33 294 Het niet indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet per 1 januari 2013 en per 1 januari 2014

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

1. Inhoud wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel strekt er toe af te zien van de wettelijk voorgeschreven indexering van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) per 1 januari 2013 en 1 januari 2014. De regering is door de economische crisis geconfronteerd met de noodzaak om aanzienlijke bezuinigingen door te voeren. Ook binnen de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) worden maatregelen genomen. Om het budgettaire beeld sluitend te krijgen, is onder meer besloten om het bedrag voor de basiskinderbijslag in de periode 2013–2014 twee keer te indexeren in plaats van de wettelijk voorgeschreven vier keer. Deze maatregel is al aangekondigd in de begroting voor het ministerie van SZW voor 20121.

Het basiskinderbijslagbedrag wordt jaarlijks op 1 januari en op 1 juli aangepast aan de ontwikkeling van het algemene prijsniveau. Dit gebeurt aan de hand van de consumentenprijsindex. Dit is geregeld in artikel 13, tweede lid, van de AKW. Nu het nodig is het basiskinderbijslagbedrag per 1 januari 2013 respectievelijk 1 januari 2014 gelijk te houden aan die per 1 juli 2012 respectievelijk 1 juli 2013, stelt dit wetsvoorstel voor artikel 13, tweede lid, van de AKW niet toe te passen per 1 januari 2013 respectievelijk 1 januari 2014. In verband met het niet toepassen van de indexering per 1 januari 2013 respectievelijk 1 januari 2014 wordt in het tweede lid van artikel 13a bepaald, van welke consumentenprijsindex uitgegaan dient te worden bij de eerstvolgende indexatie. Voor de indexatie per 1 juli 2013 wordt uitgegaan van de afwijking van de consumentenprijsindex van april 2013 ten opzichte van oktober 2012. Voor de indexatie per 1 juli 2014 wordt uitgegaan van de afwijking van de consumentenprijsindex van april 2014 ten opzichte van oktober 2013. Zonder deze aanpassing zou uitgegaan dienen te worden van de consumentenprijsindex waarop de laatste wijziging, d.w.z. die per 1 juli 2012 respectievelijk 1 juli 2013 is gebaseerd.

2. Budgettaire gevolgen

De geraamde opbrengsten per jaar van het afzien van indexeren per 1 januari 2013 en 1 januari 2014 worden in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 1 Besparing uitkeringslasten (x € mln.)
 

2013

2014

2015

2016

Niet indexatie AKW 1 januari 2013 en 1 januari 2014

– 22

– 56

– 67

– 68

3. Inkomenseffecten

Door deze maatregel wordt het basiskinderbijslagbedrag met circa 2% minder verhoogd in de jaren 2013–2014 dan wanneer in deze jaren vier keer geïndexeerd zou worden. Het inkomenseffect hiervan is gering. Voor een gezin met twee kinderen ligt het inkomenseffect in deze periode tussen de 0 en – ¼%.

4. Uitvoeringskosten

Het wetsvoorstel heeft praktisch gezien geen consequenties voor de uitvoering door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Voorwaarde is dat de besluitvorming tijdig is afgerond. Wel zal de SVB de communicatieproducten moeten aanpassen.

5. Inwerkingtreding

De beoogde datum van inwerkingtreding van deze wet is 1 januari 2013. Dit wordt bij koninklijk besluit geregeld.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp


X Noot
1

Kamerstukken II 2011/12, 33 000-XV, nr. 2, blz. 6 en 121

Naar boven