Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33273 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33273 nr. A |
2 oktober 2012
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335) in Nederlandse regelgeving dient te worden geïmplementeerd en in het verlengde hiervan eveneens aanpassing van het regime voor bepaalde kleinere verzekeraars in de rede ligt;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De definitie van bijkantoor komt te luiden:
a. duurzaam in een andere staat dan de staat van de zetel aanwezige onderdelen zonder rechtspersoonlijkheid van een financiële onderneming die geen verzekeraar is; of
b. duurzaam in een andere staat dan de staat van de zetel aanwezige onderdelen zonder rechtspersoonlijkheid van een verzekeraar alsmede elke andere duurzame aanwezigheid van een verzekeraar, beheerd door eigen personeel van de verzekeraar of door een zelfstandig persoon die is gemachtigd duurzaam voor de verzekeraar op te treden;
2. In de definitie van Europese levensverzekeraar of schadeverzekeraar wordt «die overeenkomt met de in artikel 2:27 bedoelde vergunning;» vervangen door: als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn solvabiliteit II;
3. In de definitie van herverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat wordt «op grond van artikel 2:26d, derde lid,» vervangen door: op grond van artikel 2:26d, derde lid, of krachtens artikel 172 van de richtlijn solvabiliteit II;
4. De definitie van moederonderneming komt te luiden:
a. moederonderneming als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de richtlijn geconsolideerde jaarrekening; of
b. een onderneming die, naar het oordeel van de Nederlandsche Bank, feitelijk een overheersende invloed op een andere onderneming uitoefent;.
5. In de definitie van Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar wordt «die voor de uitoefening van zijn bedrijf een vergunning heeft» vervangen door: die voor de uitoefening van zijn bedrijf een vergunning heeft als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn solvabiliteit II.
6. In de alfabetische volgorde worden de volgende definities ingevoegd, luidende:
een moederonderneming, een onderneming die een richtlijndeelneming bezit of een onderneming die met een andere onderneming verbonden is door het feit dat zij daarover een centrale leiding uitoefent krachtens een door deze ondernemingen gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van een of meer van deze ondernemingen, dan wel door het feit dat de bestuurs-, leidinggevende, of toezichthoudende organen van deze ondernemingen gedurende het boekjaar en tot de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening in meerderheid bestaan uit dezelfde personen;
a. dochteronderneming als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de richtlijn geconsolideerde jaarrekening; of
b. een onderneming waarin, naar het oordeel van de Nederlandsche Bank, een moederonderneming feitelijk een overheersende invloed uitoefent;
waarbij een dochteronderneming van een dochteronderneming eveneens wordt aangemerkt als dochteronderneming van de moederonderneming;
een financiële instelling die als dochteronderneming uitsluitend of hoofdzakelijk beleggingsondernemingen, banken of financiële instellingen heeft, van welke dochterondernemingen er ten minste één een beleggingsonderneming of bank is, en die geen gemengde financiële holding is;
een moederonderneming die geen gereglementeerde entiteit als bedoeld in artikel 3:289, onderdeel d, is en die tezamen met haar dochterondernemingen, waarvan er ten minste één een gereglementeerde entiteit met zetel in een lidstaat is, en met andere ondernemingen een financieel conglomeraat als bedoeld in artikel 3:290 vormt;
een moederonderneming die geen financiële holding, bank of gemengde financiële holding is en die ten minste een bank als dochteronderneming heeft;
een moederonderneming die geen gemengde financiële holding, herverzekeraar, levensverzekeraar, schadeverzekeraar of verzekeringsholding is, en die een herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een lidstaat als dochteronderneming heeft;
een toezichthouder of toezichthoudende instantie die is aangewezen ingevolge de criteria, bedoeld in artikel 247 van de richtlijn solvabiliteit II;
elke overeenkomst en de daaruit voortvloeiende financiële verhoudingen tussen een financiële onderneming in een richtlijngroep en hetzij een ander richtlijngroepslid, hetzij een met een richtlijngroepslid in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur verbonden persoon;
een onderneming die activiteiten verricht die ten opzichte van de hoofdactiviteiten van een beleggingsonderneming of bank het karakter van ondersteunende activiteit hebben;
a. een deelneming als bedoeld in artikel 24c, eerste lid, eerste volzin, of tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
b. een rechtstreeks of middellijk belang van twintig procent of meer in het geplaatst kapitaal van een onderneming, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van twintig procent of meer van de stemrechten in een onderneming; of
c. indien het een verzekeringsrichtlijngroep betreft: een deelneming als bedoeld in onderdeel b of een rechtstreeks of middellijk belang in het geplaatst kapitaal van een onderneming dan wel het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van de stemrechten in een onderneming waarop naar het oordeel van de Nederlandsche Bank feitelijk een significante invloed wordt uitgeoefend;
a. het geheel van een moederonderneming, haar dochterondernemingen, andere ondernemingen waarin de moederonderneming of een of meer van haar dochterondernemingen een richtlijndeelneming heeft; of
b. ondernemingen die zijn verbonden door een centrale leiding die bestaat krachtens een met deze ondernemingen gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van een of meer van deze ondernemingen, dan wel door het feit dat de bestuurs-, leidinggevende, of toezichthoudende organen van deze ondernemingen gedurende het boekjaar en tot de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening in meerderheid bestaan uit dezelfde personen;
een onderneming die behoort tot een groep als gedefinieerd in de definitie van richtlijngroep;
richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (herschikking) (PbEU 2009, L 335);
een dochteronderneming, een andere onderneming waarin een richtlijndeelneming bestaat of een onderneming die met een andere onderneming verbonden is door een door die andere onderneming uitgeoefende centrale leiding krachtens een door deze ondernemingen gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van een of meer van deze ondernemingen, dan wel door het feit dat de bestuurs-, leidinggevende, of toezichthoudende organen van deze ondernemingen gedurende het boekjaar en tot de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening in meerderheid bestaan uit dezelfde personen;
a. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar op wie ingevolge artikel 4 of artikel 7 van de richtlijn solvabiliteit II en het ingevolge deze wet bepaalde een aangepast toezichtkader van toepassing is;
b. een natura-uitvaartverzekeraar;
een moederonderneming die geen gemengde financiële holding is, een herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een lidstaat als dochteronderneming heeft en die uitsluitend of hoofdzakelijk richtlijndeelnemingen houdt in dochterondernemingen die herverzekeraars, levensverzekeraars of schadeverzekeraars zijn;
a. die bestaat uit ten minste twee verzekeraars, een verzekeringsholding, of een gemengde verzekeringsholding; en
b. waarvan geen verzekeraars met beperkte risico-omvang deel uitmaken;.
B
In artikel 1:5a, tweede lid, onderdeel n, vervalt telkens de zinsnede «als bedoeld in artikel 3:268, eerste lid, onderdeel c» .
C
Artikel 1:10 vervalt.
D
Aan artikel 1:24 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de Nederlandsche Bank de taak, bedoeld in het tweede lid, uitoefent.
E
In artikel 1:42, tweede lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «van een in Nederland gevestigde financiële onderneming» vervangen door: van een financiële onderneming met zetel in Nederland.
F
Artikel 1:51e komt te luiden:
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de samenwerking tussen de toezichthouder en de toezichthoudende instanties van andere lidstaten en de verstrekking van gegevens of inlichtingen door de toezichthouder aan die toezichthoudende instanties.
G
Artikel 1:53 komt te luiden:
De Nederlandsche Bank vordert de voor het verzekeringsrichtlijngroepstoezicht benodigde inlichtingen slechts rechtstreeks van de ondernemingen in de verzekeringsrichtlijngroep, indien die inlichtingen eerst van de Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar zijn gevorderd, maar niet of niet tijdig zijn verkregen.
H
In artikel 1:54, tweede lid, onderdeel g, wordt «groepsleden» vervangen door: richtlijngroepsleden.
I
Na artikel 1:55 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Nederlandsche Bank kan de inlichtingen, bedoeld in artikel 1:74, eerste lid, zelf dan wel door middel van de personen, bedoeld in artikel 1:72, eerste lid, ter plaatse verifiëren bij:
a. de aan het verzekeringsrichtlijntoezicht, bedoeld in artikel 3:282, onderworpen verzekeraar;
b. verbonden ondernemingen van deze verzekeraar;
c. de moederondernemingen van deze verzekeraar; of
d. verbonden ondernemingen van een moederonderneming van deze verzekeraar.
J
Artikel 1:56 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vijfde, zesde en zevende lid tot zesde, zevende en achtste lid wordt na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
5. Indien een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat ten behoeve van het toezicht op een verzekeringsrichtlijngroep gegevens of inlichtingen wenst te verifiëren bij een onderneming met zetel in Nederland die deel uitmaakt van die verzekeringsrichtlijngroep, verricht de Nederlandsche Bank een door die toezichthoudende instantie verzochte verificatie of doet zij die verificatie verrichten binnen het kader van haar bevoegdheden of verleent zij toestemming aan die toezichthoudende instantie om de verificatie zelf te verrichten of te doen verrichten. De toezichthoudende instantie van de andere lidstaat kan aan de verificatie deelnemen indien zij die niet zelf verricht. De Nederlandsche Bank stelt de groepstoezichthouder in kennis van het gevolg dat aan het verzoek tot verificatie is gegeven.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Het eerste, tweede en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op verzekeraars met zetel in een andere lidstaat die werkzaamheden hebben uitbesteed aan een persoon die in Nederland is gevestigd.
K
In artikel 1:57, eerste lid, wordt «groepslid als bedoeld in artikel 3:289, onderdeel f,» vervangen door: richtlijngroepslid.
L
Na artikel 1:58d wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is, kan zij jegens een verzekeringsholding met zetel in Nederland die deel uitmaakt van een verzekeringsrichtlijngroep artikel 1:75 toepassen indien die holding of een van de verzekeraars die deel uitmaken van die groep in strijd handelt met het bepaalde in hoofdstuk 3.6. Artikel 1:75 is eveneens van toepassing indien aan bedoelde bepalingen weliswaar wordt voldaan maar de solvabiliteit toch in gevaar zou kunnen worden gebracht dan wel de intragroepsovereenkomsten en -posities of de risicoconcentraties de financiële positie van de verzekeraars in die groep bedreigen.
2. Indien de Nederlandsche Bank geen groepstoezichthouder is, kan zij op verzoek van de groepstoezichthouder jegens een verzekeringsholding met zetel in Nederland die deel uitmaakt van een verzekeringsrichtlijngroep de artikelen 1:75, 1:79 tot en met 1:81, 1:85 en het bepaalde in hoofdstuk 3.6. overeenkomstig toepassen indien een van de verzekeraars die deel uitmaken van die groep in strijd handelt met voorschriften van andere lidstaten die strekken tot uitvoering van het bepaalde in hoofdstuk II van de richtlijn solvabiliteit II. Artikel 1:75 is eveneens van overeenkomstige toepassing indien aan bedoelde bepalingen weliswaar wordt voldaan maar de solvabiliteit toch in gevaar zou kunnen worden gebracht dan wel de intragroepsovereenkomsten en -posities of de risicoconcentraties de financiële positie van de verzekeraars in die groep bedreigen.
M
In de aanhef van artikel 1:60, vierde lid, wordt «een vergunning wordt verleend» vervangen door: een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn solvabiliteit II wordt verleend.
N
Artikel 1:61 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: 2:27, eerste lid,.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. De toezichthouder stelt de toezichthoudende instanties van de lidstaten in kennis van de intrekking van een aan een verzekeraar met zetel in Nederland verleende vergunning, bedoeld in artikel 2:26a, eerste lid, of 2:27, eerste lid, onderdeel a.
