33 293 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening

Nr. 22 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2013

In het wetgevingsoverleg van 15 april jl. (Kamerstuk 32 528, nr. 13) over het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening (33 293), verzocht uw Kamer mij het onderzoek dat de IND heeft uitgevoerd naar de mate van fraude en misbruik ten aanzien van vermiste asieldocumenten toe te sturen. U treft dit onderzoeksrapport als bijlage bij deze brief.1

Het onderzoek

Het onderzoek, genaamd «Veelverliezers. Eindrapportage onderzoek naar mogelijke fraude met als vermist opgegeven verblijfsdocumenten» had als aanleiding dat de indruk bestond, op basis van concrete ervaringen en diverse publicaties, dat het veelvuldig aangifte doen van vermissing van een verblijfsdocument een basis kan zijn van frauduleus handelen met dit document.

Volgens de Richtlijnen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken werd de gehanteerde begripsomschrijving van «veelverliezers» gevolgd wanneer deze persoon binnen een periode van vijf jaar zijn identiteitsbewijs drie maal of meer als vermist opgeeft.

Het onderzoek toont aan dat er in de onderzoeksperiode (1 januari 2007–1 januari 2012) in zeer geringe mate sprake was van «veelverliezers»: het ging om 0,01% van de in totaal in omloop zijnde vreemdelingendocumenten. Ook blijkt uit het rapport dat het Bureau Documenten van de IND jaarlijks tussen de 7000 en 8000 als vermist opgegeven documenten vervangt. In slechts 1% gaat het om «veelverliezers». Ten slotte wordt opgemerkt dat het fenomeen van «veelverliezers» van vreemdelingendocumenten aanzienlijk kleiner is dan die van «veelverliezers» van overige reis- en/of identiteitsdocumenten.

Ik heb de IND verzocht alle aanbevelingen in dit rapport op te volgen.

Relevantie van het onderzoek voor het wetsvoorstel

De relevantie van het onderzoek voor de grondslag die in het wetsvoorstel wordt geregeld voor de legesheffing bij vermiste asieldocumenten is beperkt. Ten eerste ziet het onderzoek specifiek op «veelverliezers», terwijl het wetsvoorstel de grondslag biedt om in ieder geval van vervanging van asieldocumenten na vermissing leges te heffen. Ten tweede wordt in het onderzoek geen onderscheid gemaakt tussen verblijfsdocumenten «regulier» en «asiel».

Conclusie naar aanleiding van het onderzoeksrapport

De resultaten van dit onderzoek geven geen aanleiding te veronderstellen dat er sprake is van een grote mate van fraude en misbruik. Er is nauwelijks sprake van «veelverliezers». Wel wordt uit het onderzoek duidelijk dat er jaarlijks 7000 tot 8000 documenten vervangen moeten worden. Uit informatie van de IND ten behoeve van de ex ante uitvoeringstoets die is gedaan in het kader van het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures bleek dat het voor asiel om circa 1100 documenten per jaar ging. In de Memorie van Toelichting is opgenomen dat in circa 1300 gevallen sprake is van vervanging van asieldocumenten. Dit verschil houdt verband met het feit dat in dit laatstgenoemde getal ook het aantal vervangingen van W-documenten is meegenomen. Voor de vervanging van deze categorie worden echter geen leges geheven, ondanks het feit dat ook dit document aantoont of er sprake is van rechtmatig verblijf, en er dus om die reden fraude en misbruik zou kunnen plaatsvinden.

Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg aangegeven dat ik het redelijk acht om leges te heffen voor de vervanging van het verblijfsdocument asiel, aangezien het document waarde vertegenwoordigt, en dit ook in de leges gereflecteerd mag worden. Daarbij is het gewenst om, in situaties waarin de noodzaak van vervanging van het document aan de houder kan worden toegerekend, de houder ook de kosten daarvan te laten dragen. Ik sluit hierbij aan bij de leges die worden geheven bij de vervanging van reguliere verblijfsdocumenten. Voor wat betreft de hoogte van de leges verwijs ik naar de beantwoording van Kamervragen van de heer Spekman (PvdA) van 27 januari 2011 (Aanhangsel Handelingen II 2010/11, nr. 1219) en van de heer Schouw (D66) van 27 februari 2013 (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 1809). Er is geen inhoudelijke motivatie om deze leges, die reeds gelden voor reguliere verblijfsdocumenten, niet ook te heffen voor verblijfsdocumenten asiel.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven