel voor mij als voor de collega's van VWS en de Staatssecretaris is het een belangrijk thema. We vinden het van groot belang dat preventie, het opwerpen van barrières en een intensieve samenwerking met de sector daarbij voorop staan, want opsporing en vervolging zijn pas aan de orde op het moment dat alle andere maatregelen niet of onvoldoende hebben gewerkt. Integrale samenwerking is dus onmisbaar in de strijd tegen matchfixing en ik ben heel blij dat de sportsector zelf ook die verantwoordelijkheid voelt en die, naar mijn idee, volledig op zich heeft genomen.

Het probleem daarbij is de vraag – de heer Heerema en de heer Van Nispen vroegen ernaar – wat de omvang van de matchfixing in Nederland is. Daar hebben we eigenlijk te weinig zicht op, zoals het met criminaliteit over het algemeen het geval is. Enkele concrete gevallen, zei ik net tegen mevrouw Bruins Slot, worden op dit moment door het Openbaar Ministerie onderzocht. Als daar nieuws over is, wordt de Kamer er uiteraard over bericht, niet alleen via de media maar desgewenst ook via mij.

De heer Van Dekken vroeg, evenals mevrouw Bruins Slot, naar de voortgang van de werkzaamheden van het Nationaal platform matchfixing en naar de rol van de onlineaanbieders daarin. Het Nationaal platform matchfixing is sinds 2014 operationeel en komt meerdere keren per jaar bijeen. Aan het platform nemen alle relevante partijen uit de wereld van de sport en de kansspelen, en politie en justitie deel. De Lotto heeft een vergunning voor onlinekansspelen in Nederland. Het wetsvoorstel Kansspelen op afstand van de Staatssecretaris opent die markt. Als aanbieders van onlinekansspelen nu al signalen hebben, kunnen zij zich uiteraard in het Signalenoverleg melden op de vrije stoel, waarover ik het net had. Het doel van het platform is immers om de informatiepositie van alle stakeholders te verbeteren, zodat signalen vroegtijdig worden gedetecteerd en meer signalen tijdig en via de juiste kanalen bij de juiste organisaties terechtkomen. Vervolgens kan dan de meest passende interventie worden ingezet om matchfixing te bestrijden. Het Nationaal platform matchfixing werkt op dit moment aan een plan van aanpak voor de komende jaren, inclusief het ontwikkelen van een barrièremodel.

De heer Van Nispen (SP):

De SP heeft gevraagd hoe het zit met de onlineaanbieders. De Minister zegt dat ze zich kunnen melden. De Wet kansspelen op afstand is er nog niet, maar we weten natuurlijk wel dat er wordt gegokt op internet, zo simpel is het. Overigens is de SP geen voorstander van de wet, maar los daarvan gaat het gebeuren, want die discussie hebben we in de Kamer al gevoerd. Het wetsvoorstel ligt bij de Eerste Kamer. Maar of we die wet nu wel of niet invoeren, onlinegokken bestaat. De onlinekansspelaanbieders zeggen dat zij nergens zomaar terechtkunnen met hun signalen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft gezegd dat alle relevante partijen zijn betrokken bij het platform matchfixing, maar de onlineaanbieders zeggen dat zij daar helemaal niet bij zitten en dat zij geen rol hebben.

Minister Van der Steur:

Dat is hun eigen indruk en die is niet juist. Ik zal dat signaal afgeven aan mijn collega van VWS. Ik heb immers net gezegd dat juist hiervoor een stoel in het platform is aangewezen die door private partijen kan worden ingenomen. Signalen kunnen ze natuurlijk ook kwijt bij de politie en het Openbaar Ministerie, dat is geen enkel probleem. Aangifte kunnen ze altijd doen, melding kunnen ze altijd doen via alle mogelijke middelen, desnoods via Meld Misdaad Anoniem, maar ze kunnen ook terecht op de vrije stoel in het platform. Er is een positie beschikbaar binnen het platform, ook voor onlineaanbieders. Overigens zeg ik tegen de heer Van Nispen dat het heel goed kan zijn dat de regulering die de Staatssecretaris voorstaat, kan helpen bij de aanpak van matchfixing. Misschien kan dit de fractie van de SP in de Eerste Kamer nog helpen bij het beoordelen van de wet.

De heer Van Nispen (SP):

Laten we die discussie nu maar niet voeren. Laten we het gewoon hebben over de situatie van vandaag de dag. Onlinegokken is nog niet legaal, maar het bestaat. Als we het van belang vinden om matchfixing te bestrijden, moeten we ook samenwerken met de illegale partijen. We hebben bij de hoorzitting gehoord dat die partijen, die daar aan tafel zaten, vroegen waar ze naartoe moesten met hun signalen. Recentelijk hebben ze dat in een brief weer gevraagd. Ik vraag me oprecht af hoe het kan dat deze partijen nog steeds vragen hen te betrekken en dat de Minister zegt dat het kan, dat er een stoel vrij is. Ik doe nogmaals, en niet om flauw te doen, uit alle macht een klemmend beroep via de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de partijen waarvan we weten dat ze onlinekansspelen aanbieden: zorg ervoor dat alle signalen bij elkaar komen, want dat kan alleen maar helpen. De Minister zei net dat het detecteren en signaleren de grootste problemen zijn. Ik denk echt dat dit erbij kan helpen.

Minister Van der Steur:

Dan zijn de heer Van Nispen en ik het met elkaar eens. Het is natuurlijk wel een beetje gek dat de onlineaanbieders zeggen dat ze niet weten wie ze moeten bereiken en waar ze zich kunnen melden, terwijl we een Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben – iedereen weet wie dat is – en een Staatssecretaris die verantwoordelijk is voor het kansspelbeleid. Het is te gek voor woorden, want ze zijn van harte welkom, ze weten precies wie ze moeten bereiken, ze kunnen iedereen bellen die ze maar willen bellen en er is een plek voor hen beschikbaar bij het platform. Als ze een hoorzitting bij de Kamer nodig hebben om erachter te komen bij wie ze zich moeten melden, dan ben ik graag bereid – zoals de heer Van Nispen vraagt en wat ik al had toegezegd – om met de collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dit signaal nog eens onder de aandacht te brengen. We zorgen dan voor een nette brief aan de onlineaanbieders. Het is overigens serieus de vraag wie dat moeten zijn, want er zijn heel veel onlineaanbieders die uit het buitenland komen en van wie we niet weten waar ze zitten. Ze zijn van harte welkom om op alle mogelijke manieren mee te praten en hun verantwoordelijkheid te nemen, als ze dat willen. Ik zou het zeer op prijs stellen.

