33 290 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met stapsgewijze verhoging en koppeling aan de stijging van de levensverwachting van de pensioenleeftijd (Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd)

F VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 10 juli 2012 om 09.00 uur

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen. Tevens geeft de informatie verkregen tijdens de informatiebijeenkomst van 9 juli 20122 over het onderhavige wetsvoorstel de commissie aanleiding tot het stellen van enkele vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord van maandag 2 juli 2012 en hebben nog enkele aanvullende vragen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord en hebben nog enkele vragen, waarbij de leden van de fracties van SP en GroenLinks zich aansluiten.

Tevens hebben de leden van de fracties van PvdA, SP en GroenLinks nog enige vragen geformuleerd naar aanleiding van de informatiebijeenkomst over het wetsvoorstel op 9 juli 2012.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord en willen de regering graag nog enige nadere vragen voorleggen.

Het lid van de fractie van 50PLUS heeft naar aanleiding van de informatiebijeenkomst van 9 juli 2012 enkele vragen aan de regering.

Het lid van de OSF-fractie heeft eveneens enkele vragen naar aanleiding van de informatiebijeenkomst.

VVD-fractie

De regering geeft aan geen inzicht te hebben in eventuele overgangsmaatregelen die vooruitlopen op dit wetsvoorstel en die nu reeds getroffen worden door individuele pensioenfondsen. Hoewel het treffen van overgangsmaatregelen een verantwoordelijkheid van de pensioenfondsen zelf is, hechten de leden van de VVD-fractie veel waarde aan een naadloze aansluiting van pensioenregelingen op de AOW en het voorkomen van transitieproblemen. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering voornemens is om hierover in actief overleg te treden met pensioenfondsen

In de memorie van antwoord van 2 juli jongstleden staat dat het kabinet de mogelijkheden en risico’s wil onderzoeken van een aanpassing van de Pensioenwet, die het mogelijk maakt dat pensioenuitvoerders voor zowel bestaande als nieuwe aanspraken één pensioenrichtleeftijd kunnen hanteren zonder tussenkomst van de individuele pensioendeelnemers.

Indien de noodzakelijke, aanvullende wijziging in de Pensioenwet niet (tijdig) is doorgevoerd, is actuarieel neutrale omzetting van de aanspraken naar de nieuwe pensioenleeftijd niet mogelijk zonder instemming van de deelnemer. Het is voor pensioenuitvoerders nagenoeg ondoenlijk om dit op individuele basis te moeten afhandelen en dit zal zeker implicaties hebben voor de uitvoeringskosten. De leden van de VVD-fractie vragen de minister of er concrete toezeggingen gedaan kunnen worden met betrekking tot het tijdig aanpassen van de Pensioenwet op dit punt of het tijdig onderzoeken van de mogelijkheden en risico’s.

Met veel belangstelling hebben de leden van de VVD-fractie kennisgenomen van het advies van Actal van 15 juni 2012. Dit advies lijkt op het eerste gezicht sympathiek, maar de minister heeft de leden van de VVD-fractie met zijn toelichting in het debat in de Tweede Kamer weten te overtuigen van de nadelen van dit alternatief. De leden van de VVD-fractie vinden het wel van belang dat de voorschotregeling duidelijk wordt gecommuniceerd naar rechthebbenden, de aanvraag zo eenvoudig mogelijk kan gebeuren (minimaliseren van de bureaucratie) en de administratieve lasten worden beperkt. Kan de regering de invoering van de voorschotregeling op deze punten toelichten?

PvdA-fractie, mede namens de leden van de fracties van SP en GroenLinks, naar aanleiding van de memorie van antwoord

Een van de doelstellingen van onderhavig wetsvoorstel is om langer doorwerken, meer specifiek na 65 jaar, te stimuleren. De leden van de fracties van PvdA, SP en GroenLinks vernemen graag of dit juist is.

