33 287 Wijziging van enkele belastingwetten (Wet uitwerking fiscale maatregelen begrotingsakkoord 2013)

Nr. 8 HERDRUK1 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 juni 2012

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel F, onder 2, vervalt de puntkomma.

b. Onderdeel G komt te luiden:

G

Artikel 8.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «, de korting voor maatschappelijke beleggingen of de korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen» vervangen door «of de korting voor groene beleggingen» en wordt «, de korting voor maatschappelijke beleggingen en de korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen» vervangen door: en de korting voor groene beleggingen.

2. In het tweede lid wordt «, de korting voor maatschappelijke beleggingen en de korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen» vervangen door: en de korting voor groene beleggingen.

2

Het in artikel IV, onderdeel B, opgenomen artikel 13l van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het zesde lid wordt «blijft achterwege» vervangen door: blijft in een jaar achterwege.

2. In het zesde lid, onderdeel a, wordt «het aannemelijk is dat de in verband met de financiering» vervangen door: de in het jaar in verband met de financiering.

3. In het zesde lid, onderdeel b, wordt «het aannemelijk is dat de in verband met de financiering» vervangen door «de in het jaar in verband met de financiering» en wordt «welke naar Nederlandse maatstaven redelijk is» vervangen door: of geen belasting naar de winst wordt geheven welke naar Nederlandse maatstaven redelijk is.

4. In het zesde lid, onderdeel c, wordt «het niet aannemelijk is dat de verwerving of de uitbreiding van de deelneming, dan wel de inbreng van eigen vermogen in het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden, door de belastingplichtige zou hebben plaatsgevonden» vervangen door: de verwerving of de uitbreiding van de deelneming, dan wel de inbreng van eigen vermogen in het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden, niet door de belastingplichtige zou hebben plaatsgevonden, of de deelneming niet door de belastingplichtige zou zijn gehouden.

5. In de tweede volzin van het zesde lid wordt «en de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de wijze waarop de financiering is vormgegeven» vervangen door: en de wijze waarop de financiering is vormgegeven.

6. In het negende lid wordt «ingeval de deelneming, het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden of de belastingplichtige is betrokken bij een reorganisatie» vervangen door: ingeval de belastingplichtige, de deelneming of het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden onmiddellijk of middellijk is betrokken bij een reorganisatie.

Toelichting

I. Algemeen

Deze nota van wijziging bevat, deels ter verduidelijking, enkele technische aanpassingen van de voorgestelde wijzigingen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969). Hiermee wordt geen inhoudelijke wijziging beoogd.

II. Onderdeelsgewijs

Onderdeel 1, onder a

Artikel I, onderdeel F (artikel 8.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

De wijziging in artikel I, onderdeel F, heeft betrekking op herstel van de interpunctie door het vervallen van de puntkomma.

Onderdeel 1, onder b

Artikel I, onderdeel G (artikel 8.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

De wijziging in artikel I, onderdeel G, heeft betrekking op een juiste weergave van de opsomming door toevoeging van komma’s en de woorden «of» en «en».

Onderdeel 2

Artikel IV, onderdeel B (artikel 13l van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

Met de wijzigingen van het voorgestelde artikel 13l, zesde lid, van de Wet Vpb 1969 wordt verduidelijkt dat de toepassing van dat lid een continue toets is. Kort gezegd geldt dat een deelneming die is verworven in verband met een uitbreiding van de operationele activiteiten van de groep ingevolge artikel 13l, vijfde lid, van de Wet Vpb 1969 niet meetelt voor de deelnemingsschuld, tenzij zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in genoemd zesde lid. Het kan zich voordoen dat het zesde lid bij de verwerving van de deelneming niet van toepassing is, maar in een later jaar wel. In dat geval zal de deelneming vanaf dat moment op grond van het zesde lid in dat jaar wel meetellen bij het bepalen van de deelnemingsschuld. Ook de omgekeerde situatie is mogelijk, namelijk dat het zesde lid in eerste instantie wel van toepassing was, maar in een later jaar niet meer.

Voorts wordt genoemd zesde lid aangepast teneinde te verduidelijken dat ten aanzien van de in de onderdelen a, b en c van dat lid genoemde situaties de normale bewijslastverdeling geldt. Dit betekent dat de belastingplichtige in eerste instantie aannemelijk moet maken dat er geen sprake is van een situatie die onder voornoemde onderdelen valt. Immers, het is de belastingplichtige die beschikt over de benodigde kennis en informatie met betrekking tot de opbouw van het concern en de financieringsstromen daarbinnen.

Tevens is het zesde lid, onderdeel b, zodanig aangepast dat duidelijker in de wettekst tot uitdrukking wordt gebracht dat zogenoemde hybride leningen die zijn gefinancierd met een geldlening onder deze bepaling vallen.

Met de wijziging van artikel 13l, negende lid, van de Wet Vpb 1969 wordt verduidelijkt dat de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels ook kunnen zien op reorganisaties waarbij bijvoorbeeld (achter)kleindochtervennootschappen zijn betrokken. Ook deze reorganisaties kunnen immers van belang zijn voor onder andere de vraag of de kwalificatie van de verkrijgingsprijs als uitbreiding van de operationele activiteiten geheel of gedeeltelijk in stand kan blijven. Daarnaast is ter verduidelijking van de tekst een redactionele wijziging aangebracht.

De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers


X Noot
1

i.v.m. een correctie in de ondertekening.

Naar boven