Ik kom bij de vraag van mevrouw Bruins Slot over de drempels voor de informatie-uitwisseling die worden ervaren binnen het Nationaal platform matchfixing. Het is van groot belang dat we met elkaar vaststellen dat het platform op dit moment een barrièremodel ontwikkelt en daarbij de knelpunten meeneemt met betrekking tot de informatiedeling. Daarnaast worden in het Signalenoverleg concrete signalen uitgewisseld tussen sportbonden en de opsporingsinstanties, en concreet opgepakt. Ik heb net even gevraagd wanneer het totaalpakket van het barrièremodel, de knelpunten en de informatiedeling komt. We verwachten dat we voor de zomer van 2017 de Kamer kunnen informeren over het resultaat van de acties in het Nationaal platform matchfixing. Wellicht kunnen we daarna nog eens met elkaar van gedachten wisselen over de vraag of die uitkomsten in de ogen van de Kamer voldoende zijn om de integrale aanpak te realiseren.

Ik kom op het punt van de sportbonden. De heer Heerema vroeg met name naar de informatie-uitwisseling. Zijn vraag was of er bezwaren bestaan tegen het koppelen van de gegevens van de sportbonden aan de gegevens van de gokindustrie, omdat we daarmee patronen kunnen herkennen en vuile wedstrijden kunnen traceren, al dan niet via een onafhankelijk instituut. De heer Heerema vroeg heel vriendelijk of ik daar een toezegging op wilde doen. Het goede nieuws is dat meerdere sportbonden al informatie uitwisselen met organisaties die gokpatronen monitoren. De Kansspelautoriteit brengt in het Signalenoverleg signalen in over verdachte gokpatronen. Deze zijn nu nog alleen afkomstig van De Lotto, zoals ik net zei, maar na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Kansspelen op afstand kunnen alle onlineaanbieders met een vergunning in Nederland signalen inbrengen in het overleg. Nu kunnen ze zich melden voor de vrije stoel. Na inwerkingtreding van de wet zal de Kansspelautoriteit de informatie rechtstreeks delen met de KNVB. Daar is op dit moment nog geen basis voor, dat kan pas na inwerkingtreding van de wet. Omgekeerd kan de KNVB bij wedstrijden met een verdacht wedstrijdverloop nagaan of er sprake is geweest van een verdacht gokpatroon bij het zogenaamde Betting Fraud Detection System (BDFS) van de UEFA (Union of European Football Associations). Verder moet de kansspelaanbieder de betreffende bond inlichten over het type weddenschap dat hij aanbiedt op wedstrijden en/of competities van die bond. Een bond kan zo gericht integriteitstoetsingen doen en voorlichting inzetten. Op dit moment ontwikkelt het Nationaal platform matchfixing een barrièremodel en daar zullen we de Kamer volgend jaar over informeren.

De heer Heerema heeft gevraagd of we ruimte zien om bij te dragen aan het versterken van het kader bij sportverenigingen om de kans op misbruik, doping en matchfixing zo klein mogelijk te maken. Ik stel voorop – dat zal de heer Heerema als muziek in de oren klinken – dat iedere partij hierin haar eigen rol en verantwoordelijkheid heeft. Afstemming vindt structureel plaats binnen het Strategisch beraad, het Nationaal platform matchfixing en het Signalenoverleg. Van de eerste twee overleggen is V en J medevoorzitter, samen met VWS. Ik doe natuurlijk alles wat ik kan om de aanpak van matchfixing verder te vervolmaken.

Ik kom bij het element opsporing. De heer Van Dekken heeft gevraagd hoe het kan dat het dossier-matchfixing geen prioriteit had bij het Openbaar Ministerie en dat verschillende media binnen één jaar onthullingen kunnen doen over matchfixing binnen de sport, in het bijzonder bij het betaald voetbal. Welnu, signalen over mogelijk strafbare feiten worden door het Openbaar Ministerie altijd serieus genomen, zeker signalen over matchfixing. Het probleem is, ik zei het net ook al, dat de onthullingen in de media niet altijd informatie betreft die meteen voldoende aanknopingspunten biedt voor het opstarten van een strafrechtelijk onderzoek in Nederland. Waar het journalisten overigens al grote inspanning kost om bedoelde signalen boven tafel te krijgen, is het van belang te benadrukken dat strafrechtelijk onderzoek een vele malen zwaardere inspanning vergt. Het moet immers leiden tot vele malen zwaardere vormen van bewijs, zeker als we dat aan de rechter willen voorleggen. Dat heeft te maken met de formele zorgvuldigheidseisen van het Wetboek van Strafvordering en de in het strafrecht ingebakken waarborgen voor verdachten, waarvan wij overigens ook geen afstand zouden willen doen, en met de bewerkelijke aard van de internationale samenwerking en de rechtshulp. Waarheidsvinding in het strafrecht loopt per definitie achter op het onderzoek van de journalist die initiële signalen op basis van eigen informeel onderzoek direct kan publiceren en ook niet streeft naar de bewijslast die het Openbaar Ministerie wel moet dragen voor een succesvolle procedure bij de rechtbank. De inspanningen van journalisten zijn natuurlijk wel van groot belang, want zij kunnen een signalerende functie hebben. Dat geldt evenzeer voor de inspanningen van de sportbonden en het Openbaar Ministerie. Ieder heeft zijn eigen complementaire rol in het ontdekken, aanpakken en waar mogelijk vervolgen van misstanden in de sport. Ik kan geen uitspraken doen over lopende onderzoeken bij het Openbaar Ministerie, maar mijn informatie is dat er concrete onderzoeken gaande zijn.