O
Aan artikel 1:63 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Nadat de Nederlandsche Bank een ontheffing als bedoeld in artikel 3:60, eerste lid, heeft verleend of ingetrokken, stelt zij de toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat hiervan op de hoogte.
P
In het opschrift van paragraaf 1.3.2.5. wordt «herverzekeraars» vervangen door: herverzekeraars, levensverzekeraars of schadeverzekeraars.
Q
In de artikelen 1:64a en 1:64b wordt «herverzekeraar» telkens vervangen door: herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar.
R
Aan artikel 1:64a wordt een volzin toegevoegd, luidende:
In een kennisgeving als bedoeld in de vorige volzin wordt de structuur van de groep vermeld.
S
Aan artikel 1:65 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de samenwerking tussen de toezichthouder en de toezichthoudende instanties van staten die geen lidstaat zijn en de verstrekking van gegevens of inlichtingen door de toezichthouder aan die toezichthoudende instanties.
T
Artikel 1:97, eerste lid, onderdeel c, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de opsomming van artikelen wordt «3:67, eerste tot en met derde lid» vervangen door «3:67, eerste tot en met vierde lid» en wordt «3:138, eerste lid» vervangen door: 3:137, eerste lid.
2. In de opsomming van artikelen vervalt «3:139, eerste lid,» en «3:145, eerste lid,».
U
Artikel 1:104, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel b vervalt: of.
2. Onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel e worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
c. de vergunninghouder een verzekeraar is die niet voldoet aan het minimumkapitaalvereiste, bedoeld in artikel 3:53, vierde lid, en de Nederlandsche Bank het financieel kortetermijnplan, bedoeld in artikel 3:136, eerste lid, duidelijk ontoereikend acht;
d. de vergunninghouder een verzekeraar is en het financieel kortetermijnplan, waarmee de Nederlandsche Bank heeft ingestemd, niet binnen drie maanden na de in artikel 3:53, zesde lid, bedoelde constatering is uitgevoerd; of.
V
Artikel 1:107, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt onder 12° na de puntkomma ingevoegd: en.
2. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt onder 13° aan het slot «en» en vervalt onder 14°.
3. In het derde lid, onderdeel e, wordt na «2:6,» ingevoegd: «2:26d,» en wordt de puntkomma aan het slot vervangen door: , alsmede de namen van de staten die de Europese Commissie heeft aangewezen ingevolge artikel 172, tweede lid, van de richtlijn solvabiliteit II;.
W
In de artikelen 2:26b, eerste lid, onderdeel j, 2:26e, eerste lid, onderdeel g, 2:31, eerste lid, onderdeel j, 2:36, tweede lid, onderdeel b, 2:37, eerste lid, onderdeel g, 2:41, eerste lid, onderdeel g, 2:45, eerste lid, onderdeel b, 2:49, eerste lid, onderdeel j, 2:51, eerste lid, onderdeel g, 2:54b, eerste lid, onderdeel h, 2:54e, eerste lid, onderdeel g en 2:54f, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid» telkens vervangen door: artikel 3:57, eerste tot en met derde lid.
X
Artikel 2:27 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het is een ieder met zetel in Nederland verboden het bedrijf uit te oefenen van levensverzekeraar of schadeverzekeraar zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank:
a. verleende vergunning als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn solvabiliteit II; of
b. verleende vergunning voor een verzekeraar met een beperkte risico-omvang.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Een verleende vergunning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan op aanvraag van de betreffende levensverzekeraar of schadeverzekeraar, indien hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, vierde lid, van de richtlijn solvabiliteit II, door de Nederlandsche Bank worden omgezet in een vergunning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
5. Op aanvraag kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden verleend, ondanks dat artikel 4, eerste lid, van de richtlijn solvabiliteit II op de aanvrager van toepassing is.
Y
In artikel 2:31 komt de aanhef komt te luiden:
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, onderdeel a of b, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
Z
Na artikel 2:33 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
AA
In artikel 2:35 wordt » verleende vergunning heeft» vervangen door: verleende vergunning als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn solvabiliteit II heeft.
AB
In artikel 2:36, eerste en tweede lid, wordt »die naar het recht van de lidstaat van de zetel geen door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning behoeft te hebben» telkens vervangen door «geen door de toezichthoudende instantie verleende vergunning als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn solvabiliteit II behoeft te hebben» en vervalt telkens: en een dergelijke vergunning niet op vrijwillige basis heeft verkregen.
AC
In artikel 2:38, eerste lid, en artikel 2:39, eerste lid, wordt wordt «verleende vergunning» telkens vervangen door: «verleende vergunning als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn solvabiliteit II».
AD
Artikel 2:40, eerste lid, komt te luiden:
1. Het is een ieder met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank
a. verleende vergunning als bedoeld in artikel 162 van de richtlijn solvabiliteit II, of
b. verleende vergunning voor een verzekeraar met beperkte risico-omvang,
het bedrijf uit te oefenen van levensverzekeraar of schadeverzekeraar vanuit een bijkantoor in Nederland.
AE
Na artikel 2:49 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
AF
Artikel 2:54b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de aanvraag een entiteit voor risico-acceptatie met zetel in Nederland betreft waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden, verleent de Nederlandsche Bank, onverminderd het eerste lid, een vergunning indien de houder van de gekwalificeerde deelneming een verklaring van geen bezwaar overeenkomstig artikel 3:95, tweede lid, heeft aangevraagd, en de Nederlandsche Bank van oordeel is dat voldaan is aan het bepaalde ingevolge artikel 3:99 en artikel 211, tweede lid, aanhef en onderdeel d, van de richtlijn solvabiliteit II met betrekking tot de verklaring van geen bezwaar. Bij de beoordeling of voldaan is aan het bepaalde ingevolge artikel 211, tweede lid, aanhef en onderdeel d, van de richtlijn solvabiliteit II geeft de Nederlandsche Bank overeenkomstige toepassing aan artikel 3:100, eerste lid, aanhef en onderdeel a, aanhef en onderdeel c, en aanhef en onderdeel e, alsmede aan artikel 3:100, tweede lid.
2. Het vierde lid vervalt.
AG
In artikel 2:115, eerste lid, wordt «artikel 2:27» vervangen door: artikel 2:27, eerste lid, onderdeel a,.
AH
Artikel 2:116, vierde lid, komt te luiden:
4. In de mededeling, bedoeld in het derde lid, wordt tevens vermeld of de verzekeraar voldoet aan het minimumkapitaalvereiste en het solvabiliteitskapitaalvereiste.
AI
In artikel 2:117, eerste lid, wordt «artikel 2:27, eerste lid,» vervangen door: artikel 2:27, eerste lid, onderdeel a,.
AJ
In artikel 2:118, eerste lid, wordt «artikel 2:40, eerste lid» vervangen door: artikel 2:40, eerste lid, onderdeel a».
AK
Artikel 2:119, vierde lid, wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door: het solvabiliteitskapitaalvereiste en het minimumkapitaalvereiste.
AL
In artikel 2:120, eerste lid, wordt «artikel 2:27, eerste lid,» vervangen door: artikel 2:27, eerste lid, onderdeel a,.
AM
In artikel 3:3 wordt «en premiepensioeninstellingen» vervangen door: , premiepensioeninstellingen en verzekeraars.
AN
Aan artikel 3:8 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die bij een verzekeraar verantwoordelijk zijn voor andere sleutelfuncties.
AO
In artikel 3:9 wordt onder vernummering van het derde lid tot vierde lid na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op personen die bij een verzekeraar verantwoordelijk zijn voor andere sleutelfuncties.
AP
In artikel 3:12 wordt «Artikel 3:10» vervangen door: De artikelen 3:8, 3:9 en 3:10.
AQ
In artikel 3:14 wordt «Artikel 3:10» vervangen door: De artikelen 3:8, 3:9 en 3:10.
AR
In artikel 3:24, onderdeel c, wordt de zinsnede «vanuit een vestiging in die staat» vervangen door: vanuit de zetel in die staat.
AS
Artikel 3:53 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: entiteit voor risico-acceptatie,.
2. In het vierde lid wordt «het minimumbedrag van het garantiefonds» vervangen door: het minimumkapitaalvereiste.
3. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:
6. Indien een verzekeraar als bedoeld in het eerste lid constateert dat niet meer wordt voldaan aan het minimumkapitaalvereiste, dan wel voorziet dat er in de drie volgende maanden mogelijk niet aan wordt voldaan, geeft hij hiervan onverwijld kennis aan de Nederlandsche Bank.
AT
In artikel 3:54, derde lid, wordt «het minimumbedrag van het garantiefonds» vervangen door «het minimumkapitaalvereiste» en wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door «het solvabiliteitskapitaalvereiste».
AU
In artikel 3:55, tweede lid, wordt «het minimumbedrag van het garantiefonds» vervangen door «het minimumkapitaalvereiste» en wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door «het solvabiliteitskapitaalvereiste».
AV
Artikel 3:55a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: entiteiten voor risico-acceptatie en.
2. In het tweede lid wordt «het minimumbedrag van het garantiefonds» vervangen door: het minimumkapitaalvereiste.
AW
Het opschrift van afdeling 3.3.6. komt te luiden:
AX
Artikel 3:57 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: entiteit voor risico-acceptatie,.
2. In het tweede lid vervallen de twee laatste volzinnen.
3. In het derde lid, tweede volzin, wordt «solvabiliteitsmarge» vervangen door «solvabiliteitskapitaalvereiste» en vervalt: entiteit voor risico-acceptatie of.
4. Het vierde lid vervalt.
5. Onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot vierde tot en met zesde lid wordt aan het vierde lid (nieuw) een zin toegevoegd, luidende:
Indien het een verzekeraar betreft die constateert dat niet meer wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, dan wel voorziet dat in drie maanden mogelijk niet aan dat vereiste wordt voldaan, geeft hij hiervan onverwijld kennis aan de Nederlandsche Bank.
AY
Na artikel 3:57 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
AZ
In artikel 3:59, tweede lid, wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door «het solvabiliteitskapitaalvereiste» en «het garantiefonds» door: het minimumkapitaalvereiste.
BA
Artikel 3:60 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag aan een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is die zijn bedrijf uitoefent of wil uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor en vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor, ontheffing verlenen van het bij of krachtens de artikelen 3:54, eerste en derde lid, en 3:59 bepaalde, ertoe leidend dat:.
2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door: het solvabiliteitskapitaalvereiste.
3. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de waarden die het minimumkapitaalvereiste vertegenwoordigen in de lidstaat aanwezig zijn van waaruit het toezicht op het solvabiliteitskapitaalvereiste van het bijkantoor wordt uitgeoefend; en.
4. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «het minimumbedrag van het garantiefonds» vervangen door «de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste» en wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door «het solvabiliteitskapitaalvereiste».
5. In het tweede lid wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door: het solvabiliteitskapitaalvereiste.
BB
In artikel 3:61, eerste en tweede lid, vervalt telkens: entiteiten voor risico-acceptatie,.
BC
Artikel 3:62 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: entiteiten voor risico-acceptatie,.
2. In het tweede lid wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door: het solvabiliteitskapitaalvereiste.
BD
Artikel 3:67 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een verzekeraar met zetel in Nederland houdt technische voorzieningen aan voor al zijn verzekeringsverplichtingen jegens verzekeringnemers en begunstigden van verzekeringen.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. De waarde van de technische voorzieningen stemt overeen met het bedrag dat een verzekeraar zou moeten betalen indien hij zijn verzekeringsverplichtingen met onmiddellijke ingang aan een andere verzekeraar zou overdragen.
3. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:
5. Met betrekking tot het bepaalde in het eerste, tweede en vierde lid worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld.
4. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:
6. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van op grond van het vijfde lid gestelde regels, voor zover het regels betreft met betrekking tot de dekking door waarden van de technische voorzieningen en de verplichtingen, bedoeld in het vierde lid, bepaalde, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.
5. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd luidende:
7. Indien een verzekeraar met zetel in Nederland niet voldoet aan de regels gesteld op grond van het vijfde lid, kan de toezichthouder die verzekeraar verplichten de technische voorzieningen zodanig te verhogen, dat wel voldaan wordt aan deze regels.
BE
Na artikel 3:67 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
BF
Artikel 3:68 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Artikel 3:67, tweede lid» vervangen door: Artikel 3:67, tweede en derde lid.
2. In het vierde lid wordt «Artikel 3:67, vierde en vijfde lid» vervangen door: Artikel 3:67, vijfde en zesde lid.
BG
Artikel 3:68a, eerste lid, komt te luiden:
1. Een entiteit voor risico-acceptatie of herverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat houdt technische voorzieningen aan voor al zijn vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor aangegane verplichtingen uit herverzekeringen.
BH
Het opschrift van paragraaf 3.3.8.3. komt te luiden:
BI
In artikel 3:69, derde lid, wordt «Artikel 3:67, vierde en vijfde lid» vervangen door: Artikel 3:67, vijfde en zesde lid.
BJ
Het opschrift van afdeling 3.3.9. komt te luiden:
BK
In paragraaf 3.3.9.1. wordt voor artikel 3:70 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een verzekeraar met zetel in Nederland waardeert, tenzij anders vermeld, activa en passiva als volgt:
a. activa worden gewaardeerd tegen het bedrag waarvoor ze kunnen worden verhandeld tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk van elkaar zijn;
b. passiva worden gewaardeerd tegen het bedrag waarvoor ze kunnen worden overgedragen of afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk van elkaar zijn.
2. Bij de waardering van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde passiva wordt niet gecorrigeerd voor de eigen kredietwaardigheid van de verzekeraar.
BL
In artikel 3:71, eerste lid, vervalt: entiteit voor risico-acceptatie,.
BM
Artikel 3:72 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «3:57, zevende lid» vervangen door: 3:57, zesde lid.
2. In het zevende lid, eerste volzin, vervalt: entiteit voor risico-acceptatie.
3. Het negende lid vervalt, onder vernummering van het tiende tot het negende lid.
BN
Artikel 3:73 komt te luiden:
Een verzekeraar met beperkte risico-omvang legt de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op al zijn kantoren in Nederland ter inzage van een ieder tot achttien maanden na afloop van het boekjaar. Tot zolang verstrekt hij een ieder op verzoek een afschrift tegen ten hoogste de kostprijs.
BO
Na artikel 3:73a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
BP
In artikel 3:74, derde lid, wordt de zinsnede «vanuit de vestigingen in Nederland» vervangen door: vanuit de zetel in Nederland.
BQ
In artikel 3:77 wordt de zinsnede «vijfde tot en met achtste lid en tiende lid» vervangen door: vijfde tot en met negende lid.
BR
In artikel 3:79 wordt «Artikel 3:70 is» vervangen door: De artikelen 3:69a en 3:70 zijn.
BS
In artikel 3:80 wordt de punt aan het slot van de tekst vervangen door: , met dien verstande dat levensverzekeraars en schadeverzekeraars de bedoelde boekhouding ter plaatse van het bijkantoor bewaren.
BT
Artikel 3:82 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «Artikel 3:72, tiende lid» vervangen door: Artikel 3:72, negende lid.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Artikel 3:72, derde en vijfde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van levensverzekeraars of schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is. Artikel 3:72, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van levensverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is. Artikel 3:73 is van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van levensverzekeraars of schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is met beperkte risico-omvang.
BU
Na artikel 3:82 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
BV
In artikel 3:84 wordt «Artikel 3:70 is» vervangen door: De artikelen 3:69a en 3:70 zijn.
BW
Artikel 3:86, tweede lid, komt te luiden:
2. Artikel 3:72, derde tot en met zesde en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van entiteiten voor risico-acceptatie, herverzekeraars en natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat. Artikel 3:73 is van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat.
BX
Na artikel 3:86 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
BY
Artikel 3:89 vervalt.
BZ
In artikel 3:104, eerste lid, wordt «of 3:96, eerste lid» vervangen door: 3:96, eerste lid, of 3:97, eerste lid.
CA
Na artikel 3:96 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het is een verzekeraar met zetel in Nederland verboden, anders dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de Nederlandsche Bank, zijn eigen vermogen door terugbetaling van kapitaal of uitkering van reserves te verminderen, indien de verzekeraar ten tijde van deze terugbetaling dan wel uitkering niet voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste of zou kunnen worden voorzien dat hij in de twaalf volgende maanden niet meer aan dat vereiste kan voldoen.
2. De aanvrager van een verklaring van geen bezwaar dient de aanvraag in bij de Nederlandsche Bank onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
CB
In artikel 3:99, derde lid, wordt de zinsnede «worden regels gesteld» vervangen door: worden regels gesteld, uitgezonderd ten aanzien van entiteiten voor risico-acceptatie,.
CBa
Artikel 3:101 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «artikel 3:96, eerste lid,» vervangen door: artikel 3:96, eerste lid, of 3:97, eerste lid,.
2. In onderdeel a wordt «de betrokken bank» vervangen door: de betrokken bank of verzekeraar.
CC
In de artikelen 3:112, eerste lid, onderdeel b, 3:113, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, 3:114, eerste lid, onderdeel b, en 3:114a, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «gesloten vanuit een vestiging in Nederland» telkens vervangen door: gesloten vanuit de zetel in Nederland.
CD
Artikel 3:115 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «alle natura-uitvaartverzekeringen of krachtens alle schadeverzekeringen door levensverzekeraars, natura-uitvaartverzekeraars onderscheidenlijk schadeverzekeraars met zetel in Nederland» vervangen door: alle natura-uitvaartverzekeringen, krachtens alle schadeverzekeringen of uit alle herverzekeringen door levensverzekeraars, natura-uitvaartverzekeraars, schadeverzekeraars onderscheidenlijk herverzekeraars met zetel in Nederland.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Op een overgang als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot een herverzekeraar met zetel in Nederland, zijn de artikelen 3:114a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, 3:116, 3:118a en 3:120, eerste en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
CE
De artikelen 3:118 en 3:118a komen te luiden:
1. De Nederlandsche Bank stemt slechts in met een overdracht als bedoeld in artikel 3:112, eerste lid, of artikel 3:114, eerste lid, aan:
a. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in Nederland, indien deze levensverzekeraar of schadeverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht,voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste;
b. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat, indien de toezichthoudende instantie van die lidstaat op verzoek van de Nederlandsche Bank heeft verklaard dat deze levensverzekeraar of schadeverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht, voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste; of
c. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, indien het betrokken bijkantoor, mede gelet op de voorgenomen overdracht, voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.
2. Indien een toezichthoudende instantie van een lidstaat belast is met het toezicht op het solvabiliteitskapitaalvereiste van het bijkantoor, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, stemt de Nederlandsche Bank slechts in nadat die toezichthoudende instantie op verzoek van de Nederlandsche Bank heeft medegedeeld dat het bijkantoor, mede gelet op de voorgenomen overdracht, voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.
3. De Nederlandsche Bank stemt slechts in met een overdracht als bedoeld in artikel 3:112, eerste lid, of artikel 3:114, eerste lid, aan een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit een in een andere staat gelegen bijkantoor indien:
a. de toezichthoudende instantie van die lidstaat dan wel, indien een andere toezichthoudende instantie van een lidstaat belast is met het toezicht op het solvabiliteitskapitaalvereiste van het betrokken bijkantoor, laatstbedoelde instantie op verzoek van de Nederlandsche Bank heeft medegedeeld dat het bijkantoor, mede gelet op de voorgenomen overdracht, voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste; en
b. de betrokken toezichthoudende instantie op verzoek van de Nederlandsche Bank instemt met de overdracht.
4. Voorzover een overdracht betrekking heeft op schadeverzekeringen bij het sluiten waarvan in een andere lidstaat gelegen risico’s zijn verzekerd dan wel op door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat gesloten levensverzekeringen, stemt de Nederlandsche Bank slechts in nadat de toezichthoudende instantie van die lidstaat op verzoek van de Nederlandsche Bank heeft verklaard met de overdracht in te stemmen.
5. Indien de toezichthoudende instantie, bedoeld in het vierde lid of in artikel 3:117, niet binnen drie maanden na ontvangst van het daartoe strekkende verzoek van de Nederlandsche Bank heeft gereageerd, wordt zulks gelijkgesteld met een gunstig advies onderscheidenlijk een instemming.
6. De Nederlandsche Bank stemt slechts in met een overdracht als bedoeld in artikel 3:113, eerste of tweede lid, aan:
a. een levensverzekeraar met zetel in Nederland, met zetel in een andere lidstaat of met zetel in een staat die geen lidstaat is, indien deze levensverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht, voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste;
b. een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in Nederland, indien deze natura-uitvaartverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht, voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste; en
c. een natura-uitvaartverzekeraar met zetel buiten Nederland in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor indien het betrokken bijkantoor, mede gelet op de voorgenomen overdracht, voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.
1. De Nederlandsche Bank stemt slechts in met een overdracht als bedoeld in artikel 3:114a, aan:
a. een herverzekeraar met zetel in Nederland, indien deze herverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht, voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste;
b. een herverzekeraar met zetel in een andere lidstaat of een aangewezen staat, indien de toezichthoudende instantie van de staat op verzoek van de Nederlandsche Bank heeft verklaard dat deze herverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht, voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste; of
c. een herverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat in het kader van dienst bedrijfsuitoefening vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, indien het betrokken bijkantoor, mede gelet op de voorgenomen overdracht, voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.
2. De Nederlandsche Bank stemt slechts in met een overdracht als bedoeld in artikel 3:114a, eerste lid, aan een herverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen lidstaat in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor:
a. de toezichthoudende instantie van die lidstaat op verzoek van de Nederlandsche Bank heeft medegedeeld dat het bijkantoor, mede gelet op de voorgenomen overdracht, voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste; en
b. de betrokken toezichthoudende instantie op verzoek van de Nederlandsche Bank instemt met de overdracht.
CF
In artikel 3:123, derde lid, aanhef, wordt de zinsnede «vanuit een vestiging» vervangen door: vanuit een bijkantoor.
CG
In artikel 3:124, eerste lid, wordt de zinsnede «vanuit een vestiging in een lidstaat» vervangen door: vanuit een vestiging in een andere lidstaat.
CH
Artikel 3:128 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt de zinsnede «of 3:127, eerste lid» vervangen door: of 3:127, eerste en tweede lid.
2. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in Nederland indien deze levensverzekeraar of schadeverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht, voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste;.
3. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge» vervangen door: voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.
4. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge» vervangen door «voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste» en vervalt de zinsnede «en de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van die levensverzekeraar of schadeverzekeraar».
5. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit bijkantoor in een andere lidstaat met betrekking tot de naar die lidstaat in dienstverrichting gesloten verzekeringen indien de wetgeving van die lidstaat in de mogelijkheid van een dergelijke overdracht voorziet en de betrokken toezichthoudende instantie heeft verklaard met die overdracht in te stemmen.
6. In het tweede lid wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door «het solvabiliteitskapitaalvereiste» en wordt «beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge» vervangen door «voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste» en vervalt de zinsnede «en dat, indien van toepassing, van het bijkantoor geen plan dat overeenkomt met een herstelplan als bedoeld in artikel 3:132 is verlangd».
7. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Artikel 3:118, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
CI
Artikel 3:131 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt «beschikt over de vereiste solvabiliteitsmarge» vervangen door «voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste» en vervalt de zinsnede «en de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 of 3:134 heeft verlangd van de natura-uitvaartverzekeraar».
2. In het derde lid, onderdeel b, wordt «beschikt over de vereiste solvabiliteitsmarge» vervangen door «voldoet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste» en vervalt de zinsnede «en, voorzover het betreft een levensverzekeraar met zetel in een lidstaat, de Nederlandsche Bank of een toezichthoudende instantie van een lidstaat geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 onderscheidenlijk een herstelplan dat overeenkomt met het herstelplan, bedoeld in artikel 3:132, heeft verlangd van die levensverzekeraar».
CK
Artikel 3:132 komt te luiden:
1. De Nederlandsche Bank kan in uitzonderlijke omstandigheden een verzekeraar met zetel in Nederland een kapitaalopslag op het solvabiliteitskapitaalvereiste opleggen.
2. Een besluit tot het opleggen van een kapitaalopslag wordt tenminste eenmaal per jaar door de Nederlandsche Bank geëvalueerd en herzien indien de verzekeraar de tekortkomingen die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van een kapitaalopslag heeft verholpen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de omstandigheden waarin een kapitaalopslag kan worden opgelegd, de berekening en de gevolgen van de kapitaalopslag.
CL
Het opschrift van afdeling 3.5.3. komt te luiden:
CM
Paragraaf 3.5.3.1. komt te luiden:
1. Binnen twee maanden na de constatering, bedoeld in artikel 3:57, vierde lid, tweede volzin, dat niet wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, dient de verzekeraar met zetel in Nederland een herstelplan ter instemming in bij de Nederlandsche Bank.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud van het herstelplan.
3. De verzekeraar treft de nodige maatregelen om binnen zes maanden na de in het eerste lid bedoelde constatering het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste weer op het vereiste niveau te brengen of zijn risicoprofiel zodanig aan te passen dat weer wordt voldaan aan het genoemde vereiste.
4. De Nederlandsche Bank kan besluiten de in het derde lid bedoelde periode met drie maanden te verlengen.
5. Indien zich een uitzonderlijke koersdaling op de financiële markten voordoet, kan de Nederlandsche Bank besluiten de in het derde en vierde lid bedoelde periode te verlengen met een passende periode, rekening houdende met alle relevante factoren.
6. Indien zich een situatie voordoet als bedoeld in het vijfde lid, dient de verzekeraar elke drie maanden een voortgangsverslag in bij de Nederlandsche Bank, waarin wordt aangegeven welke maatregelen zijn getroffen en welke vooruitgang is geboekt om het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste weer op het vereiste niveau te brengen of het risicoprofiel van de verzekeraar zodanig aan te passen dat weer wordt voldaan aan het genoemde vereiste.
7. De Nederlandsche Bank trekt haar besluit tot verlenging, bedoeld in het vijfde lid, in indien uit het voortgangsverslag, bedoeld in het zesde lid, blijkt dat er geen significante vooruitgang is geboekt tussen de datum waarop is geconstateerd dat niet meer werd voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste en de datum van indiening van het voortgangsverslag.
1. Binnen een maand na de constatering, bedoeld in het artikel 3:53, zesde lid, dient de verzekeraar met zetel in Nederland ter instemming bij de Nederlandsche Bank een financieel kortetermijnplan om binnen drie maanden na deze constatering weer te voldoen aan het minimumkapitaalvereiste in.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud van een financieel kortetermijnplan.
1. De Nederlandsche Bank kan de vrije beschikking door een verzekeraar met zetel in Nederland over zijn door de Nederlandsche Bank aangewezen waarden, waar zij zich ook bevinden, beperken of hem verbieden om anders dan met machtiging van de Nederlandsche Bank te beschikken over deze waarden, indien:
a. de verzekeraar niet voldoet aan het bij of krachtens artikel 3:67 bepaalde met betrekking tot de technische voorzieningen;
b. sprake is van een constatering als bedoeld in artikel 3:57, vierde lid, tweede volzin, en zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen op grond waarvan de Nederlandsche Bank verwacht dat de financiële positie van de verzekeraar nog verder zal verslechteren;
c. sprake is van een constatering als bedoeld in artikel 3:53, zesde lid;
d. onverminderd de artikelen 3:135 en 3:136, sprake is van een aanhoudende verslechtering van de solvabiliteitspositie van de verzekeraar; of
e. de Nederlandsche Bank de vergunning van de verzekeraar intrekt op grond van artikel 1:104, eerste of tweede lid.
2. Alvorens een besluit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, te nemen, stelt de Nederlandsche Bank de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten waar de herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar een bijkantoor heeft of waarnaar hij vanuit zijn vestigingen in een lidstaat diensten verricht, in kennis van haar voornemen.
3. In geval van toepassing van het eerste lid, onderdelen b, c, d of e, stelt de Nederlandsche Bank de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten waar de verzekeraar een bijkantoor heeft of waarnaar hij vanuit zijn vestigingen in een lidstaat diensten verricht, in kennis van alle genomen maatregelen.
4. Indien de Nederlandsche Bank een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen, kan zij de toezichthoudende instantie, bedoeld in het tweede lid, verzoeken overeenkomstige maatregelen te treffen ten aanzien van de in de betrokken lidstaten aanwezige waarden, onder opgave van een overzicht van die waarden.
5. De verzekeraar kan de ongeldigheid van een rechtshandeling, verricht in strijd met de beperking of het verbod, inroepen indien de wederpartij de maatregel kende of daarvan niet onkundig kon zijn.
6. De Nederlandsche Bank heft de beperking of het verbod op zodra de verzekeraar weer voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze wet.
7. De Nederlandsche Bank stelt de toezichthoudende instanties, bedoeld in het tweede en derde lid, in kennis van het besluit, bedoeld in het zesde lid.
CN
Artikel 3:140 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «3:135, eerste lid, of 3:138, eerste lid» vervangen door: 3:137, eerste lid.
2. In het vierde lid wordt «3:135, vierde lid» vervangen door: 3:137, vijfde lid.
CO
Artikel 3:141 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door: het solvabiliteitskapitaalvereiste.
2. In het derde lid wordt «3:135, vierde lid» vervangen door: 3:137, vijfde lid.
CP
In artikel 3:142 wordt «Artikel 3:136 is» vervangen door: De artikelen 3:135 en 3:136 zijn.
CQ
In artikel 3:143 wordt «solvabiliteitsmarge» vervangen door: solvabiliteitskapitaalvereiste.
CR
Artikel 3:144 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «3:136, eerste lid» vervangen door «3:135, eerste lid of 3:136, eerste lid» en vervalt de zinsnede: evenals in het geval, bedoeld in artikel 3:136, tweede lid,.
2. In het derde lid wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door: het solvabiliteitskapitaalvereiste.
3. In het vierde lid wordt «3:135, vierde lid» vervangen door: 3:137, vijfde lid.
4. In het vijfde lid wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door: het solvabiliteitskapitaalvereiste.
CS
Artikel 3:145 vervalt.
CT
In artikel 3:146, tweede lid, wordt «3:135, vierde lid» vervangen door: 3:137, vijfde lid.
CU
Artikel 3:147 komt te luiden:
CV
Artikel 3:148 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «3:136, eerste lid» vervangen door «3:135, eerste lid of 3:136, eerste lid» en vervalt de zinsnede «alsook in het geval, bedoeld in artikel 3:136, tweede lid, «.
2. In het tweede lid wordt «3:135, vierde lid» vervangen door: 3:137, vijfde lid.
3. In het derde lid wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door: het solvabiliteitskapitaalvereiste.
CW
In artikel 3:149, eerste lid, wordt «artikel 2:27, eerste lid,» vervangen door: artikel 2:27, eerste lid, onderdelen a en b,.
CX
Artikel 3:151 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Nederlandsche Bank kan, gehoord de vertrouwenscommissie, besluiten tot opvang indien:
a. artikel 3:136, eerste lid, van toepassing is;
b. met betrekking tot het opgestelde financieel kortetermijnplan, bedoeld in artikel 3:136, eerste lid, van de levensverzekeraar, de instemming is geweigerd; en
c. de portefeuille van de levensverzekeraar nog overlevingskans heeft.
2. In het tweede lid wordt «financieringsplan» telkens vervangen door: financieel kortetermijnplan.
CY
In artikel 3:152, derde lid, wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door: het solvabiliteitskapitaalvereiste.
CZ
Artikel 3:156 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, wordt «het totaal van de minimumbedragen aan solvabiliteitsmarge» vervangen door: het totaal van de solvabiliteitskapitaalvereisten.
2. In het achtste lid wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door: het solvabiliteitskapitaalvereiste.
DA
In artikel 3:162, eerste lid, wordt de zinsnede «vanuit haar of zijn vestigingen in een andere lidstaat» vervangen door: vanuit haar of zijn vestigingen in een lidstaat.
DB
In de artikelen 3:189, vijfde lid, 3:194, vijfde lid, en 3:195, vijfde lid, wordt de zinsnede «vanuit zijn vestigingen in andere lidstaten» vervangen door: vanuit zijn vestigingen in lidstaten.
DC
In artikel 3:198, vierde lid, onderdeel d, wordt de zinsnede «gesloten vanuit een vestiging in Nederland» vervangen door: gesloten vanuit de zetel in Nederland.
DD
In artikel 3:203 wordt «die geen vergunning heeft» vervangen door: die geen vergunning als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn solvabiliteit II heeft».
DE
In de artikelen 3:208, eerste lid, onderdeel b, en 3:219, onderdeel b, wordt «de solvabiliteitsmarge» vervangen door: het solvabiliteitskapitaalvereiste.
DF
Aan hoofdstuk 3.5 wordt een afdeling toegevoegd, luidende:
DG
Het opschrift van hoofdstuk 3.6. komt te luiden:
DI
Artikel 3:268 vervalt.
DJ
In artikel 3:269, tweede lid, wordt «bij het aanvullend toezicht op herverzekeraars, levensverzekeraars en schadeverzekeraars in een verzekeringsgroep is betrokken» vervangen door: in het toezicht op een verzekeringsrichtlijngroep is betrokken.
DK
Artikel 3:270 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt de aanhef te luiden:
1. De Nederlandsche Bank kan besluiten een onderneming niet in het toezicht, bedoeld in afdeling 3.6.2 of indien zij groepstoezichthouder is, niet in het toezicht, bedoeld in afdeling 3.6.3, te betrekken indien:.
2. Na het tweede lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is, raadpleegt zij de andere betrokken toezichthoudende instanties alvorens een besluit te nemen in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c.
4. Indien de Nederlandsche Bank toezicht houdt op een onderneming als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b of c, en de groepstoezichthouder besloten heeft dat het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b of c zich voordoet, kan de Nederlandsche Bank de onderneming die aan het hoofd staat van de verzekeringsrichtlijngroep verzoeken alle informatie te verstrekken die dat toezicht kan vergemakkelijken.
DL
[vervallen]
DM
[vervallen]
DN
Afdeling 3.6.3. komt te luiden:
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van verzekeraars met beperkte risico-omvang en de holding die deel uitmaken van een richtlijngroep met betrekking tot de geschiktheid en betrouwbaarheid, intragroepsovereenkomsten en -posities, de berekening van de aangepaste solvabiliteit, de benodigde rapportages, de inhoud, de verstrekking, de modellen en de periodiciteit van de rapportages en sancties.