Op dit moment eindigt een arbeidsovereenkomst in het algemeen van rechtswege bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. De leden van de PvdA-fractie hebben aan de regering gevraagd waarom zij deze leeftijd niet per 1 januari op 67 zetten. Zij hebben tevens gevraagd wat hiervan de participatie verhogende effecten zouden zijn. Zij hebben op beide vragen geen antwoord gekregen. Is de regering bereid alsnog deze vragen te beantwoorden?

De regering geeft aan dat het niet invoeren van een flexibele AOW een houdbaarheidsbijdrage van 0,2% bbp oplevert. De leden van de PvdA-fractie hebben om een nadere toelichting gevraagd. Zou de regering die alsnog willen geven? Zou de regering daarbij de betekenis van het begrip signaalfunctie kunnen onderbouwen.

Heeft het verhogen van de ontslagleeftijd naar 67 jaar ook een signaalfunctie? Wat zou de bijdrage hiervan aan de houdbaarheidsbijdrage van het bbp zijn?

Er ontstaan voor burgers overgangsproblemen door de invoering van dit wetsvoorstel. Dit is met name het geval voor burgers die nu in een uitkeringssituatie zitten zoals VUT, WW en prepensioen (of die daar door een reeds overeengekomen beëindigingovereenkomst binnenkort in terecht komen) en die daardoor onvoorzien gedurende een bepaalde periode in de bijstand zullen komen. Deze problematiek wordt kleiner in aantal burgers die het betreft, naarmate de tijd verstrijkt. Kan de regering een indicatie geven van de omvang van deze groepen per jaar?

Is de regering het met de leden van de fracties van de PvdA, SP en GroenLinks eens dat een flexibele AOW voor deze mensen een verzachting zou kunnen betekenen voor de overgangsproblematiek die voor hen kan ontstaan?

Waarom heeft de regering niet gekozen voor een flexibele AOW om de overgangsproblematiek voor burgers te vergemakkelijken? Een dergelijke flexibele AOW zou toch ook in eerste instantie tijdelijk kunnen worden ingevoerd? Stel dat de flexibiliteit zich beperkt tot het verschil in de huidige AOW-leeftijd en de AOW-gerechtigde leeftijd zoals in onderhavig wetsvoorstel. Wat zijn dan de kosten die gepaard gaan met de invoering van een dergelijke regeling? En wat zijn de baten? Wat is het effect op de «signaalfunctie»?

Wat zij de kosten van een dergelijke tijdelijke invoering in vergelijking tot de door de regering voorgestelde leningssystematiek?

Op 29 november 20113 heeft de minister in de Eerste Kamer met verve een verhoging van de AOW leeftijd per 1 april 2012 verdedigd. Hij stelde daar zelfs dat een eerdere invoeringsdatum prima gekund had: «Als wij het gewild hadden, hadden wij de wijziging zelfs per 1 januari 2012 kunnen uitvoeren» (einde citaat). Kan de regering toelichten waarom het toen wel in 4 weken kon en nu niet eens in 4 maanden?

Fracties van PvdA, SP en GroenLinks naar aanleiding van de informatiebijeenkomst

De leden van de fracties van PvdA, SP en GroenLinks stellen naar aanleiding van de informatiebijeenkomst over het wetsvoorstel op 9 juli 2012 nog de navolgende vragen.

De inkomensgevolgen worden in onderhavig voorstel verdeeld over een periode van 6 maanden. Voor 2015 bijvoorbeeld betekent dit dat 3 maanden moeten worden overbrugd middels een voorschotregeling in 18 maanden. Dat betekent voor mensen die afhankelijk zijn van alleen een AOW een bruto inkomstendaling van ruim 16% gedurende anderhalf jaar. Zij komen hiermee onder de armoede grens. Waarom heeft de regering niet gekozen voor een flexibele AOW, waarbij deze achteruitgang kan worden opgevangen gedurende de verwachte gemiddelde uitkeringsduur van om en nabij de 15 jaar? Wat zou de inkomens achteruitgang in dat geval betekenen?