De heer Van Dekken (PvdA):

Is dit het antwoord op alles wat ik zei over de Bochumtape? Nee? Ik vond het al wat verwarrend.

Minister Van der Steur:

Nee, ik heb nog veel meer moois in petto voor de heer Van Dekken.

De heer Van Dekken (PvdA):

Dat zullen we zien.

Minister Van der Steur:

De heer Van Dekken vroeg in het kader van de zogenaamde Bochumtape of er contact was gezocht met de Duitse autoriteiten. Het antwoord daarop is ja. Er is contact met de Duitse autoriteiten over de informatie. In Duitsland loopt een strafrechtelijk onderzoek; dat heb ik in reactie op eerdere Kamervragen gemeld. Er is goed contact met het Duitse Openbaar Ministerie aangaande het onderwerp van voetbalfraude in algemene zin, ook omdat de signalen uit Duitsland bekend zijn bij het Nederlandse Openbaar Ministerie en de samenwerking tussen beide OM's goed is. We hebben even geïnformeerd bij het Openbaar Ministerie naar wat er op dit moment gaande is. Er is door Nederland bij Duitsland een rechtshulpverzoek gedaan en we wachten op dit moment op een reactie van de Duitse autoriteiten. Het loopt dus. Ik kan geen antwoord geven op de vraag van de heer Van Dekken of de fixer al gehoord is, want die informatie valt onder het strafrechtelijk onderzoek.

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik heb nog een vraag. Ik weet niet of de Minister de betreffende uitzending van Nieuwsuur heeft gezien waarin heel duidelijk werd gemaakt dat de Bochumtape van arrondissement naar arrondissement werd gestuurd. Het was een veel te heet broodje. Ik ben toen zelf met alle informatie die ons werd toebedeeld naar het Openbaar Ministerie in Amsterdam gestapt, samen met mijn gewaardeerde collega Jeroen Recourt, simpelweg omdat ik dacht: ik moet mijn burgerplicht doen. We hadden echt relevante informatie over gefixte wedstrijden in het betaald voetbal in de eerste divisie seizoen 2009–2010. Ik zal de wedstrijden niet noemen, maar iedereen heeft kunnen lezen dat dit het geval was. Sindsdien is men op een heel rare manier met dat dossier omgegaan. Het dossier vloog alle kanten op en niemand wist er iets van. Op een bepaald moment wist iemand er wel iets van, maar toen zei iemand anders: maar nu ben ik het kwijt. Het dossier bleek in Den Bosch te liggen, daarna in Rotterdam en toen was het weer in Amsterdam. Dit alles tot grote ergernis van de Duitse officier van justitie, die er niet meer aan wilde beginnen. Als iemand drie keer een dossier opstuurt en er drie keer niets mee wordt gedaan, terwijl wij als volksvertegenwoordigers, serieuze Kamerleden, dit dossier kennen, vraag ik me af wat er in godsvredesnaam is gebeurd. We zijn vier jaar verder.

Minister Van der Steur:

Ik kan niet meer zeggen dan wat ik net heb gezegd. Er is een rechtshulpverzoek gedaan. Dat betekent dat het onderzoek in Nederland in behandeling is en dat er nu wordt gewacht. Een toegestuurd dossier mag niet zomaar gebruikt worden volgens het Nederlands strafrecht. Men zal dat echt via de officiële weg moeten ontvangen. De zaak wordt opgepakt. Dit is mijn informatie en ik kan het niet mooier maken dan het is. Ik ken de signalen die de heer Van Dekken heeft niet, maar hij heeft er duidelijke zorgen over. Misschien is het goed dat we arrangeren dat de heer Van Dekken een en ander zelf in vertrouwen met het Openbaar Ministerie kan bespreken. Dat lijkt mij de beste oplossing. Het voorkomt dat we een discussie krijgen waarin ik niets kan zeggen op basis van de inhoud en de heer Van Dekken met zijn bezorgde gevoel blijft zitten. Dat is het laatste wat ik zou willen.

De heer Van Dekken (PvdA):

Ontzettend bedankt voor de suggestie. Wellicht maak ik er gebruik van, maar dat zou dan, zeg ik tegen de Minister, inderdaad de tweede keer zijn. De eerste keer was namelijk in 2012. Het is nu 2016. Ik wil het wel doen, ik heb er alle bereidheid toe, maar ik kreeg werkelijk de indruk – de Minister hoeft er verder niet op in te gaan – dat het dossier in een bureaula moest verdwijnen omdat het te gevoelig was of niet relevant omdat het niet prioritair was. De mensen van het Openbaar Ministerie zelf zijn naar ons toegekomen. Zo gevoelig lag het. Ik zeg het maar gewoon zoals het is, het is geen geheim. Het heeft in allerlei media gestaan en niet in de lichtzinnige media, sterker nog, het betrof heel serieuze onderzoeksjournalistiek. De Minister moet mijn verbazing en misschien ook mijn ergernis, zelfs in het hier en nu, maar wat beter begrijpen. Want als een dossier zomaar verdwijnt, mwah...

Minister Van der Steur:

Stel dat het zo zou zijn, dan ben ik het geheel eens met de heer Van Dekken. Ik kan het me niet voorstellen en ik heb er ook geen informatie over. Ik denk dat het daarom goed is als we arrangeren dat hij rechtstreeks met het OM over zijn zorgen kan spreken. Ik vind overigens, in algemene zin, dat het Nederlands Openbaar Ministerie niet bepaald kan worden verweten dat het zaken met een gevoelig karakter onderin de la gooit. Als ik terugkijk naar de afgelopen twee, drie maanden, is een aantal zaken serieus opgepakt en er is serieus gevolg aan gegeven. En die zaken liggen behoorlijk gevoelig. In algemene zin kan ik de observatie van de heer Van Dekken niet zomaar onderschrijven.