1. In geval van een verzekeringsrichtlijngroep waarvan een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar of verzekeringsholding met zetel in Nederland deel uitmaakt en ten minste een herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar of verzekeringsholding met zetel in een andere lidstaat deel uitmaakt, wijst de Nederlandsche Bank, in overeenstemming met de betrokken toezichthoudende instanties van andere lidstaten een groepstoezichthouder aan die verantwoordelijk is voor de coördinatie en de uitoefening van het verzekeringsrichtlijngroepstoezicht op die groep.
2. De Nederlandsche Bank past daarbij de criteria toe, genoemd in artikel 247, tweede lid, van de richtlijn solvabiliteit II.
1. Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is, kan zij in bijzondere gevallen op verzoek van een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat of uit eigen beweging, in overeenstemming met de andere toezichthoudende instanties van de andere betrokken lidstaten, besluiten af te wijken van de criteria, bedoeld in artikel 247, tweede lid, van de richtlijn solvabiliteit II indien de toepassing ervan, gelet op de structuur van de verzekeringsrichtlijngroep en het relatieve belang van de activiteiten van de betrokken verzekeraars in de lidstaten, ongepast zou zijn, en een andere toezichthoudende instantie als groepstoezichthouder aanwijzen.
2. In geval van een verzekeringsrichtlijngroep waarvan een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar of verzekeringsholding met zetel in Nederland deel uitmaakt en de Nederlandsche Bank geen groepstoezichthouder is, kan zij, in overeenstemming met de andere toezichthoudende instanties van de andere betrokken lidstaten, besluiten af te wijken van de criteria, bedoeld in artikel 247, tweede lid, van de richtlijn solvabiliteit II indien de toepassing ervan, gelet op de structuur van de verzekeringsrichtlijngroep en het relatieve belang van de activiteiten van de betrokken verzekeraars in de lidstaten, ongepast zou zijn, en een andere toezichthoudende instantie als groepstoezichthouder aanwijzen.
3. De Nederlandsche Bank voert overleg over de criteria, bedoeld in artikel 247, tweede lid, van de richtlijn solvabiliteit II niet vaker dan eenmaal per jaar. De Nederlandsche Bank tracht binnen drie maanden na aanvang van het overleg, in overeenstemming met de andere betrokken toezichthoudende instanties, een besluit over de keuze van de groepstoezichthouder te nemen. Alvorens dat besluit te nemen, biedt de Nederlandsche Bank de verzekeringsrichtlijngroep de gelegenheid haar standpunt kenbaar te maken.
4. Gedurende de termijn, bedoeld in het derde lid, kan de Nederlandsche Bank verzoeken om raadpleging van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen. Indien deze autoriteit wordt geraadpleegd, wordt de termijn, bedoeld in het derde lid, tweede volzin, met twee maanden verlengd.
5. Indien de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen is geraadpleegd, houdt de Nederlandsche Bank rekening met het advies van deze autoriteit alvorens een besluit te nemen. Onverminderd artikel 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht bevat de motivering van het besluit de redenen voor elke belangrijke afwijking van het advies van deze autoriteit.
6. Indien in het geval van artikel 3:281, eerste lid, geen besluit wordt genomen tot afwijking van de in artikel 247, tweede lid, van de richtlijn solvabiliteit II genoemde criteria, en volgens die criteria de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is, wordt de functie van groepstoezichthouder uitgeoefend door de Nederlandsche Bank.
1. Een onderneming die zal ophouden onderdeel van een verzekeringsrichtlijngroep te zijn of die onderdeel wenst te worden van een dergelijke groep vraagt instemming van de groepstoezichthouder indien:
a. de groepstoezichthouder is aangewezen ingevolge de criteria, genoemd in artikel 247 van de richtlijn solvabiliteit II; en
b. onderdeel b van de definitie van richtlijngroep, bedoeld in artikel 1:1 van toepassing is of zou worden.
2. Indien de Nederlandsche Bank is aangewezen als groepstoezichthouder, pleegt zij, alvorens een besluit te nemen, overleg met de andere betrokken toezichthoudende instanties.
1. Op een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar die een deelnemende onderneming is in een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar, in een Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar of in een niet-Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar, wordt verzekeringsrichtlijngroepstoezicht uitgeoefend ingevolge de artikelen 1:51e, 1:55a, 1:56, 1:58e, 3:271, 3:272, 3:288a tot en met 3:288f, 3:288h en 3:288i. Artikel 3:269 is van overeenkomstige toepassing.
2. Op een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waarvan de moederonderneming een verzekeringsholding met zetel in een lidstaat is, wordt verzekeringsrichtlijngroepstoezicht uitgeoefend als bedoeld ingevolge de artikelen 1:51e, 1:55a, 1:56, 1:58e, 3:271, 3:272, 3:288a tot en met 3:288f, 3:288h en 3:288i.
3. Op een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waarvan de moederonderneming een verzekeringsholding met zetel in een staat die geen lidstaat is of een niet-Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar is, wordt verzekeringsrichtlijngroepstoezicht uitgeoefend ingevolge de artikelen 1:65, zesde lid, 3:288g, 3:288j en 3:288k.
4. Op een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waarvan de moederonderneming een gemengde verzekeringsholding is, wordt verzekeringsrichtlijngroepstoezicht uitgeoefend als bedoeld in artikel 3:288g.
5. Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is, verzekeringsrichtlijngroepstoezicht uitoefent als bedoeld in het eerste of tweede lid, en de deelnemende herverzekeraar, levensverzekeraar, schadeverzekeraar of verzekeringsholding met zetel in een lidstaat een verbonden onderneming is van een gereglementeerde of van een gemengde financiële holding die aan aanvullend toezicht is onderworpen als bedoeld in afdeling 3.6.4, kan de Nederlandsche Bank, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende instanties, besluiten op het niveau van de deelnemende herverzekeraar, levensverzekeraar, schadeverzekeraar of verzekeringsholding het toezicht op de risicoconcentratie, bedoeld in artikel 3:288e of intragroepsovereenkomsten en -posities als bedoeld in artikel 3:288f niet uit te oefenen.
1. Ingeval de in artikel 3:285, eerste of tweede lid, bedoelde deelnemende verzekeraar of verzekeringsholding een dochteronderneming is van een andere Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar of van een Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar of van een verzekeringsholding met zetel in een lidstaat, zijn de artikelen 1:51e, 1:55a, 1:56, 1:58e, 3:271, 3:272, 3:288a tot en met 3:288f, 3:288h en 3:288i alleen van toepassing op het niveau van de verzekeraar of verzekeringsholding met zetel in een lidstaat die de uiteindelijke moederonderneming is.
2. Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is en de in het eerste lid bedoelde uiteindelijke moederonderneming een dochteronderneming van een aan het in afdeling 3.6.4. bedoelde aanvullende toezicht onderworpen onderneming is, kan de Nederlandsche Bank, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende instanties, besluiten het toezicht op de risicoconcentratie, bedoeld in artikel 3:288e, of het toezicht op intragroepsovereenkomsten en -posities als bedoeld in artikel 3:288f niet uit te oefenen.
1. Indien de in artikel 3:286, eerste lid, bedoelde uiteindelijke moederonderneming haar zetel in een andere lidstaat heeft dan de in artikel 3:282, eerste of tweede lid, bedoelde deelnemende verzekeraar of verzekeringsholding, kan de Nederlandsche Bank, na raadpleging van de groepstoezichthouder en de uiteindelijke moederonderneming, besluiten de verantwoordelijke verzekeraar of verzekeringsholding met zetel in Nederland aan het verzekeringsrichtlijngroepstoezicht te onderwerpen.
2. De Nederlandsche Bank stuurt haar besluit, bedoeld in het eerste lid, toe aan de groepstoezichthouder en de uiteindelijke moederonderneming.
3. De artikelen 1:51e, 1:56, 1:58e, 3:271, 3:272, 3:288a tot en met 3:288f, 3:288h en 3:288i zijn van overeenkomstige toepassing op de verantwoordelijke moederonderneming met zetel in Nederland, onverminderd het vierde tot en met achtste lid.
4. De Nederlandsche Bank kan het verzekeringsrichtlijngroepstoezicht op de verantwoordelijke moederonderneming, bedoeld in het derde lid, beperken tot een of meer van de eisen, gesteld in de artikelen 3:288a tot en met 3:288f en 3:288h.
5. Indien de Nederlandsche Bank besluit de eisen ten aanzien van de financiële positie, bedoeld in de artikelen 3:288a tot en met 3:288f en 3:288h op de verantwoordelijke moederonderneming met zetel in Nederland toe te passen, past zij de methodekeuze voor de berekening van de solvabiliteit op het niveau van de verzekeringsrichtlijngroep toe die door de groepstoezichthouder is gemaakt.
6. Indien de Nederlandsche Bank besluit de eisen ten aanzien van de financiële positie, bedoeld in de artikelen 3:288a tot en met 3:288f en 3:288h op de verantwoordelijke moederonderneming met zetel in Nederland toe te passen en de groepstoezichthouder op verzoek van de verzekeringsrichtlijngroep heeft besloten dat de uiteindelijke moederonderneming met zetel in een andere lidstaat, bedoeld in artikel 3:286, eerste lid, zowel het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verzekeringsrichtlijngroep als het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verzekeraars in de richtlijngroep op basis van een intern model mag berekenen, past de Nederlandsche Bank dat besluit toe.
7. Indien in het geval van het zesde lid het risicoprofiel van de verantwoordelijke moederonderneming met zetel in Nederland significant afwijkt van het op Unieniveau goedgekeurde interne model van de verzekeringsrichtlijngroep en die moederonderneming onvoldoende maatregelen neemt om de afwijking op te heffen, kan de Nederlandsche Bank besluiten om op het uit de toepassing van het interne model voor de moederonderneming voortvloeiende solvabiliteitskapitaalvereiste voor de verzekeringsrichtlijnsubgroep een kapitaalopslag toe te passen, of, in uitzonderlijke omstandigheden waarin de toepassing van een dergelijke kapitaalopslag niet gepast is, eisen dat deze onderneming haar solvabiliteitskapitaalvereiste van de verzekeringsrichtlijngroep op basis van de standaardformule berekent. De Nederlandsche Bank stuurt dit besluit toe aan zowel de moederonderneming als de groepstoezichthouder.
8. Indien de Nederlandsche Bank besluit de eisen ten aanzien van de financiële positie als bedoeld in de artikelen 3:288a tot en met 3:288f en 3:288h op de verantwoordelijke moederonderneming met zetel in Nederland toe te passen, dient die onderneming geen aanvraag in om een van haar dochterondernemingen aan een gecentraliseerd risicobeheer ingevolge artikel 3:288b te onderwerpen.
9. De Nederlandsche Bank neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid, dan wel trekt een dergelijk besluit in indien de verantwoordelijke moederonderneming met zetel in Nederland een dochteronderneming is van de in artikel 3:286, eerste lid, bedoelde uiteindelijke moederonderneming op Unieniveau en die onderneming overeenkomstig artikel 3:288b of 3:288c op haar dochteronderneming artikel 3:288b mag toepassen.
1. In het geval van artikel 3:287, eerste lid, kan de Nederlandsche Bank besluiten, in overeenstemming met toezichthoudende instanties van andere lidstaten waar een andere verbonden uiteindelijke moederonderneming op nationaal niveau aanwezig is, verzekeringsrichtlijngroepstoezicht op de gecombineerde verzekeringsrichtlijnsubgroep te houden. Het verzekeringsrichtlijnsubgroepstoezicht strekt zich niet uit tot de uiteindelijke moederonderneming die haar zetel heeft in een andere lidstaat dan de lidstaten waar de leden van de verzekeringsrichtlijnsubgroep hun zetel hebben.