De voorschotregeling loopt tot 2015. Echter er zijn voor grote groepen burgers ook na 2015 nog overgangsvraagstukken. Daarbij gaat het niet alleen om individuele beëindigingsovereenkomsten die in het kader van reorganisaties zijn overeengekomen, maar ook om (vroeg)pensioenregelingen bij bijvoorbeeld de brandweer en het ambulancepersoneel. Weet de regering hoe groot deze groep om en nabij is? Hoe denk de regering aan deze problematiek tegemoet te komen?

De regering schetst in de memorie van toelichting (pagina 23) aan de Tweede Kamer dat van de groep die geraakt wordt door de overgangsproblematiek, volgens haar 60 000 tot 80 000 mensen een eigen vermogenspositie heeft opgebouwd waardoor er niet of nauwelijks sprake is van een probleem. Verder zou er in het algemeen sprake zijn van een prima aanvullende pensioenvoorziening voor deze groep mensen waarmee een tijdelijk hiaat in het inkomen kan worden gedekt. Kan de regering cijfers vertrekken over de vermogensverdeling onder de mensen die door de overgangsproblematiek worden geraakt? Volgens de CSO is namelijk ruim een kwart van deze mensen niet in staat om de overgangsproblematiek te dragen zonder onder de armoedegrens te komen. Kan de regering aangeven hoe groot de groep is die moet rondkomen van alleen de AOW, de AOW plus een aanvullend pensioen van 10% en de AOW met een aanvullende pensioen van 20%?

Vindt de regering het – met de pensioenverzekeraars – problematisch dat vanaf 2013 de AOW-leeftijd niet meer synchroon loopt met de pensioengerechtigde leeftijd?

Wanneer verwacht zij dat deze leeftijden weer synchroon kunnen gaan lopen?

Wil de regering het fiscaal mogelijk maken om het pensioen gelijktijdig te laten uitkeren met de datum van ingang AOW per 1 januari 2013?

Is de regering van plan om pensioenfondsen toe te staan om de omrekening van reeds opgebouwde aanspraken naar de nieuwe pensioenrichtleeftijd per 1 januari 2017 collectief, actuarieel neutraal berekend, zonder de verplichte individuele toestemming door te voeren?

Uitvoeringsorganisaties wijzen op grote communicatieproblemen en verwarring bij burgers. Een uitstel van de invoering tot 1 januari 2014 zou deze problemen kunnen verlichten. Hoe denkt de regering over deze problematiek en mogelijke oplossingen?

Naarmate de regelingen complexer worden, worden de uitvoerings- en maatschappelijke kosten navenant hoger. Volgens Actal leidt de jaarlijkse stapsgewijze verhoging (in 7 «jaarstappen» tot de 66-jarige leeftijd in 2019) tot extra regeldruk, extra administratie en aanpassing van de systemen en grote verwarring bij burgers. Heeft de regering de daarmee gepaarde kosten in beeld? Volgens Actal niet.

De algemene teneur tijdens de door de commissie georganiseerde informatiebijeenkomst was helder: creëer snel duidelijkheid, maar zorg gelijktijdig voor een zorgvuldige invoeringstermijn. De doorwerking naar maatschappelijke organisaties en individuele burgers is dermate indringend en complex dat tijd voor aanpassing van systemen en regelingen nodig is. De opbrengst van de invoering per 1 januari 2013 is om en nabij 100 miljoen. Echter, een grote wijziging in bestaande wet- en regelgeving is nog steeds noodzakelijk. Gaat de regering dat nu doen via onder andere het pakket Belastingplan 2013 zoals in de memorie van antwoord aangegeven? Maar wat nu, als dat niet lukt omdat een nieuwe Tweede Kamer daar anders over denkt dan de huidige?

En wat is dan nog het nut van de uitzonderlijke delegatiebepaling zoals in onderhavig wetsvoorstel is opgenomen? Is het dan niet verstandig om alles in een keer zorgvuldig af te handelen en daarbij de koninklijke weg van de parlementaire behandeling te bewandelen?