De heer Van Dekken (PvdA):

Dat snap ik. Het was ook geen vraag maar meer een conclusie. Deze Minister was immers geen Minister in 2012.

Minister Van der Steur:

Nee, dat is betreurenswaardig, maar mijn voorganger deed het ook uitstekend. Het Openbaar Ministerie was er toen overigens wel en zal nog heel erg lang blijven.

Een vraag die de heer Van Dekken stelde, evenals de heer Van Nispen, was of de Minister alert genoeg is om extra of nieuwe wetgeving te overwegen om matchfixing aan te pakken op het moment dat daar behoefte aan is. Is het goed of dienstig en helpt het als matchfixing apart strafbaar wordt gesteld? Ik heb het gecontroleerd bij het Openbaar Ministerie. Men geeft aan dat er geen behoefte is aan extra wetgeving. De huidige artikelen over oplichting en niet-ambtelijke omkoping kunnen prima worden gebruikt. De heer Van Nispen zei dat eigenlijk al. Er staat een serieuze strafbedreiging op van vier jaar. Het Wetboek van Strafrecht biedt ook mogelijkheden om langs de lijnen van het geld te kijken, zoals de heer Van Nispen en de heer Heerema zeiden, om te vervolgen voor witwassen en valsheid in geschrifte. Ook het afpakken van crimineel verkregen geld behoort dus uitdrukkelijk tot de mogelijkheden. Waar matchfixing gaat om het verdienen van heel veel geld, helpt het afpakken van zo veel mogelijk van dat geld om de kans daarop te verkleinen. Per concrete zaak wordt natuurlijk de meest effectieve insteek bepaald.

De heer Van Dekken vroeg of er behoefte is aan het instellen van een gespecialiseerde eenheid bij de politie of het OM, specifiek gericht op wat er in de sport plaatsvindt. Bij de bestrijding van criminaliteit staat het effect van de aanpak centraal en niet de organisatiestructuur. Dat geldt voor matchfixing, maar ook voor fraude en witwasserij, of het nu in de sport is of ergens anders, want het is natuurlijk geen uitzondering. De opsporingsinstanties beschikken over voldoende expertise en capaciteit om alle zaken aan te pakken. Elke zaak waarin voldoende harde aanwijzingen zijn voor criminele gedragingen en matchfixing als zodanig heeft prioriteit. Het Functioneel Parket heeft de regie bij de bestrijding van matchfixing, fraude en witwassen. Diverse medewerkers van de politie, de FIOD en het Functioneel Parket werken daartoe met elkaar samen. De nationale politie is ingericht als een flexibele organisatie en kan dan ook steeds schakelen en capaciteit toevoegen waar dat wenselijk is.

De heer Heerema vroeg hoe ik aankijk tegen de kansrijkheid en de impact van tuchtrecht en strafrecht. Ik denk dat die twee elkaar nadrukkelijk moeten en kunnen versterken. Het zijn twee aparte systemen met aparte waarborgen en het is goed dat ze naast elkaar kunnen lopen. Men kan zowel tuchtrechtelijk als strafrechtelijk worden aangepakt omdat het twee verschillende systemen zijn. Het tuchtrecht heeft daarbij natuurlijk één voordeel: het moet aannemelijk maken dat een voorval heeft plaatsgevonden en op basis daarvan kunnen passende maatregelen worden genomen. Daarmee is het tuchtrecht laagdrempeliger en gemakkelijker toe te passen dan het strafrecht. Bij het strafrecht moeten de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen worden. Het Openbaar Ministerie bekijkt samen met de opsporingsdiensten alle signalen uit de sportwereld die kunnen wijzen op matchfixing of andere vormen van fraude. Als er aanknopingspunten zijn voor strafrechtelijk onderzoek, wordt dat opgepakt. Een ander punt is dat het tuchtrecht alleen kan worden ingezet voor mensen die aan tuchtrecht onderworpen zijn. De atleet of de sporter, de arbiter of aan de bond verbonden personen vallen daar dus onder, maar de initiator van matchfixing valt niet onder het tuchtrecht; die kunnen we dus niet via het tuchtrecht aanpakken. Het strafrecht moet dan een belangrijke rol vervullen omdat er geen mogelijkheden zijn om bijvoorbeeld de organisator van de matchfixing of de mensen die eraan verdienen via het tuchtrecht aan te pakken. Ten slotte bestaat nog de civielrechtelijke mogelijkheid om de geleden schade te verhalen op de daders, maar dan moeten die eerst bekend zijn.

De heer Heerema vroeg of er in het kader van tuchtrecht en strafrecht overleg plaatsvindt met de sportbonden. Ja, niet alleen met de sportbonden maar met alle relevante partners. Dat gebeurt binnen de drie gremia die ik heb genoemd, omdat we ons heel goed realiseren dat we alleen door samenwerking effectief kunnen optreden, zoals de heer Heerema ook zei. De heer Van Dekken vroeg in dat kader naar de voetballers van AFC. Naar hen wordt nog onderzoek gedaan. Zolang dat onderzoek bij de KNVB loopt, kan ik er geen uitspraken over doen.

De heer Van Dekken (PvdA):

Het ging over Atalanta FC, daarover mag geen misverstand bestaan.

Minister Van der Steur:

Ja, Atalanta FC. Dat onderzoek loopt nog; ik kan er dus niet veel over zeggen. Ondertussen heb ik heel veel verstand van sport. Dus als iemand informatie wil hebben ...

De heer Van Dekken (PvdA):

Wie was de linksback?

Minister Van der Steur:

Geen idee, maar dat weet de heer Van Dekken ook niet, gok ik.