2. Artikel 3:287, derde tot en met negende lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar die een deelnemende onderneming is in een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar, in een Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar of in een niet-Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar, draagt er zorg voor dat de verzekeringsrichtlijngroep de beschikking heeft over eigen vermogen dat ten minste gelijk is aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verzekeringsrichtlijngroep. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste, de samenstelling van de solvabiliteit, de periodiciteit en de termijnen van de rapportage en de samenwerking van de Nederlandsche Bank met de andere toezichthoudende instanties.
2. Een verzekeringsholding met zetel in een lidstaat die aan het hoofd staat van een verzekeringsrichtlijngroep waarvan een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar deel uitmaakt, draagt er zorg voor dat die groep de beschikking heeft over eigen vermogen dat ten minste gelijk is aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verzekeringsrichtlijngroep. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste, de samenstelling van de solvabiliteit, de periodiciteit en de termijnen van de rapportage en de samenwerking van de Nederlandsche Bank met de andere toezichthoudende instanties.
3. Indien de verzekeringsholding de verplichting, bedoeld in het tweede lid, niet of niet tijdig nakomt, rust die verplichting eveneens op de Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar.
4. Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is, houdt zij toezicht op het bepaalde in het eerste tot en met derde lid. De artikelen 3:57, vijfde lid, 3:57a en 3:135 zijn van overeenkomstige toepassing.
5. Zodra niet meer wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de richtlijngroep of het gevaar dreigt dat daaraan de drie volgende maanden niet wordt voldaan, stelt de verzekeraar, bedoeld in het eerste lid, of de holding, bedoeld in het tweede lid, de Nederlandsche Bank daarvan in kennis indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is. De Nederlandsche Bank stelt de andere toezichthoudende instanties in het college van toezichthouders hiervan in kennis. Indien de verzekeringsholding de bedoelde verplichting niet of niet tijdig nakomt, rust die verplichting eveneens op de verzekeraars, bedoeld in het tweede lid.
6. De Nederlandsche Bank analyseert, in samenwerking met het college van toezichthouders, de situatie van de verzekeringsrichtlijngroep na de inkennisstelling, bedoeld in het vijfde lid.
1. De Nederlandsche Bank kan een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar die deel uitmaakt van een verzekeringsrichtlijngroep in bepaalde gevallen overeenkomstig artikel 3:132 een kapitaalopslag op het solvabiliteitskapitaalvereiste opleggen.
2. Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is, kan zij in bepaalde gevallen op het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste een kapitaalopslag toepassen. Artikel 3:132 is van overeenkomstige toepassing.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de omstandigheden waarin een kapitaalopslag kan worden opgelegd, de berekening, de gevolgen van de kapitaalopslag, de aannames en de voorwaarden die ten grondslag liggen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, daaronder begrepen de voorwaarden voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste bij een gecentraliseerd risicobeheer, en de samenwerking van de Nederlandsche Bank met de andere toezichthoudende instanties.
Artikel 3:288b is van overeenkomstige toepassing op een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar die een dochteronderneming is van een verzekeringsholding.
Een verzekeringsrichtlijngroep waarvan een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar deel uitmaakt, past artikel 3:69a toe op de waardering van de activa en passiva van de groep.
1. Een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar die aan het hoofd staat van een verzekeringsrichtlijngroep of de verzekeringsholding dient periodiek binnen de daartoe vastgestelde termijnen een rapportage in bij de groepstoezichthouder . In die rapportage worden opgenomen alle significante risicoconcentraties van de verzekeraars op het niveau van de groep.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud, de verstrekking, de modellen en de periodiciteit van de rapportage.
3. In afwijking van het eerste lid kan de Nederlandsche Bank, indien zij groepstoezichthouder is bepalen, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende instanties en met de verzekeringsrichtlijngroep, dat de rapportage aan haar wordt overgelegd door een door haar aangewezen verzekeraar in die groep.
4. Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is, bepaalt zij, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende instanties en de verzekeringsrichtlijngroep, welke categorieën van risico’s door de verzekeraars in die groep in elk geval worden gerapporteerd.
5. Bij het overleg over de categorieën van risico’s die door de verzekeraars in de verzekeringsrichtlijngroep worden gerapporteerd, houdt de Nederlandsche Bank in haar hoedanigheid als groepstoezichthouder of als betrokken toezichthouder rekening met de specifieke groeps- en risicomanagementstructuur van de groep.
6. De Nederlandsche Bank bepaalt indien zij groepstoezichthouder is, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende instanties en de verzekeringsrichtlijngroep, met het oog op de aanmerking als significante risicoconcentratie die wordt gerapporteerd de drempels op basis van het solvabiliteitsvermogen of de technische voorzieningen.
7. De Nederlandsche Bank besteedt bij haar toezicht op significante risicoconcentraties aandacht aan mogelijke besmettingsrisico’s in de verzekeringsrichtlijngroep, het risico van belangenconflicten en het niveau of de omvang van de risico’s.
1. Een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar die aan het hoofd staat van een verzekeringsrichtlijngroep of de verzekeringsholding dient periodiek binnen de daartoe vastgestelde termijnen een rapportage in bij de groepstoezichthouder. In die rapportage worden opgenomen alle significante intragroepsovereenkomsten en -posities verricht door de aan het verzekeringsrichtlijngroepstoezicht onderworpen verzekeraars, daaronder begrepen de intragroepsovereenkomsten en -posities met natuurlijke personen die met de groep zijn verbonden door een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur. Zeer significante intragroepsovereenkomsten en -posities van de verzekeraars in die groep worden, zodra zulks praktisch mogelijk is, gerapporteerd.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud, de verstrekking, de modellen en de periodiciteit van de rapportage.
3. In afwijking van het eerste lid kan de Nederlandsche Bank indien zij groepstoezichthouder is bepalen, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende instanties en met de verzekeringsrichtlijngroep, dat de rapportage aan haar wordt overgelegd door een door haar aangewezen verzekeraar in die groep.
4. De Nederlandsche Bank bepaalt indien zij groepstoezichthouder is, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende instanties en de verzekeringsrichtlijngroep, welke categorieën van intragroepsovereenkomsten en -posities door de verzekeraars in die groep in elk geval worden gerapporteerd.
5. Artikel 3:288e, derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Indien een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar een dochteronderneming is van een gemengde verzekeringsholding is, oefent de Nederlandsche Bank toezicht uit op de intragroepsovereenkomsten en -posities tussen bedoelde verzekeraars en de gemengde verzekeringsholding en de met haar verbonden ondernemingen.
2. De artikelen 1:51e, 1:53, 1:56, 3:288f en 3:295 zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De artikelen 3:8, 3:9, 3:17 en 3:18 zijn van overeenkomstige toepassing op het niveau van de verzekeringsrichtlijngroep.
2. Een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 3:285, eerste en tweede lid, past de risicomanagement- en internecontrolesystemen en rapportageprocedures in de verzekeringsrichtlijngroep consequent toe waardoor deze systemen en procedures op het niveau van die groep kunnen worden gecontroleerd.
3. Een in het tweede lid bedoelde verzekeraar beschikt over internecontrolesystemen die ten minste omvatten:
a. adequate procedures met betrekking tot de groepssolvabiliteit om alle bestaande materiële risico’s te bepalen en te meten en het in aanmerking komend eigen vermogen naar behoren af te stemmen op de risico’s;
b. gedegen rapportage- en financiële- verslaggevingprocedures om de intragroepsovereenkomsten en -posities en de risicoconcentratie te bewaken en te beheren.
4. Een in het tweede lid bedoelde verzekeraar of de verzekeringsholding voert de ingevolge artikel 3:17, tweede lid, vereiste beoordeling van het eigen risico en solvabiliteit uit op het niveau van de groep.
5. De in het tweede lid bedoelde verzekeraar draagt er zorg voor dat indien de berekening van de solvabiliteit op het niveau van de richtlijngroep wordt uitgevoerd met gebruikmaking van de standaardmethode, de groepstoezichthouder inzicht heeft in het verschil tussen de som van de solvabiliteitskapitaalvereisten van alle verzekeraars in de verzekeringsrichtlijngroep en het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van die groep.
6. Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is, oefent zij toezicht uit op het bepaalde in het eerste tot en met derde lid. De artikelen 1:51e, 1:55a, 1:58e, 3:288i, 3:288j en 3:288k zijn van toepassing.
7. Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is, kan zij, na overleg met de leden van het college van toezichthouders, er mee instemmen dat de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit tegelijkertijd op het niveau van de verzekeringsrichtlijngroep en op het niveau van een dochteronderneming van die groep worden uitgevoerd en dat een document wordt opgesteld dat op alle beoordelingen betrekking heeft.
8. Indien de verzekeringsverzekeringsgroep gebruik maakt van de mogelijkheid, bedoeld in het zevende lid, wordt het document, bedoeld in het zevende lid, tegelijkertijd aan alle betrokken toezichthoudende instanties gestuurd.
1. Een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar die een deelnemende onderneming is in een andere verzekeraar, of een verzekeringsholding met zetel in Nederland maakt jaarlijks een rapport over de solvabiliteit en de financiële toestand op het niveau van de verzekeringsrichtlijngroep openbaar. Artikel 3:73b, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. Indien de holding de verplichting, bedoeld in het eerste lid niet of niet tijdig nakomt, rust die verplichting eveneens op een Nederlandse verzekeraar die deel uitmaakt van de verzekeringsrichtlijngroep waarvan de holding deel uitmaakt.
3. Indien de in het eerste lid bedoelde verzekeraar of holding daartoe besluit en de groepstoezichthouder daarmee instemt, kan die verzekeraar of holding één rapport over de solvabiliteit en de financiële toestand verstrekken. Dat rapport bevat:
a. de informatie op het niveau van de groep die op grond van het eerste lid openbaar wordt gemaakt;
b. de informatie voor de dochterondernemingen binnen de groep die overeenkomstig artikel 3:73b, eerste en tweede lid, individueel te herleiden is en openbaar wordt gemaakt.
4. Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is, raadpleegt zij de leden van het college van toezichthouders alvorens haar instemming, bedoeld in het derde lid, te verlenen, waarbij zij rekening houdt met de standpunten en voorbehouden van deze leden.
5. Indien het rapport, bedoeld in het derde lid, niet de informatie bevat over een Nederlandse verzekeraar die de Nederlandsche Bank van vergelijkbare verzekeraars verlangt en indien wezenlijke informatie ontbreekt, kan zij van de betrokken verzekeraar verlangen dat hij de aanvullende informatie openbaar maakt.
1. In het geval van artikel 3:285, derde lid, besluit de Nederlandsche Bank indien zij groepstoezichthouder zou zijn ingevolge artikel 3:281 of het toezicht dat wordt uitgeoefend door de toezichthoudende instantie van de moederonderneming met zetel in een staat die geen lidstaat is, gelijkwaardig is aan het verzekeringsrichtlijntoezicht, bedoeld in artikel 3:285, tweede lid, onverminderd het vijfde en zesde lid.
2. De Nederlandsche Bank onderzoekt regelmatig of haar besluit, bedoeld in het eerste lid, zal worden herzien.
3. De Nederlandsche Bank neemt het besluit, bedoeld in het eerste lid, op verzoek van de moederonderneming, bedoeld in het eerste lid, van de Nederlandse of Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar in de verzekeringsrichtlijngroep of op eigen initiatief, tenzij de Europese Commissie een uitspraak heeft gedaan over de gelijkwaardigheid van het toezicht van de betrokken staat. De Nederlandsche Bank raadpleegt de betrokken toezichthoudende instanties van de andere lidstaten en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen voordat zij een besluit neemt.
