33 284 Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met bonussen voor werkgevers voor het in dienst nemen van oudere uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapte werknemers

H NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 9 juli 2012

De regering heeft met belangstelling kennis genomen van het nadere voorlopig verslag van de vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Eerste Kamer inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met het in dienst nemen van oudere werknemers en arbeidsgehandicapte werknemers. In deze nadere memorie van antwoord gaat de regering in op de vragen en opmerkingen van de verschillende fracties.

Inleiding

De leden van de fractie van de PvdA brengen naar aanleiding van de memorie van antwoord graag nog enige vragen en opmerkingen onder de aandacht van de regering.

De leden van de fractie van de SP hebben naar aanleiding van de memorie van antwoord nog enige vragen en opmerkingen.

PvdA-fractie

De regering streeft er naar vanaf 1 januari 2013 tot een versnelde verhoging van de AOW-leeftijd te komen, in combinatie met een wijziging van de Werkloosheidswet en het ontslagrecht en het laten vervallen van de doorwerkbonussen. Hier zullen ongetwijfeld getalsmatige inschattingen van de effecten van deze combinatie van maatregelen voor de arbeidsparticipatie van oudere werknemers aan ten grondslag liggen. Gaarne ontvangen de leden van de fractie van de PvdA deze cijfers.

De regering heeft geen getalsmatige inschatting van de effecten van de deze maatregelen op de arbeidsparticipatie van ouderen. Het CPB heeft wel aangegeven dat het Begrotingsakkoord een opwaarts effect heeft op de structurele werkgelegenheid van 0,4%. Dit wordt met name veroorzaakt door de AOW-maatregel uit het Begrotingsakkoord.

In de memorie van antwoord verwijst de regering naar de Beleidsagenda 2020 en het Pensioenakkoord. Deze leden vragen de regering – zo specifiek mogelijk – aan te geven op welke punten en in welke mate het thans voorliggende wetsvoorstel afwijkt van deze afspraken.

Het voorliggende wetsvoorstel betreft een gedeeltelijke uitwerking van het vitaliteitspakket. Het vitaliteitspakket is een onderdeel van het Pensioenakkoord 2011. In het Begrotingsakkoord 2013 is afgesproken de middelen voor het vitaliteitspakket te beperken. De totale opbrengst hiervan is 815 miljoen in 2013. Het oorspronkelijke vitaliteitspakket was vormgegeven langs drie lijnen, namelijk doorwerken, mobiliteit en loopbaanfaciliteiten.

In het Begrotingsakkoord is besloten de middelen voor doorwerken (zowel werkbonus werknemers als werkbonus werkgevers) te laten vervallen en de middelen voor mobiliteit taakstellend te bevriezen. Deze taakstelling is ingevuld door het budget voor mobiliteit zoveel mogelijk te richten op groepen met de grootste afstand tot de arbeidsmarkt (uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapten). De nieuwe mobiliteitsbonus voor werknemers van 55 jaar of ouder wordt niet ingevoerd. Het niet invoeren van de werkbonus werknemers wordt overigens geregeld in de wet uitwerking fiscale maatregelen begrotingsakkoord. De loopbaanfaciliteiten vallen buiten het bestek van dit wetsvoorstel, maar worden ingevoerd zoals eerder aangekondigd. Het financiële effect van het voorliggende wetsvoorstel op de inkomstenkant van de begroting is 593 miljoen in 2013 en 756 miljoen structureel, zoals weergegeven in de financiële paragraaf van de memorie van toelichting.

De leden vragen of de regering kan aangeven wat het standpunt is van de werknemersorganisaties respectievelijk de werkgeversorganisaties over het thans voorliggende wetsvoorstel.

Dit wetsvoorstel is een uitwerking van het Begrotingsakkoord. Het Begrotingsakkoord is een akkoord tussen vijf Tweede Kamerfracties en heeft niet ter consultatie voorgelegen bij sociale partners. De regering kan dus ook geen nadere toelichting geven op de standpunten van werknemers- en werkgeversorganisaties.

SP-fractie

De leden van de SP-fractie ontvangen graag alle gevraagde en ongevraagde commentaren op dit wetsvoorstel.

De regering heeft commentaar gevraagd aan het UWV. De brief van het UWV is als bijlage bijgevoegd. Dit is het enige commentaar dat de regering heeft ontvangen.

De leden van de SP-fractie ontvangen graag de meest adequate inschatting van de regering van de netto-werkgelegenheidseffecten. Ook vernemen zij graag wat volgens het Centraal Planbureau (CPB) het netto-werkgelegenheidseffect is van het schrappen van de doorwerkbonus.

De regering heeft geen inzicht in de werkgelegenheidseffecten van afzonderlijke maatregelen uit het Begrotingsakkoord. Zoals hierboven aangegeven heeft het Begrotingsakkoord, volgens het CPB, een opwaarts effect op de structurele werkgelegenheid van 0,4%. Dit wordt met name veroorzaakt door de AOW-maatregel uit het Begrotingsakkoord.

Het CPB heeft eerder aangegeven dat de doorwerkbonus een licht positief effect had op de participatie. Het ligt daarom in de rede dat het afschaffen van de doorwerkbonus een licht negatief effect zal hebben op de participatie. Dit effect is meegenomen in de berekening van het (per saldo) opwaartse effect op de structurele werkgelegenheid van (0,4%)

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Naar boven