De voorschotregeling is volgens SVB per 1 november 2012 klaar. Dat betekent dat communicatie niet binnen de termijn van 6 maanden die daar gebruikelijk voor staat kan plaatsvinden. Ook verzekeraars en pensioenfondsen hebben aangegeven niet aan de wettelijke eisen met betrekking tot communicatie te kunnen voldoen. Is de regering desondanks van plan te handhaven?

Volgens de FNV is er voor de groep die geraakt wordt door de overgangsproblematiek sprake van een cumulatie van maatregelen. Dan hebben we het onder andere over indexatiehiaat, verlies partnertoeslag en een mogelijke korting op de pensioenuitkering per 1 april 2013. Kan de regering een indicatie geven wat de omvang is van deze problematiek voor mensen die het raakt?

Per 1 januari 2014 wordt de pensioenrichtleeftijd 67. Echter, als het aan de regering ligt is de datum van ontslag van rechtswege gelijk aan de aanvangsdatum van de AOW-leeftijd. Hoe verhoudt zich dit tot de wet gelijke behandeling en de Europese richtlijn in deze?

Hoe zit het met de voorschotregeling bij overlijden? Wordt deze dan kwijtgescholden of maakt deze deel uit van de nalatenschap?

Hoe groot zijn de leeftijdcohorten die in respectievelijk 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017 de AOW-leeftijd bereiken? Welk aandeel in deze cohorten heeft momenteel betaalde arbeid en welk deel daarvan heeft momenteel een contract dat functiegerelateerd of anderszins contractueel eindigt voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd? Welk aandeel in deze cohorten heeft inkomen uit eigen onderneming? Welk aandeel heeft kapitaalinkomen? Welk aandeel heeft een inkomen uit collectief prepensioen, VUT, FLO of anderszins een CAO- of functiegerelateerde inkomensvoorziening zonder daarvoor momenteel nog betaalde arbeid te verrichten? Welk deel krijgt van deze cohorten komt de komende jaren nog in een dergelijke regeling? Welk aandeel in deze cohorten heeft een andere sociale verzekering of uitkering als inkomstenbron? En welk aandeel in deze cohorten heeft helemaal geen individueel inkomen?

Uitvoeringsorganisaties wijzen op grote communicatieproblemen en verwarring bij burgers. Burgers willen graag geïnformeerd worden op welke datum zij AOW en aanvullend pensioen ontvangen en hoe hoog het gecombineerde bedrag op die datum zal zijn. Ziet de regering mogelijkheden om te bevorderen dat deze informatie weer zo spoedig mogelijk eenduidig verstrekt kan worden en zo ja, per welke datum zal dat kunnen?

Actal ziet grote uitvoeringsrisico's. De Raad van State en de Sociale Verzekeringsbank hebben daar ook al op gewezen. Indien die risico's inderdaad realiteit worden, worden burgers en bedrijven geconfronteerd met grote onzekerheid en omissies. En die moeten hersteld worden. Ook dit zal weer leiden tot en gepaard gaan met grote administratieve rompslomp en kennisnemingskosten. Die kosten zijn op dit moment niet duidelijk, maar aangezien het om grote aantallen burgers kan gaan, zullen zij naar verwachting niet gering zijn. Heeft de regering een risicoanalyse gemaakt en de herstelkosten in beeld?

Weegt de financiële opbrengst voor de overheid voor één jaar op tegen de risico's en de regeldruk voor burgers en bedrijven? Actal heeft geadviseerd om meer tijd te nemen voor een zorgvuldige invoering van de wet en om de wet pas per 1 januari 2014 te laten ingaan. Wat vindt de regering van deze suggestie?