4. De Nederlandsche Bank oefent het verzekeringsrichtlijngroepstoezicht als bedoeld in artikel 3:285, derde lid, niet uit indien besloten is dat het groepstoezicht gelijkwaardig is.
5. Indien de moederonderneming, bedoeld in het eerste lid, een dochteronderneming is van een verzekeringsholding met zetel in een staat die geen lidstaat is, of van een niet Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar, neemt de Nederlandsche Bank het besluit, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend op het niveau van de uiteindelijke moederonderneming die een verzekeringsholding met zetel in een staat die geen lidstaat is, niet-Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar is.
6. Indien gelijkwaardig toezicht als bedoeld in het eerste lid ontbreekt, kan de Nederlandsche Bank het eerste lid toepassen op een lager niveau van die groep ten aanzien van het toezicht van een staat die geen lidstaat is alwaar zich een moederonderneming bevindt, ongeacht of die moederonderneming een verzekeringsholding, een niet-Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar is. De Nederlandsche Bank deelt haar besluit mee aan de verzekeringsrichtlijngroep. Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Indien geen sprake is van gelijkwaardig toezicht als bedoeld in artikel 3:288j, eerste lid, zijn de artikelen 1:51e, 1:53, 1:55a, 1:56, 1:58e, 3:288a, 3:288b, eerste en derde lid, 3:288d, 3:288e, 3:288f, 3:288h en 3:288i van overeenkomstige toepassing.
2. De algemene beginselen, vervat in de artikelen 1:51e, 1:53, 1:55a, 1:56, 1:58e, 3:271, 3:272, 3:288a tot en met 3:288f, 3:288h en 3:288i zijn van toepassing op het niveau van de verzekeringsholding, niet-Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar.
3. Uitsluitend voor de berekening van de verzekeringsrichtlijngroepssolvabiliteit wordt de moederonderneming met zetel in een staat die geen lidstaat is, behandeld alsof zij een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar is waarop artikel 57, tweede lid, van overeenkomstige toepassing is voor wat betreft het voor het solvabiliteitskapitaalvereiste in aanmerking komende eigen vermogen evenals:
a. het overeenkomstig artikel 3:288a, tweede lid, bepaalde solvabiliteitskapitaalvereiste indien zij verzekeringsholding is;
b. het overeenkomstig artikel 3:288a, eerste lid, bepaalde solvabiliteitskapitaalvereiste indien zij een niet-Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar is.
4. In afwijking van het eerste lid kan de Nederlandsche Bank andere methoden toepassen die passend toezicht waarborgen op herverzekeraars, levensverzekeraars en schadeverzekeraars in een verzekeringsrichtlijngroep en, indien de Nederlandsche Bank niet de groepstoezichthouder is, daarvoor instemming is verleend door die groepstoezichthouder dan wel van de verzekeraar maatregelen te eisen.
5. Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is, neemt zij op verzoek van een andere toezichthoudende instantie en na overleg met de betrokken instanties, een besluit over de groepstoezichtmethoden die die instantie wil toepassen op een verzekeringsrichtlijngroep.
6. De Nederlandsche Bank deelt de toegepaste methode, bedoeld in het vierde lid, aan de betrokken toezichthoudende instanties en de Europese Commissie mee.
DO
Artikel 3:289 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen e, f en g vervallen.
2. De onderdelen h tot en met m worden verletterd tot e tot en met j.
3. In onderdeel i (nieuw) wordt het woord «groepsleden» vervangen door: richtlijngroepsleden.
DP
In artikel 3:290, zesde lid, wordt in de eerste volzin «groepsleden» vervangen door «richtlijngroepsleden» en wordt in de tweede volzin «groepslid» vervangen door: richtlijngroepslid.
DQ
Artikel 3:295 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «kan de Nederlandsche Bank de artikelen 1:75 en 1:79 tot en met 1:181 en 1:85 toepassen indien» vervangen door «kan de Nederlandsche Bank artikel 1:75 toepassen indien» en wordt de zinsnede «die naar strekking daarmee overeenkomen» vervangen door: die met de strekking daarvan overeenkomen.
2. In het derde lid, eerste volzin, wordt de zinsnede «Indien de Nederlandsche Bank geen coördinator is, kan zij op een gemengde financiële holding met zetel in Nederland die deel uitmaakt van een financieel conglomeraat de artikelen 1:75 en 1:79 tot en met 1:81 en 1:85 toepassen indien die holding of een gereglementeerde entiteit die tot dat financiële conglomeraat behoort in strijd handelt met de artikelen 3:296 tot en met 3:299 of met bepalingen van andere lidstaten die naar strekking daarmee overeenkomen» vervangen door «Indien de Nederlandsche Bank geen coördinator is, kan zij op verzoek van de coördinator op een gemengde financiële holding met zetel in Nederland die deel uitmaakt van een financieel conglomeraat de artikelen 1:75, 1:79 tot en met 1:81, 1:85 en het bepaalde in hoofdstuk 3.6 overeenkomstig toepassen indien een gereglementeerde entiteit die tot dat financiële conglomeraat behoort in strijd handelt met voorschriften van andere lidstaten die strekken tot uitvoering van de artikelen 6 tot en met 9 van richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 35)».
DR
Artikel 3:296 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt het woord «groepslid» telkens vervangen door: richtlijngroepslid.
2. In het zesde lid wordt het woord «groepslid» vervangen door «richtlijngroepslid» en wordt het woord «groepsleden» vervangen door «richtlijngroepsleden».
DS
Artikel 3:299 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdelen a tot en met d, wordt het woord «groepsleden» vervangen door: richtlijngroepsleden.
2. In het derde lid, aanhef, wordt het woord «groepsleden» vervangen door «richtlijngroepsleden».
3. In het derde lid, onderdeel c, wordt het woord «groepsleden» telkens vervangen door: richtlijngroepsleden.
DT
In artikel 4:7, eerste lid, vervalt «, met uitzondering van paragraaf 4.3.1.5.,».
DU
De bijlage behorend bij artikel 1:79 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de opsomming van artikelen uit het Algemeen deel vervalt «1:10».
2. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen wordt
– «3:53, eerste tot en met derde en vijfde lid» vervangen door: 3:53, eerste tot en met derde, vijfde en zesde lid;
– «3:57, eerste, tweede, vijfde en zevende lid» vervangen door: 3:57, eerste, tweede, vierde en zesde lid;
– «3:67, eerste tot en met vierde lid» vervangen door: 3:67, eerste tot en met vijfde lid;
– «3:72, eerste, derde tot en met zevende en negende lid» vervangen door: 3:72, eerste, derde tot en met zevende lid;
– «3:132, eerste tot en met derde lid» vervangen door: 3:132, derde lid;
– «3:135, eerste lid» vervangen door: 3:135, eerste tot en met derde en zesde lid;
– «3:136, eerste tot en met derde lid» vervangen door: 3:136, eerste en tweede lid;
– «3:137» vervangen door: 3:137, eerste lid; en
– «3:284, tweede en derde lid» vervangen door: 3:284, eerste lid;
3. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen vervalt «3:89, eerste lid», «3:138, eerste lid», «3:139, eerste lid», «3:145, eerste lid», «3:271», «3:272, eerste lid», «3:285, eerste en tweede lid» en «3:286, eerste en tweede lid».
4. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde ingevoegd: «3:57a», «3:67a», «3:69a», «3:73b, eerste en tweede lid», «3:80», «3:97, eerste lid», «3:267h», «3:281», «3:288a, eerste tot en met derde lid en vijfde lid», «3:288b, eerste tot en met derde lid», «3:288e, eerste en tweede lid», «3:288f, eerste en tweede lid», «3:288h, tweede tot en met vijfde lid» en «3:288i, eerste tot en met derde, en vijfde lid».
DV
De bijlage behorend bij artikel 1:80 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de opsomming van artikelen uit het Algemeen deel vervalt «1:10».
2. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen wordt
– «3:53, eerste tot en met derde en vijfde lid» vervangen door: 3:53, eerste tot en met derde, vijfde en zesde lid;
– «3:57, eerste, tweede, vijfde en zevende lid» vervangen door: 3:57, eerste, tweede, vierde en zesde lid;
– «3:67, eerste tot en met vierde lid» vervangen door: 3:67, eerste tot en met vijfde lid;
– «3:72, eerste, derde tot en met zevende en negende lid» vervangen door: 3:72, eerste, derde tot en met zevende lid;- «3:132, eerste tot en met derde lid» vervangen door: 3:132, derde lid;
– «3:135, eerste lid» vervangen door: 3:135, eerste tot en met derde en zesde lid;
– «3:136, eerste tot en met derde lid» vervangen door: 3:136, eerste en tweede lid;
– «3:137» vervangen door: 3:137, eerste lid; en
– «3:284, tweede en derde lid» vervangen door: 3:284, eerste lid;
3. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen vervalt «3:89, eerste lid», «3:138, eerste lid», «3:139, eerste lid», «3:145, eerste lid», «3:271», «3:272, eerste lid», «3:285, eerste en tweede lid» en «3:286, eerste en tweede lid».
4. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde ingevoegd: «3:57a», «3:67a», «3:69a», «3:73b, eerste en tweede lid», «3:80», «3:97, eerste lid», «3:267h», «3:281», «3:288a, eerste tot en met derde lid en vijfde lid», «3:288b, eerste tot en met derde lid», «3:288e, eerste en tweede lid», «3:288f, eerste en tweede lid», «3:288h, tweede tot en met vijfde lid» en «3:288i, eerste tot en met derde, en vijfde lid».
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 428, derde lid, vervalt de zinsnede: en over een ontwerp van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 444 lid 2.
B
In artikel 362, negende lid, wordt aan het slot de volgende volzin toegevoegd: Verzekeraars passen tevens artikel 441 lid 10 toe.
C
In artikel 427, eerste lid, vervalt de zinsnede «of de werkzaamheden van een entiteit voor risico-acceptatie mag verrichten».
D
In artikel 435, eerste lid, vervalt onderdeel f, onder verlettering van onderdeel g tot onderdeel f.
E
Artikel 435a vervalt.
F
In artikel 438, eerste lid, vervalt onderdeel m, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel l door een punt.
G
In artikel 441 wordt na het negende lid een lid toegevoegd, luidende:
10. Verzekeraars met beperkte risico-omvang als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, vermelden in de toelichting de op basis van artikel 3:73b van die wet vastgestelde toelichtingen op de solvabiliteit en financiële positie.
H
In artikel 444 vervalt het tweede lid en vervalt de aanduiding «1» voor de tekst.
I
Na artikel 444 worden vier artikelen toegevoegd, luidende:
1. De door een verzekeringsmaatschappij aan te houden voorziening voor niet-verdiende premies en lopende risico’s, waaronder de catastrofevoorziening indien deze is getroffen, omvat onder meer:
a. De in het boekjaar ontvangen premies ter zake van risico’s die op het daarop volgende boekjaar of boekjaren betrekking hebben; en
b. De schaden en kosten uit lopende verzekeringen die na afloop van het boekjaar kunnen ontstaan en die niet gedekt kunnen worden door de voorziening die betrekking heeft op de niet-verdiende premies tezamen met de in het daarop volgende boekjaar of boekjaren nog te ontvangen premies.
2. De voorziening voor niet-verdiende premies wordt voor elke schadeverzekering afzonderlijk en op voorzichtige wijze bepaald. Het gebruik van statistische of wiskundige methoden is toegestaan indien de aard van de verzekering dat toelaat en indien deze methoden naar verwachting dezelfde resultaten opleveren als de afzonderlijke berekeningen.