Mevrouw Bruins Slot heeft gevraagd of er een soort dedicated aantal fte beschikbaar is bij het Openbaar Ministerie. Het mooie van het systeem is dat het Functioneel Parket de regie heeft bij de bestrijding van matchfixing en fraude en alle andere zaken, en dat het OM en de politie ervoor zorgen dat er, als zich een zaak voordoet, capaciteit, kennis en kunde aanwezig is om de zaak effectief te kunnen oppakken. Dat antwoord is ook in de rondetafelbijeenkomst gegeven op dezelfde vraag van mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Kan de Minister een indicatie geven van het aantal mensen dat zich ermee bezighoudt?

Minister Van der Steur:

Dat zou ik graag doen, maar dat aantal heb ik niet voorhanden.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het beeld dat ik tijdens het rondetafelgesprek kreeg, was dat het lastig gesteld was met de beschikbare capaciteit. De formulering in de brief van de Minister is: binnen de beschikbare opsporingscapaciteit die er is. Ik snap de Minister in die zin dat er vele prioriteiten liggen bij het Openbaar Ministerie, dat het nogal onderbemenst is en het lastig heeft. Daarom stel ik nog een keer de vraag: is er überhaupt ruimte om onderzoek te doen naar matchfixing?

Minister Van der Steur:

Zonder meer. Als zich een serieuze zaak voordoet waar serieuze kansen zijn om mensen te vervolgen en te veroordelen, vindt er onderzoek plaats. Dan wordt er capaciteit vrijgemaakt en wordt zo'n zaak onderzocht. Daar is geen enkele twijfel over.

Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Bruins Slot over seksueel misbruik in de sport. Mijn collega van VWS is zich zeer bewust van de risico's. Zij heeft om die reden bijvoorbeeld subsidie gegeven voor onderzoek door de KNWU om meer inzicht te krijgen in het fenomeen seksueel misbruik in de sport. De recente berichtgeving uit Engeland laat ook weer eens zien hoe belangrijk het is dat dit onderzoek plaatsvindt. Ik heb er gisteren nog over gesproken in het algemeen overleg naar aanleiding van het seksueel misbruik in de katholieke kerk. Ik heb aangegeven dat we weten dat het risico ook in de sport bestaat en op alle andere terreinen waar het om kinderen of jongeren gaat. NOC*NSF heeft om die reden een vertrouwenspunt ingericht waar meldingen kunnen worden gedaan en waar zo nodig geschakeld wordt met het Openbaar Ministerie. Het probleem is echt in beeld.

Ik kom op de internationale aspecten. Hoe kunnen we de internationale samenwerking op het gebied van matchfixing verbeteren? De heer Van Dekken vroeg ernaar en ik ben blij dat hij die vraag stelde. Ik zei immers in mijn inleiding al: als er één voorbeeld is van een misdrijf dat naar zijn aard internationaal is, dan is het wel matchfixing. Het is natuurlijk heel gemakkelijk, je kunt het inderdaad online doen, zoals de heer Van Nispen aangaf. Zeker het gokgedeelte kan internationaal en online plaatsvinden. Daarom vindt er op Europees niveau een aantal activiteiten plaats. Nederland neemt deel aan de EU Expertgroep Matchfixing. Deze expertgroep wordt gebruikt om beleidsinformatie te delen en goede ervaringen en voorbeelden uit te wisselen. Daarnaast zijn er bilaterale contacten met diverse betrokkenen op het gebied van sport, kansspelen, opsporing en vervolging. Verder is door internationale samenwerking een kennisuitwisseling tot stand gebracht en zijn intercollegiale contacten gerealiseerd. De opsporings- en vervolgingsdiensten hebben de afgelopen periode ook zulke contacten gelegd via Interpol, Europol en Eurojust. Verder heeft Nederland het verdrag van de Raad van Europa getekend, zoals ik heb verteld, en er wordt een follow-up committee ingericht zodra dit verdrag in werking treedt. Ik begrijp dat dit nog niet zo is, omdat er nog geen unanimiteit is bereikt. Daar moeten we dus nog wat aan doen.

In het kader van ons Europees voorzitterschap hebben wij ook op dit punt acties ondernomen. Het doel van het verdrag is overigens om de samenwerking verder te versterken. De Europese Unie is voornemens om toe te treden tot het verdrag van de Raad van Europa. Het is daarmee een gemengd akkoord: naast de Unie dienen ook de lidstaten toe te treden tot het verdrag. De onderhandelingen hierover in EU-kader zijn nog niet afgerond. Wij hebben zelf in juni, toen Nederland voorzitter was, een regionaal seminar van de Raad van Europa over matchfixing georganiseerd. We hebben er veel aan gedaan. Tegen de heer Van Dekken, mevrouw Bruins Slot, de heer Van Nispen en de heer Heerema, eigenlijk tegen iedereen, zeg ik dat de politie zelf deelneemt aan de Taskforce Matchfixing van Europol. Er is ook een Taskforce Matchfixing van Interpol. Ze overleggen tweemaal per jaar of zo veel vaker als nodig is. Bilateraal vinden op regelmatige basis overleggen plaats waar informatie wordt uitgewisseld, signalen worden gedeeld en er kan worden samengewerkt bij opsporing en vervolging.

De vraag van de heer Van Nispen over de vrije stoel en de onlineaanbieders heb ik beantwoord. Dan heb ik hiermee alle gestelde vragen beantwoord. Ik stel vast dat ik de zorgen en de aandacht van de Kamer deel en waardeer. Je hoeft zelf geen groot sportliefhebber te zijn, zeg ik met een lichte glimlach, om te beseffen dat matchfixing de bijl aan de wortel van de sport kan zijn, evenals doping trouwens. Als sportwedstrijden niet meer een ontmoeting zijn van mensen die fair met elkaar in het strijdperk treden, maar toneelstukken bedoeld om criminelen geld te laten verdienen, dan is het echt niet goed en moeten we er wat aan doen. Dat doen we. We zijn daartoe voorbereid, we hebben de kennis en kunde in huis, we hebben de benodigde platforms gecreëerd, we hebben de samenwerking publiek-privaat georganiseerd, we hebben de benodigde internationale samenwerking in place – zeg ik even internationaal – en dat betekent dat we alles kunnen doen wat nodig is om serieuze signalen op te pakken.