VNO-NCW heeft nog geen goed verhaal gehoord over het schrappen van de stijging van de AOW met 0,6% per jaar. Daarvoor is in het pensioenakkoord een deugdelijke financiële onderbouwing gegeven, die een aantal van de problemen die nu in de uitvoering ontstaan zouden wegnemen. Kan de regering hierop reageren?

De FNV benadrukt dat de aansluiting tussen arbeidscontracten, ontslag en pensioenregelingen en hoe dat wordt geacht te functioneren vanaf 1 januari 2013, een onderbelicht punt is in de uitvoeringsdiscussies. Kan de regering daar nader op ingaan?

CDA-fractie

Tijdens de informatiebijeenkomst over het wetsvoorstel op 9 juli 2012 heeft een aantal genodigden gewezen op de invoeringsproblemen in geval de wet al in 2013 van kracht wordt. De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven wat het budgettaire effect is als de AOW niet al in 2013 wordt verhoogd, maar vervolgens in 2014 direct met 3 maanden omhoog gaat.

Welke mogelijkheden ziet de regering om in dit wetsvoorstel toch de oorspronkelijke franchisestijging op te nemen?

In hoeverre deelt de regering de tijdens de informatiebijeenkomst door het FNV geventileerde opinie dat met dit wetsvoorstel de positie van jongeren onevenredig geschaad wordt door de inperking van het Witteveenkader?

Zou het in de optiek van de regering verstandig zijn om pensioenuitvoerders de mogelijkheid te geven om eenzijdig te kiezen voor collectieve actuariële herrekening naar één nieuwe pensioenrichtleeftijd (67)?

Als de Eerste Kamer dit wetsvoorstel aanvaardt, zullen vanaf 2013 de ingangsdata van de AOW-uitkering aan de ene kant en het aanvullend ouderdomspensioen aan de andere kant niet langer parallel lopen. Maar op dit moment is het nog zo dat vrijwel alle pensioenregelingen 65 als ingangsdatum hanteren. De consequentie daarvan is dat ouderdomspensioen dat tot 2014 is opgebouwd op 65-jarige leeftijd ingaat, en de AOW in de regel juist later zal ingaan. Behalve mogelijke verwarring brengt dit ook fiscale consequenties met zich mee, want de huidige fiscale regels voor aanvullend pensioen verlangen bij uitstel van de pensioenuitkering dat er wordt doorgewerkt. De minister heeft de Tweede Kamer in dit licht toegezegd dat dit bij de behandeling van het belastingplan 2013 kan worden betrokken. Kan de regering specifieker zijn, en toezeggen dat zij in het belastingplan 2013 regelt dat de fiscale hobbels voor het aanvullend pensioen worden weggenomen?

50PLUS-fractie

Het lid van de fractie van 50PLUS wil weten of het juist is dat minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dinsdagmiddag 3 juli 2012 een gesprek heeft gehad met GroenLinks-fractievoorzitter Thissen. Indien dit juist is, wie was of waren eveneens bij dit gesprek aanwezig? Waarover ging dit gesprek en zijn er door de minister suggesties of toezeggingen gedaan?

Op de informatiebijeenkomst op 9 juli 2012 in de Eerste Kamer is van diverse kanten betoogd dat een jaarlijkse stapverhoging extra kosten en moeite voor de burgers met zich meebrengt en dat het aantal verandermomenten zo klein mogelijk moet zijn. Deelt de regering deze opvatting?

Ook werd van vele kanten betoogd dat er grote risico’s aan de te snelle invoering op 1 januari 2013 zijn verbonden. Moeten deze waarschuwingen niet tot een heroverweging van de invoeringsdatum leiden? Centraal punt is dat de verhoging van de AOW-leeftijd al op 1 januari 2013 niet reëel is. Is deze datum heilig of kan deze datum nog verlaat worden?

Op welke wijze worden de burgers individueel over hun persoonlijke situatie geïnformeerd?

Van vele kanten werden problemen voor de burgers geconstateerd, omdat de burgers graag tegelijkertijd inzicht willen hebben in de gezamenlijke inkomsten van de AOW en het aanvullend pensioen. Hoe denkt de regering dit vanaf nu te regelen?

