33 284 Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met bonussen voor werkgevers voor het in dienst nemen van oudere uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapte werknemers

E VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 29 juni 2012

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde wet en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de fractie van de PvdA maken bezwaar tegen de door het kabinet voorgestane behandelingstraject van dit wetsvoorstel. Niet alleen is het wetsvoorstel ten onrechte als spoedeisend bestempeld, ook is vervolgens voorbij gegaan aan het verzoek van de leden van deze fractie om dan in ieder geval een redelijke termijn te hebben voor het voorbereiden van het schriftelijke overleg. Zij achten een termijn van drie dagen onvoldoende om tot een zorgvuldige voorbereiding te komen en beschouwen een dergelijke gang van zaken als een minachting voor de rol van de Eerste Kamer bij het toetsen van wetgeving. De leden van de fractie van GroenLinks sluiten zich bij deze vragen aan.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggend wetsontwerp. Zij steunen de richting die de regering met dit voorstel kiest en hebben nog een enkele vraag.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel 33 284.

Zij maken bezwaar tegen de grote haast waarmee dit wetsvoorstel behandeld dient te worden.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben naar aanleiding daarvan nog enige vragen.

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de invoering van deze wetswijziging, maar achten het niet wenselijk dat een evaluatie pas in 2019 gepland staat, wanneer de ouderenregelingen opnieuw integraal worden bezien. Hoewel de regering aangeeft dat de ontwikkelingen tussentijds worden gevolgd, verzoeken de leden van de VVD-fractie de regering deze momenten van evaluatie nu al toe te zeggen en te concretiseren. Daarnaast zouden zij graag vooraf inzicht hebben in de wijze waarop de te nemen maatregelen op hun effectiviteit worden getoetst en welke mogelijkheden er bestaan om tussentijds bij te sturen.

Hoewel deze leden zich kunnen inleven in de effecten van onderliggende wetgeving, vragen zij de regering om een concreter inzicht in de resultaten die worden verwacht. Zonder vooraf deze resultaten te bepalen, is het ook niet mogelijk te bepalen of deze met de genomen maatregelen al dan niet zijn gehaald.

PvdA-fractie (waarbij de leden van GroenLinks zich aansluiten)

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering aan te geven waarom zij de Eerste Kamer in eerste instantie heeft gewezen op de noodzaak tot afhandeling van het onderhavige wetsvoorstel vóór 1 juli 2012, om vervolgens, na vragen van de Eerste kamer, deze datum te wijzigen in enig moment vóór het zomerreces? Is de regering van oordeel dat zij de Eerste Kamer hiermee in eerste instantie onjuist heeft geïnformeerd?

Kan de regering aangeven hoe de noodzaak voor een spoedige behandeling vóór het zomerreces, zich verhoudt tot het gegeven dat de goedkeuring van de nu te wijzigingen wetgeving pas in december (2008) plaatsvond? Hierover zijn eerder nadere vragen gesteld door de Eerste Kamer.

Acht de regering de noodzaak van behandeling vóór het zomerreces zo dringend dat zij, in geval besluitvorming niettemin eerst na het zomerreces plaatsvindt, implementatie van het wetsvoorstel zal uitstellen tot een datum na 1 januari 2013?

Wat, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA, vindt de regering zelf van deze gang van zaken? Is dit de wijze waarop regering en parlement met elkaar om dienen te gaan?

Deze leden hebben daarnaast vragen over de doelstelling van het onderhavige wetsvoorstel. Deze luidt dat met het wetsvoorstel meer mensen zullen gaan meedoen op de arbeidsmarkt. Kan de regering aangeven waarom er, ten opzichte van het oorspronkelijke beleid zoals neergelegd in de Wet financiering sociale verzekeringen en het Vitaliteitspakket van het regeer- en gedoogakkoord, meer mensen mee zullen gaan doen op de arbeidsmarkt?

Welke effecten voorziet de regering van de voorgenomen maatregelen op de uitstroom van thans werkende oudere medewerkers? Hoe verhoudt dit zich tot de beantwoording voor de vorige vraag?