Daarnaast richten we ons, heel belangrijk, onder leiding van met name VWS op preventie om de kans dat matchfixing zich voordoet in Nederland zo klein mogelijk te maken. Wij volgen ook de signalen uit het buitenland. Volgens mij was het deze of vorige week nog in het nieuws dat sportclubs zouden zijn overgenomen door matchfixers. Dat is typisch iets wat onmiddellijk moet leiden, en ook heeft geleid, tot de vraag of dat in Nederland ook zo is. De heer Van Dekken heeft deze vraag ook gesteld. Ik waardeer zeker de nimmer aflatende aandacht van de heer Van Dekken voor het onderwerp in de afgelopen jaren. Dat houdt mij ook scherp en dat waardeer ik. Dat geldt ook voor het OM en de politie. Het is prettig te kunnen vaststellen dat als er een signaal komt, het onmiddellijk in de platforms aan de orde kan worden gesteld en dat iedereen zich weer afvraagt: zien wij die signalen, herkennen wij dit beeld en zo ja, hoe moeten we daarop reageren? We zijn wat dat betreft op de goede weg met elkaar. Het onderwerp zal aandacht behoeven, want dit is het voorbeeld van een vorm van criminaliteit die niet op zijn retour is, maar waarvan we verwachten – alleen al om de financiële mogelijkheden, het gewin en de internationale mogelijkheden – dat we hieraan de komende jaren aandacht moeten blijven besteden. We hebben de afgelopen jaren al heel veel gedaan wat nodig was, maar het zal de komende jaren zonder twijfel onze aandacht blijven vergen. Ik verheug mij in de warme belangstelling van de Kamer om dat samen vorm te blijven geven.

De voorzitter:

Er is behoefte aan een tweede termijn. De spreektijd is maximaal twee minuten.

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen. Ik vond ze eerlijk gezegd niet altijd even concreet. Ik snap ook wel dat de justitiële onderzoeken lopen en dat er niks over mag worden gezegd. Wat betreft de internationale samenwerking weten we met zijn allen dat Malta ongelooflijk dwarsligt, maar Malta ligt natuurlijk nooit zomaar dwars. De Minister zei: daar moeten we nog iets aan doen. Ik zeg: daar moet met urgentie iets aan gedaan worden, anders blokkeert het de gehele internationale samenwerking inzake matchfixing. Dat moeten we niet willen.

Matchfixing, corruptie, fraude, witwasserij, het is eigenlijk gewoon georganiseerde misdaad. Laten we net vanmiddag toevallig een bijeenkomst hebben gehad met de KNVB en NOC*NSF, hier aan de overkant op het Plein, waar we de film It's a Bet! Sports and Gambling hebben gezien. Het is tamelijk ongebruikelijk, maar ik wil de Minister deze disc – het is niet de Bochumtape – overhandigen zodat hij misschien in zijn vrije drie kwartier de documentaire kan bekijken. Dan ziet hij ook het internationale perspectief en wat er allemaal achter zit. Ik doe dat niet alleen namens de Partij van de Arbeid, maar ook namens de KNVB en NOC*NSF.

Minister Van der Steur:

De Van Dekkentape is aangekomen.

De heer Van Dekken (PvdA):

Zo is dat. De Minister moest eens weten wat erop staat. Het rechtshulpverzoek inzake de Bochumtape, zo heb ik het begrepen, zou heel interessant zijn na vier jaar.

Voor het overige weet ik wat er allemaal is opgetuigd, wat er allemaal wordt gedaan en wat er aan prioriteit ligt, maar we worden ook vaak ingehaald door de actualiteit, omdat er echt van alles en nog wat in die schimmige wereld gebeurt. Dus als het gaat om prioritering van deze ingewikkelde materie, verslap er alsjeblieft niet op, want ik vrees met grote vreze dat de Minister dan niet alleen deze vier woordvoerders achter zich aankrijgt, maar nog veel meer vertegenwoordigers en dan voornamelijk uit de sportwereld.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Ik heb nog twee punten. Ik hoor de Minister spreken over preventie. Dan gaat het onder andere over de vraag hoe we kunnen voorkomen dat matchfixing plaatsvindt. In mijn eerste termijn heb ik aangegeven dat het Ministerie van VWS middelen beschikbaar stelt voor het versterken van het kader bij sportverenigingen. Is er bij het Ministerie van V en J ook ergens ruimte, bij de middelen, om te gebruiken voor preventieve maatregelen? Is er ruimte om onder andere de sportverenigingen te versterken?

Ik heb vanmorgen een international seminar mogen openen over dual careers, waar een vrouw van de Europese Commissie sprak. Tot mijn grote verbazing is er blijkbaar ergens een pot in Europa met 40 miljoen waaruit onder andere middelen beschikbaar kunnen worden gesteld om matchfixing aan te pakken. Ik ben geen voorstander van dit soort gedoe vanuit Europa op deze onderwerpen, maar als die middelen beschikbaar zijn, heeft de Minister er dan zicht op of we ze kunnen aanwenden voor Nederland?

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Volgens mij hebben we te maken met een hardnekkig en taai probleem. Wij hebben een poosje terug een kritische hoorzitting over dit onderwerp gehad waarin heel veel zorgen werden geuit over de integriteit van de sport, de omvang van het probleem, het signaleren, de samenwerking tussen allerlei bonden, instanties en toezichthouders die ermee te maken hebben. Internationaal waren er zorgen over de handhaving, over voldoende kennis en capaciteit en over prioriteit. Volgens de Minister is er heel veel in gang gezet en gaat er heel veel goed. Bij mij blijft toch de vraag een beetje hangen – ik zeg het maar zoals ik het voel – of we wel doen wat we kunnen. Halen we echt het onderste uit de kan? Maak één punt concreet, de Wet kansspelen op afstand. Daarover hebben we al iets gezegd. Een deel van de aanbieders krijgt een vergunning om online kansspelen te organiseren, maar een ander deel niet, waardoor het voor die aanbieder net als nu illegaal blijft om op internet kansspelen te organiseren. Ik vind het onduidelijk. De Minister zegt dat er een vrije stoel is en dat de onlineaanbieders kunnen aansluiten en dat ze overigens allang hadden kunnen bellen met de Staatssecretaris of met de Minister van VWS. Wordt in de toekomst met partijen die geen vergunning hebben, oftewel de illegale aanbieders zoals we die vandaag de dag ook kennen, samengewerkt? Mensen met kwade bedoelingen gokken niet per se bij een partij die een vergunning heeft. Sluiten we uit dat er met de illegale partijen wordt samengewerkt? In het belang van het bestrijden van matchfixing zouden we met hen toch ook informatie kunnen uitwisselen?