Van de kant van de FNV is gesteld dat mensen met lage opleidingen in zware beroepen, die bovendien vaak korter leven, onevenredig door dit wetsvoorstel worden getroffen. Welke oplossing ziet de regering voor dit probleem?

Tijdens de informatiebijeenkomst is betoogd dat in het wetsvoorstel staat dat vijf jaar van tevoren een verhoging met drie maanden moet worden gecommuniceerd, terwijl nu nauwelijks een half jaar van tevoren een verhoging met een maand wordt gecommuniceerd, anderhalf jaar van te voren een verhoging met twee maanden enz. Is de regering het met de fractie van 50PLUS eens dat men zich niet houdt aan de eigen gestelde eisen en dat dit mede bijdraagt aan een onzorgvuldige wetgeving?

In vele arbeidscontracten staat dat ontslag volgt bij 65-jarige leeftijd. Hoe dient in 2013 omgegaan te worden met het ontslag op 65-jarige leeftijd en het feit dat de AOW-leeftijd ineens opschuift? Leidt dit niet tot discontinuïteit?

Van de kant van Erik Lutjens, Hoogleraar Pensioenrecht Vrije Universiteit, werd betoogd dat het niet ingaan van de AOW en het aanvullend pensioen op één en dezelfde datum leidt tot een chaotische wetgeving. Wat is volgens de regering de weerlegging van deze opvatting?

Van zowel de kant van de vakbeweging FNV als van de kant van de werkgevers (VNO) is gepleit voor handhaving van de in het Pensioenakkoord overeengekomen en door het kabinet bekrachtigde structurele jaarlijkse verhoging met 0,6% van de AOW, omdat hiervoor een solide financiële onderbouwing was gemaakt. Gelet op deze unanieme opvatting van werkgevers en werknemersorganisaties is de regering bereid het schrappen van deze 0,6% opnieuw te heroverwegen?

Hoe rijmt de regering de onevenwichtigheid van het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel waarin een wettelijk automatisme komt waarbij de arbeidsovereenkomst eindigt bij het bereiken van de AOW-leeftijd, terwijl voor de fiscale pensioenopbouw de leeftijd geldt van 67 jaar. Deze onevenwichtigheid is niet overeenstemming met de Europese Richtlijnen welke gelijke behandeling op basis van leeftijd voorschrijven. Hoe denkt de regering deze onevenredigheid op te lossen?

Eveneens een centraal thema was de verhoging van de AOW-leeftijd te koppelen aan een verbeterde arbeidsmarkt voor ouderen. Is deze zienswijze niet principieel juist?

Mensen die noodgedwongen gebruik moeten maken van de voorschotregeling en die niet in staat zijn deze terug te betalen, moeten een beroep kunnen doen op een kwijtscheldingsregeling. Hoe gaat deze procedure eruit zien? En is hierbij een beroepsmogelijkheid ingebouwd?

Van diverse kanten werd gehekeld dat de regering een te rooskleurig beeld schildert van het gemiddelde vermogen van de ouderen en te weinig rekening houdt met het feit dat een kleine groep zeer veel bezit heeft en een grote groep juist te weinig, waardoor een gemiddeld vermogen een karikaturaal beeld oplevert. Is de regering bereid deze beeldvorming bij te stellen en deze niet langer te propageren?

OSF-fractie

Uitvoeringsorganisaties voor pensioenen en verzekeringen blijken grote problemen te hebben met de frequente verhogingen van de AOW leeftijd. Het lid van de OSF-fractie vraagt of de regering bereid is het aantal malen dat de AOW-leeftijd verhoogd zou moeten worden drastisch te reduceren.

Door de frequente verhogingen van de AOW-leeftijd neemt de regeldruk aanzienlijk toe. Kan de regering een raming geven van de kosten voor de overheid van deze toenemende regeldruk voor de jaren 2013–2020 op jaarbasis?