Hoe verhouden deze voorgenomen maatregelen zich tot het voornemen van de regering om de AOW-leeftijd versneld te verhogen? Is de regering van oordeel dat zij met onderhavig wetsvoorstel de verhoging van de AOW-leeftijd van voldoende ondersteunend beleid voorziet om tot verduurzaming en vergroting van de arbeidsinzet van oudere werknemers te komen?

Hoe verhouden deze voorgenomen maatregelen zich tot het voornemen om tot verdere versoepeling van het ontslagrecht te komen? Acht de regering het denkbaar dat een dergelijke versoepeling in combinatie met de voorgenomen maatregelen juist voor oudere werknemers (zeer) nadelig kan uitpakken?

Tot slot krijgen deze leden graag inzicht in de overleggen die met de sociale partners gevoerd zijn over de voorgenomen maatregelen. Zij vernemen graag wat de uitkomsten van deze overleggen zijn geweest.

CDA-fractie

De Raad van State wijst er in zijn rapport op dat er naast de generieke maatregelen die nu in de vorm van een mobiliteitsbonus voor oudere uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapte werknemers wordt geintroduceerd, ook gekeken moet worden naar meer institutionele belemmeringen. Sommige belemmeringen dienen, zoals de regering terecht heeft opgemerkt, bij uitstek door CAO-partijen te worden aangepakt, maar andere betreffen mogelijk zaken die via wetgeving zijn geregeld. Ziet de regering institutionele belemmeringen of andere knelpunten zoals de Raad van State bedoelt, in wet- en regelgeving? Zo ja, wordt overwogen deze belemmeringen aan te pakken?

Verder is het duidelijk dat het voor oudere uitkeringsgerechtigden moeilijk is om terug te keren in functies die fysiek zwaar werk vergen. Vooral mensen met een laag opleidingsniveau zijn echter veelal op dit soort werk aangewezen. Is het denkbaar om voor deze categorie uitkeringsgerechtigden flankerend beleid te ontwikkelen? Hoe zou dat beleid eventueel vorm kunnen krijgen?

PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie vragen de regering om, ondanks eerdere verzoeken, het spoedeisende karakter van dit wetsvoorstel te motiveren en gedetailleerd aan te geven wat er mis zal gaan indien dit wetsvoorstel vlak na het zomerreces door de Eerste Kamer behandeld wordt.

Kan de regering aangeven wat het te verwachten koopkrachtverlies zal zijn van het afschaffen van de werkbonussen voor oudere werknemers die reeds een diensbetrekking hebben, uitgesplitst naar leeftijd?

Hoe verhouden de maatregelen in dit wetsvoorstel zich tot het voornemen van de regering het ontslagrecht te versoepelen? Zijn ouderen door deze maatregel niet extra kwetsbaar? Hoe groot acht de regering de kans dat het beschikbare geld straks wordt gebruikt voor het «rouleren» van ouderen (de ene eruit, de ander erin)? Welke maatregelen treft de regering om dit te voorkomen?

SP-fractie

Het wetsvoorstel houdt een aanzienlijke bezuiniging in op het mobiliteitspakket, waarbij de middelen voor doorwerken vervallen en de middelen voor mobiliteit worden bevroren en anders worden toebedeeld. De leden van de SP-fractie vragen de regering zo precies mogelijk aan te geven wat de te verwachten netto-effecten zijn van het laten vervallen van de middelen voor doorwerken op de arbeidsmarktparticipatie in 2013 t/m 2017 per jaar, uitgesplitst naar leeftijdscohorten van 50–55, 55–60, 61, 62, 63 en 64 jarigen. De leden van deze fractie vragen hetzelfde te doen voor de verwachte netto-effecten van de bevriezing, respectievelijk de verschuiving van de middelen voor mobiliteit op de arbeidsmarktparticipatie.

De leden zien de beantwoording op korte termijn met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sylvester

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV) (vice-voorzitter), Van Dijk (PVV). Reynaers (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Van Rey (VVD) en Beckers (VVD).

Naar boven