Inderdaad, we willen geen toneelstuk. Het vertrouwen in de sport is een heel groot goed. We moeten dus echt alles doen wat we kunnen doen. Ik geloof echt dat de structuren er zijn. Er is een Signalenoverleg en een Nationaal platform matchfixing. We moeten er echter bovenop blijven zitten, want – ik ben het met de collega's eens – de aandacht hiervoor mag niet verslappen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Matchfixing, doping en witwassen in de sport zijn de bijl aan de wortel van de sport en van het vertrouwen dat mensen in sport hebben. Het gaat inderdaad om internationale, zware criminaliteit waar grof geld wordt verdiend. De effecten reiken veel verder dan alleen de sport. De Minister is – dat hoor ik in zijn beantwoording – de naïviteit hierin voorbij; ook in Nederland vindt het plaats. De vraag is alleen: hoe, wat en waar? We tasten nog in het duister. Belangrijk zijn een goede signalering, opsporing en aanpak. Daarover heb ik nog een paar vragen aan de Minister.

De Minister zegt dat het Functioneel Parket voldoende capaciteit heeft, die het inzet als er signalen zijn. In het schriftelijke antwoord van de Minister staat echter: het Functioneel Parket heeft in relatie tot de beschikbare opsporing voldoende capaciteit. Wat betekent «in relatie tot de beschikbare opsporing»? Dat is toch een slag om de arm houden?

De Minister geeft heel duidelijk aan dat matchfixing internationaal is en dat we het internationaal moeten oppakken. De sleutel daarbij is het verdrag van de Raad van Europa inzake de manipulatie van sportwedstrijden. Wanneer vindt de ratificatie van dat verdrag naar alle waarschijnlijkheid plaats, zodat we verdere stappen kunnen zetten? Mocht dat pas over twee of drie jaar zijn, is het dan niet verstandig om nu al met de follow-upcommissie, waarmee we daadwerkelijk een internationale samenwerking tot stand kunnen brengen, aan de slag te gaan? We moeten de informatie beter kunnen uitwisselen. Dat is uiteindelijk de sleutel waarmee we hopelijk tot een goede aanpak van matchfixing, witwassen en doping komen. De gedachte dat dit drie aparte zaken zijn, is achterhaald. Inmiddels blijkt uit de voorbeelden dat ze nauw met elkaar verweven zijn en dat het voor de criminelen een aantrekkelijk verdienmodel is geworden.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Dank aan de woordvoerders voor de nadere vragen. Laat ik beginnen met het punt van Malta. Ik zeg tegen de heer Van Dekken en mevrouw Bruins Slot dat het ratificatieproces op dit moment in een soort impasse is geraakt. Er is geen zicht op een oplossing, maar dat belet ons niet om de maatregelen uit het verdrag alvast nationaal te implementeren. Dat doen we ook, onder meer via en door middel van het Nationaal platform matchfixing. Internationaal is er contact tussen de nationale platforms, die in een aantal landen al zijn ingericht, om de kennis en ervaring te delen. Ik ga volgende week donderdag naar Malta, overigens met een ander doel, maar ik zal niet nalaten om zowel bij de Minister van Justitie als bij de Minister van Binnenlandse Zaken dit onderwerp even op de agenda te zetten. Maar laten we eerst even uitzoeken of het probleem inderdaad bij Malta ligt. Ik zeg toe dat ik het aan de orde zal stellen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

De Minister geeft helder aan dat de ratificatie van het verdrag in een impasse verkeert. Ik grijp graag even terug op wat de Minister schrijft in een eerdere beantwoording in de brief van 11 maart 2015. Dat is al weer een tijdje terug. In de brief staat dat de Minister de verscherping van de internationale samenwerking oppakt op het moment dat het verdrag geratificeerd is. Het ligt nu echter gewoon stil en het blijft de komende tijd stilliggen. Is het dan niet verstandig dat de Minister, behalve dat hij nationaal aan de slag gaat, toch internationaal stappen zet? Anders raken we echt achterop.

Minister Van der Steur:

Het lijkt wel alsof wat ik zeg niet doorkomt, alsof de microfoon uitstaat of de geluidsinstallatie het niet doet. Wat ik zeg is dat er een probleem is met de implementatie van het verdrag. Ik zeg toe dat ik daar op Malta, als Malta het probleem is, aandacht voor zal vragen. Ik heb aangegeven dat de impasse ons niet belet om het verdrag te implementeren, zodat we contacten hebben met de landen waar de implementatie al tot platforms heeft geleid. Ik heb net vrij uitgebreid en omstandig uitgelegd wat we allemaal internationaal doen. Er is helemaal geen sprake van dat wij afwachten totdat de ratificatie plaatsvindt. We kunnen op basis van het verdrag niets met die andere landen doen, maar we kunnen wel om allerlei andere redenen met de nationale openbaar ministeries van die landen samenwerken via Interpol Europol en Eurojust. Dat gebeurt allemaal.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik hoor wel wat de Minister zegt, maar hij weet ook dat je wel iets kunt zeggen, maar dat het ook gehoord moet worden, want anders heb je het niet gezegd. Er is een verschil tussen datgene wat internationaal wordt gedaan en de follow-upcommissie die in het leven wordt geroepen. Moet de Minister niet nu al werken aan de follow-upcommissie? Dat is iets anders dan de bilaterale initiatieven waarover de Minister spreekt.