De voorschotregeling kent aanzienlijke uitvoeringsproblemen. Waarom kiest de regering er niet voor, of wel om aan iedereen die daarvoor in aanmerking komt een voorschot te verstrekken, of wel om de AOW-betalingen die maandelijks gedaan worden over een iets langere periode te spreiden?

Voor pensioenuitvoerders en verzekeraars gaan de uitvoeringskosten tengevolge van het wetsvoorstel aanzienlijk omhoog. Deze kosten worden doorberekend aan mensen die in deze regelingen vallen. De koopkracht van ouderen staat reeds nu onder grote druk. Acht de regering het verantwoord dat de financiële druk op deze categorie burgers nog verder opgevoerd wordt?

De pensioenuitvoerders hebben een groot probleem met communicatie naar hun deelnemers. Zij moeten binnen een half jaar communiceren over verhoging van de AOW-leeftijd, het achterwege blijven van indexatie, het korten op nominale pensioenen, en over het feit dat de AOW-leeftijd en de leeftijd voor het aanvullend pensioen dikwijls niet meer parallel lopen. Hoe denkt de regering dat deze situatie bijdraagt aan draagvlak onder de bevolking voor al deze maatregelen, die een groot negatief effect op de koopkracht van met name ouderen hebben?

Wanneer denkt de regering met maatregelen te komen om te zorgen dat arbeidscontracten doorlopen tot de ingangsdatum van de AOW, dat automatisch ontslag bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd niet langer mogelijk is, en dat AOW en aanvullende pensioenen tegelijkertijd kunnen ingaan?

Voor een aantal zaken die nodig zijn om bijvoorbeeld de ingangsdata van AOW en aanvullend pensioen te harmoniseren is waarschijnlijk een aanpassing van de Pensioenwet nodig. Het lijkt van belang e.e.a. uiterlijk per 1 januari 2014 gerealiseerd te hebben. Wanneer komen er wetsvoorstellen om dit mogelijk te maken langs een tijdpad dat niet de gigantische tekortkomingen van de procedure van dit moment kent?

Is de regering, gezien het feit dat verhoging van de AOW-leeftijd vooruit loopt op de verhoging van de aanvangsleeftijd van de aanvullende pensioenen, met de OSF-fractie van mening dat in 2013 er grote onduidelijkheid zal ontstaan bij veel oudere Nederlanders over hun financiële situatie en koopkracht?

Is de regering met de OSF-fractie van mening dat de te verwachten onzekerheid bij veel burgers over hun toekomstige koopkracht een negatief effect op hun bestedingen zal hebben? Hoe schat de regering de macro-economische gevolgen van dit effect in?

Indien de regering zou pogen de ingangsleeftijd van AOW en aanvullende pensioenen te harmoniseren, in hoeverre zou een dergelijk streven kunnen botsen met eerder gemaakte afspraken en verworven rechten? In hoeverre kunnen mensen, die zich om wat voor reden ook tegen een dergelijke harmonisatie verzetten, een poging van de zijde van de regering om harmonisatie te bewerkstelligen met succes bij de rechter aanvechten?

De commissie ziet met belangstelling uit naar de antwoorden van de regering. Onder voorbehoud van tijdige ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag, te weten uiterlijk dinsdag 10 juli 2012, 10.00 uur acht de commissie het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling op 10 juli 2012.

De plv. voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Klever

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV) (vice-voorzitter), Van Dijk (PVV). Reynaers (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Van Rey (VVD) en Beckers (VVD).

X Noot
2

Het verslag van deze informatiebijeenkomst zal gepubliceerd worden onder kamerstuknummer EK 2011–2012, 33 290, E.

X Noot
3

Bij de plenaire behandeling van wetsvoorstel 32 846 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet en andere wetten in verband met wijziging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen (Wet wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen), Handelingen 29 november 2011 EK 9-8-37.

Naar boven