1. De door een verzekeringsmaatschappij aan te houden voorziening voor levensverzekeringen wordt berekend op basis van een voldoende voorzichtige prospectieve actuariële methode, rekening houdend met de in de toekomst te ontvangen premies en met alle toekomstige verplichtingen volgens de voor iedere lopende levensverzekering gestelde voorwaarden.
2. In afwijking van het eerste lid kan een retrospectieve methode worden toegepast indien de op grond van die methode berekende technische voorzieningen niet lager zijn dan de voorzieningen bij toepassing van een prospectieve methode of indien het gebruik van een prospectieve methode vanwege de aard van het betrokken type levensverzekering niet mogelijk is.
1. De door een verzekeringsmaatschappij aan te houden voorziening voor te betalen schaden of voor te betalen uitkeringen omvat het bedrag van de te verwachten schaden, in aanmerking nemende:
a. de voor de balansdatum ontstane schaden of verplichtingen tot uitkering die zijn gemeld en nog niet zijn afgewikkeld en de voor de balansdatum ontstane schaden of verplichtingen tot uitkering die nog niet zijn gemeld;
b. de kosten die verband houden met de afwikkeling van schaden of uitkeringen; en
c. de in verband met schaden of uitkeringen te verwachten baten uit subrogatie en uit de verkrijging van de eigendom van verzekerde zaken.
2. Artikel 435a, lid 2, is van overeenkomstige toepassing. In geval van periodiek te betalen uitkeringen geschiedt de bepaling volgens erkende actuariële methoden.
3. Discontering van de voorziening voor te betalen schaden of voor te betalen uitkeringen, anders dan periodieke uitkeringen, is slechts toegestaan indien de afwikkeling van de schaden ten minste vier jaren na het tijdstip van het opmaken van de jaarrekening zal duren en deze afwikkeling geschiedt volgens een betrouwbaar schade-afwikkelingsschema, waarin mede rekening wordt gehouden met alle factoren die de kosten van afwikkeling van de schade verhogen. Indien de voorziening voor te betalen schaden of te betalen uitkeringen wordt verminderd ten gevolge van discontering van te betalen schaden worden in de toelichting op de balans het bedrag van de voorziening voor discontering en de gebruikte methode van discontering vermeld.
4. Met betrekking tot een communautaire co-assurantie zijn de voorzieningen voor te betalen schaden of voor te betalen uitkeringen verhoudingsgewijs ten minste gelijk aan die welke de co-assuradeur die als eerste verzekeraar optreedt, aanhoudt volgens de regels of gebruiken die gelden in de lidstaat van waaruit de eerste verzekeringsmaatschappij zijn verplichtingen uit hoofde van de communautaire co-assurantie is aangegaan.
De voorziening voor winstdeling en kortingen van een verzekeringsmaatschappij omvat de bedragen die in de vorm van winstdeling bestemd zijn voor de verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen, voor zover deze niet hebben geleid tot verhoging van de voorziening voor levensverzekering, alsmede de bedragen die een gedeeltelijke terugbetaling van premies op grond van het resultaat van de verzekeringen vertegenwoordigen, voor zover deze niet tot verhoging van de ledenrekening hebben geleid.
Artikel 1 van de Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. verzekeraar: een verzekeringsonderneming als bedoeld in de richtlijn solvabiliteit II;
2. Onderdeel r komt te luiden:
r. richtlijn solvabiliteit II: richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335);
Artikel 1, onderdeel a, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten komt te luiden:
a. verzekeraar: een verzekeringsonderneming als bedoeld in richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335);
Artikel 1 van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel e, onder 3°, komt te luiden:
3°. verzekeringsonderneming als bedoeld in de richtlijn solvabiliteit II voor zover deze verzekeringen aanbiedt of uitvoert krachtens welke het verzekerde risico de behoefte aan zorg is waarop bij of krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geen aanspraak bestaat en waarbij de verzekerde prestaties het bij of krachtens de Zorgverzekeringswet geregelde te boven gaat;
2. Onderdeel h komt te luiden:
h. richtlijn solvabiliteit II: richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335);
In artikel 27a van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen komt onderdeel b te luiden:
b. verzekeraar: de verzekeraar die in een lidstaat in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 14 of 162 van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335);
In artikel 438c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt de zinsnede «en die verzekeraars overeenkomstig de Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PbEG 1973, L 228) dan wel Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de levensverzekering (PbEG 2002, L 345)» vervangen door: en die verzekeraars overeenkomstig richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335).
De artikelen X tot en met XVI van de Wet van 3 juli 2008 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de uitvoering van Richtlijn nr. 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG (PbEU L 323) (Stb. 333) vervallen.
De Wet bekostiging financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
1. In de beschrijving van de eenmalige toezichthandeling met de code Wft.D1.15 wordt «artikel 2:27, eerste lid,» vervangen door: artikel 2:27, eerste lid, onderdeel a,.
2. Na de eenmalige toezichthandeling met de code Wft.D1.15 wordt een eenmalige toezichthandeling ingevoegd, luidende:
Wft.D1.15a |
De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht |
€ 5 000 |
B
In bijlage II wordt het onderdeel «Toezichthouder: de Nederlandsche Bank» dat betrekking heeft op de toezichtcategorie «Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars» wordt als volgt gewijzigd:
1. In de kolom «Personen» komt onderdeel a te luiden:
a. Verzekeraar waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:26a, eerste lid, Wft, artikel 2:26d, eerste lid, Wft, artikel 2:27, eerste lid, Wft, artikel 2:40, eerste lid, Wft, artikel 2:48, eerste lid, Wft, niet zijnde een zorgverzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, Wft of artikel 2:50, eerste lid, Wft.
2. De kolom «Wetsverwijzing» komt te luiden:
artikel 1 PW
artikel 1 Wvb
artikel 2:26a Wft
artikel 2:26d Wft
artikel 2:27 Wft
artikel 2:40 Wft
artikel 2:48 Wft
artikel 2:50 Wft
artikel 2:54a Wft
artikel 2:54d Wft
artikel 2:54f Wft
In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt in de opsomming onder de Wet op het financieel toezicht «1:10, 1:74, eerste lid» vervangen door «1:74, eerste lid» wordt «2:40» vervangen door «2:40, eerste lid», wordt «3:57, eerste en vijfde lid» vervangen door «3:57, eerste en vierde lid, 3:57a», wordt «3:67, eerste tot en met vierde lid» vervangen door «3:67, eerste tot en met vijfde lid, 3:67a», wordt «3:68, eerste en derde lid» vervangen door «3:68, eerste en derde lid, 3:68a, eerste en tweede lid», wordt «3:96, eerste lid» vervangen door «3:96, eerste lid, 3:97, eerste lid» wordt «3:132, eerste en derde lid» vervangen door «3:132, eerste lid», wordt «3:136, eerste en tweede lid, 3:135, eerste lid» vervangen door «3:135, eerste en derde lid, 3:136, eerste lid», wordt «3:137, 3:138, eerste lid, 3:139, eerste lid» vervangen door «3:137», wordt «3:267b, eerste tot en met het derde lid» vervangen door 3:267b, eerste tot en met derde lid, 3: 267h, eerste lid «, en wordt «3:285, eerste en tweede lid, 3:286, eerste en tweede lid» vervangen door «3:281, 3:288a, eerste tot en met derde en vijfde lid, 3:288e, eerste lid, 3:288f, eerste lid, 3:288h, tweede en derde lid, 3:288i, eerste lid».
Op een entiteit voor risico-acceptatie die een vergunning heeft verkregen voor 31 december 2012 en die na die datum geen nieuwe activiteiten is begonnen, blijven artikel 2:54b of 2:54d en de bepalingen van het deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht van toepassing zoals die luidden op 31 december 2012.
1. Op een verklaring die is verleend krachtens artikel 1:10, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht zoals dat artikel luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van deze wet, blijft tot negentig dagen na inwerkingtreding van dat artikel de Wet op het financieel toezicht van toepassing zoals deze luidde voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B.
2. De verklaring, bedoeld in het eerste lid, vervalt met ingang van de negentigste dag na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van deze wet, tenzij de verklaringhouder voorafgaande aan dat tijdstip bij de Nederlandsche Bank een vergunning heeft aangevraagd als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht.
3. De verklaring, bedoeld in het eerste lid, geldt als een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, of artikel 2:80, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht indien de verklaringhouder binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, de Autoriteit Financiële Markten in kennis stelt van de door hem gewenste vergunning, onder overlegging van een afschrift van de verklaring.
4. Een schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 1:10, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, stelt de Nederlandsche Bank in kennis van het voornemen om met ingang van de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, zijn werkzaamheden te gaan verrichten met gebruikmaking van de artikelen 2:33a en 3:3 van de Wet op het financieel toezicht.
5. In afwijking van het eerste lid blijft op de in het tweede lid bedoelde verklaringhouder de Wet op het financieel toezicht van toepassing zoals deze luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van deze wet tot de dag waarop de Nederlandsche Bank op de aanvraag, bedoeld in het tweede lid, heeft beslist.
6. De aanvraag van een vergunning als bedoeld in het tweede lid geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens. Van artikel 2:31, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht blijven de onderdelen a, b, c, f, g, h, en k buiten toepassing.
7. Op de aanvraag, bedoeld in het tweede lid, is artikel 11, eerste lid, onderdeel a, van de Wet bekostiging financieel toezicht niet van toepassing. Het door de Nederlandsche Bank te hanteren tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag door een verklaringhouder waaraan op grond van artikel 3 van het Besluit reikwijdtebepalingen Wft een verklaring is verleend, wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald.
1. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 2:27, eerste lid, of artikel 2:40, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht zoals die artikelen luidden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit artikel wordt:
a. indien deze vergunning is verleend aan een levensverzekeraar of schadeverzekeraar die niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de richtlijn solvabiliteit II, onverminderd het tweede lid, op de dag van inwerkingtreding van dit artikel van rechtswege omgezet in een vergunning als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, onderdeel a, of artikel 2:40, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht; of
b. indien deze vergunning is verleend aan een levensverzekeraar of schadeverzekeraar die voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de richtlijn solvabiliteit II, onverminderd het tweede lid, op de dag van de inwerkingtreding van dit artikel van rechtswege omgezet in een vergunning als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, onderdeel b, of artikel 2:40, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht.
2. Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet een vergunning heeft op grond van artikel 2:27, eerste lid, of artikel 2:40, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht zoals die artikelen luidden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, stelt de Nederlandsche Bank uiterlijk op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, in kennis van het voornemen zijn werkzaamheden te gaan verrichten met gebruikmaking van de artikelen 2:33a en 3:3 van de Wet op het financieel toezicht.
3. Op de omzetting, bedoeld in het eerste lid, is artikel 11, eerste lid, onderdeel a, van de Wet bekostiging financieel toezicht niet van toepassing.
Een natura-uitvaartverzekeraar die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet een vergunning heeft op grond van artikel 2:48, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, stelt de Nederlandsche Bank uiterlijk op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, in kennis van het voornemen zijn werkzaamheden te gaan verrichten met gebruikmaking van de artikelen 2:33a en 3:3 van de Wet op het financieel toezicht.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aanvullende regels van overgangsrechtelijke aard worden gesteld ter uitvoering van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335) dan wel van bindende EU-rechtshandelingen ter uitvoering of wijziging van die richtlijn. Deze regels kunnen met name zien op het instellen van overgangstermijnen voor de invoering of wijziging van verplichtingen voor verzekeraars die houders zijn van een vergunning op grond van artikel 2:27, eerste lid, onderdeel a, of artikel 2:40, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Minister van Veiligheid en Justitie,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33273-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.