Minister Van der Steur:

Als de follow-upcommissie nog niet bestaat, kunnen we er ook niets mee doen. Volgens mij moeten we kijken naar het doel en het middel. Het doel is dat we informatie uitwisselen en matchfixing aanpakken. Het verdrag is een van de middelen, maar we moeten niet wachten met het toepassen van andere middelen, namelijk contacten hebben met de bestaande platforms. We gebruiken de internationale samenwerkingsorganen. We laten dat niet na omdat we nog geen verdrag hebben. Dat zou te gek voor woorden zijn. De internationale samenwerking is dus essentieel; dat heb ik van begin af aan in dit AO gezegd. Daaraan wordt vormgegeven via alle bestaande kanalen en via het verdrag zodra dat er is. Zolang het verdrag er niet is, gaan we gewoon door op alle andere kanalen. Er wordt op alle terreinen samengewerkt en Nederland implementeert gewoon het verdrag, omdat we het al hebben ondertekend.

Ik dank de heer Van Dekken voor de dvd. Het zal een week of twee duren voordat ik in de gelegenheid ben hem te bekijken, maar ik hoop die gelegenheid onder de kerstboom te vinden.

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik zou ernaast gaan zitten.

Minister Van der Steur:

Dat lijkt mij heel gezellig.

Ik heb de heer Van Dekken uitgenodigd om nog eens met het OM van gedachten te wisselen voor zover dat kan, want in een lopende strafzaak is dat ingewikkeld. Het OM zal best bereid zijn om op vertrouwelijke basis met hem van gedachten te wisselen over de stand van zaken van de aanpak van het OM op het gebied van matchfixing. Dat aanbod herhaal ik. Ik hoor het wel als er behoefte aan is.

De heer Heerema moet ik teleurstellen. Er is op mijn begroting geen ruimte voor preventieve maatregelen voor sportverenigingen, met name omdat die ruimte, als er al ruimte was, op de begroting van VWS zou moeten zijn, want daar ligt de verantwoordelijkheid. Wij gaan over de middelen voor het Openbaar Ministerie en de nationale politie zodat zij kunnen doen wat zij moeten doen.

De heer Heerema bedank ik voor de suggestie om naar de Europese middelen te kijken. Ik ken dat signaal niet, maar ik zal samen met mijn collega van VWS bekijken of er mogelijkheden voor ons, dan wel voor sportverenigingen of sportbonden zijn om daar gebruik van te maken.

De heer Van Dekken (PvdA):

Het kan zijn dat ik het antwoord op een vraag gemist heb. Het rechtshulpverzoek inzake de Bochumtape fascineert mij; dat zal de Minister begrijpen. Klopt het dat er een rechtshulpverzoek is gedaan?

Minister Van der Steur:

Mijn informatie van het Openbaar Ministerie is dat er een rechtshulpverzoek uitstaat van het Nederlandse Openbaar Ministerie bij het Duitse Openbaar Ministerie in deze lopende strafzaak.

De heer Van Dekken (PvdA):

Dan is dat helder, ik hoop met het juiste adres.

Minister Van der Steur:

Ik heb niet naar het adres gekeken, daar ga ik niet over.

De heer Van Dekken (PvdA):

Dat zou mijn wens zijn. Het mag ook direct naar mij toe.

Minister Van der Steur:

Ik heb gezegd dat de contacten uitstekend zijn en dat we op het gebied van voetbalfraude nauwkeurig en nauw samenwerken met het Duitse Openbaar Ministerie.

De heer Van Nispen vroeg of we echt doen wat we kunnen. Ja, dat is mijn indruk. Dat zeg ik ook tegen mevrouw Bruins Slot. Zij vroeg heel specifiek naar de betekenis van de zin in de brief. Die zin betekent dat we weten dat de politie en het OM altijd een beperkte capaciteit zullen hebben. Daarom heb ik gezegd dat op het moment dat zich een zaak voordoet die serieuze opsporingsmogelijkheden biedt en/of onderzocht moet worden en het OM en de politie prioriteit geven aan matchfixing, het gewoon gebeurt. Dan doen we iets wat ook belangrijk is, misschien even niet, maar pakken we zo'n zaak op. Zo werkt het systeem altijd en zo zullen we het altijd blijven doen. Serieuze zaken worden serieus opgepakt.

Ik kom op de illegale aanbieders, waar de heer Van Nispen naar vroeg. Het woord «illegaal» geeft al aan dat samenwerking misschien voor henzelf niet altijd even gewenst is, maar zij kunnen op alle mogelijke manieren informatie aandragen, bij het OM, bij de opsporingsdiensten en in het Signalenoverleg. Ook kunnen ze gebruikmaken van de vrije stoel. Ze zijn daar echt van harte welkom.

Ik kom tot de conclusie dat wij met elkaar goed hebben gesproken over het belangrijke onderwerp van matchfixing. Ik ben blij dat ik hier nogmaals kan bevestigen dat de samenwerking tussen VWS, de Staatssecretaris voor het kansspelbeleid en mijzelf voor het sluitstuk van opsporing en vervolging en eventuele berechting, goed is. We zijn ons bewust van de risico's en we weten waarom we het doen. We vinden echt dat sport sport moet zijn, en geen toneelstuk of een farce.

De voorzitter:

We zijn aan het eind gekomen van dit algemeen overleg. Ik heb één toezegging genoteerd:

  • De Minister zegt toe de Kamer voor de zomer van 2017 te informeren over het barrièremodel, de knelpunten en de andere facetten van het Nationaal platform matchfixing.

Ik dank mijn collega's hartelijk voor hun bijdrage. Ik dank de Minister en zijn ambtelijke ondersteuning voor de beantwoording en de mensen op de publieke tribune voor de belangstelling.

Sluiting 17.32 uur.

Naar boven