Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33268 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33268 nr. 5 |
Vastgesteld 18 juni 2012
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Blz. |
||
---|---|---|
ALGEMEEN |
2 |
|
1. |
Inleiding |
2 |
2. |
Toelichting per onderwerp |
2 |
2.1. |
Stembureauleden |
2 |
2.2. |
Ter inzage legging processen-verbaal stembureaus en vernietiging stukken |
4 |
2.3. |
Nationale waarnemers |
4 |
2.4. |
Eisen aan programmatuur voor het berekenen van de uitslag van de verkiezingen |
4 |
2.5. |
Uitbrengen volmachtstem |
5 |
2.6. |
Kiezers buiten Nederland |
5 |
2.7. |
Centrale inlevering kandidatenlijsten |
6 |
2.8. |
Verschuiving dag van de kandidaatstelling |
7 |
2.9. |
Aanpassing verkiezingsdata |
7 |
2.10. |
Kiesgerechtigdheid niet-Nederlanders bij eilandraadsverkiezingen |
7 |
2.11. |
De Kiesraad als ZBO |
9 |
3. |
Toekomstige wetgeving |
9 |
4. |
Advisering |
10 |
ARTIKELSGEWIJS |
10 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet. Graag willen zij enkele opmerkingen maken en de regering een aantal vragen voorleggen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Kieswet. Deze leden zien in het ingediende voorstel goede aanknopingspunten om het goede verloop van stemmingen beter te waarborgen en de belemmeringen voor stemmen door Nederlanders in het buitenland te verminderen. Wel hebben deze leden nog enkele vragen die zij graag aan de regering voor willen leggen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de Wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen en willen de regering nog enkele vragen stellen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet op basis van de evaluaties van de verkiezingen in 2009, 2010 en 2011. Deze leden waarderen het, dat de minister de uitkomsten van de evaluatie van de gang van zaken tijdens de laatste verkiezingen met voortvarendheid omzet in aanpassing van wet- en regelgeving. Wel hebben deze leden nog enkele vragen over elementen van het wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennis genomen van de voorgestelde wijzigingen van de Kieswet. Zij herkennen een aantal voorstellen uit de evaluaties van verkiezingen in de afgelopen jaren en zijn verheugd dat daarbij ook suggesties van de SP zijn meegenomen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel waarmee op verschillende punten de Kieswet wordt herzien en onder meer de indiening van kandidatenlijsten wordt vereenvoudigd.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel met aanpassingen van de Kieswet. Zij hebben vragen over en opmerkingen bij diverse onderdelen van het voorstel.
De leden van de VVD-fractie lezen dat stembureauleden zullen worden verplicht een training te volgen. Bij algemene maatregel van bestuur zullen nadere regels aan de training worden gesteld. De regering stelt dat daarbij gedifferentieerd zou kunnen worden tussen voorzitters en andere stembureauleden. De NVVB acht differentiatie niet wenselijk omdat het kan voorkomen dat alle leden van een stembureau als voorzitter optreden. De regering geeft aan deze opmerking ter harte te nemen. Maar bij de artikelsgewijze toelichting staat dat de voorzitter over meer vaardigheden moet beschikken. In hoeverre is de regering nu voornemens om, als het gaat om de training, te differentiëren tussen voorzitters en andere stembureauleden? De leden van de VVD-fractie kunnen zich voorstellen dat er geen onderscheid in de training wordt gemaakt, omdat alle leden van het stembureau in feite eenzelfde niveau moeten hebben als het gaat om de vereiste kennis en de vaardigheden. Gaarne krijgen zij een reactie van de regering.
De leden van de PvdA-fractie hechten veel belang aan de kwaliteit van de bezetting van het stembureau, aangezien zij aan de basis staan van een goed verloop van de verkiezingen. Daarom is het goed dat er de afgelopen jaren al veel aandacht besteed is aan goede instructie van deze leden. Door middel van deze wet is er ook een juridische basis geschapen om deze instructie af te kunnen dwingen, wat meer robuustheid geeft. De leden van de PvdA-fractie kunnen zich voorstellen dat gemeenteambtenaren bij uitstek geschikt kunnen zijn om lid te zijn van een stembureau, onder andere vanwege hun vaardigheden met juridische procedures en door hun gebondenheid aan de gemeenteorganisatie. Deze leden zouden graag van de regering horen of het vast inzetten van gemeenteambtenaren op bezwaren stuit en of hiermee kostenvoordelen kunnen worden behaald in de instructie van leden van het stembureau. Ook vragen deze leden of de inzet van gemeenteambtenaren aparte vermelding in de wet verdient?
Op dit moment zijn ook volksvertegenwoordigers en soms kandidaten bij de dan lopende verkiezingen lid van het stembureau. De leden van de PvdA-fractie willen graag van de regering weten wat hier de beperkingen in zijn, in hoeverre brengt dit de kwaliteit van de verkiezingen in gevaar? Is het wenselijk hierover nadere bepalingen op te nemen?
De leden van de PVV- fractie zijn van oordeel dat het goed is dat er strengere eisen worden gesteld aan de leden van stembureaus. De leden van de PVV-fractie delen de opvatting van de regering over het bezwaar van de Kiesraad, inzake een verplichte training voor stembureauleden. De leden van de PVV-fractie vragen zich wel af op welke wijze gemeenten invulling moeten geven aan de gestelde eis in artikel E 4, tweede lid, onder c ten aanzien van stembureauleden die in de afgelopen vijf jaar niet veroordeeld mogen zijn voor overtredingen en misdrijven genoemd in hoofdstuk Z van de Kieswet. Kan de regering toelichten hoe gemeenten worden ondersteund in de controle van stembureauleden, nu gemeenten geen toegang hebben tot strafregisters?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het voorliggende wetsvoorstel het volgen van de training voor stembureauleden verplicht maakt en een grondslag in de Kieswet creëert op basis waarvan voor de benoeming kan worden getoetst dat stembureauleden over voldoende kennis beschikken om hun taak naar behoren te kunnen uitoefenen. Zij onderschrijven de stelling van de regering, dat uniforme toepassing van de regels voor een ieder van belang is. Wel vragen deze leden, waarom de regering ervoor gekozen heeft alleen het volgen van de training verplicht te stellen en geen toets af te nemen.
De VNG stelt vast, dat met de voorwaarde dat een stembureaulid achttien jaar moet zijn, een training moet hebben gevolgd en over voldoende kennis en vaardigheden beschikt, de bestaande praktijk wordt vastgelegd. Het college van burgemeester en wethouders blijft ook in het voorliggende wetsvoorstel verantwoordelijk voor de benoeming van stembureauleden.
Het commentaar van de VNG richt zich met name tegen de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen. In februari 2010 heeft de VNG een ledenpeiling gehouden over de inzet van stembureauleden. Uitkomst van deze peiling was dat gemeenten niets voelen voor landelijke regels en richtlijnen voor de inzet van stembureauleden, omdat ze een eigen selectiebeleid moeten kunnen voeren, aldus de VNG. Hoe beoordeelt de regering de wens van gemeenten om een eigen selectiebeleid te kunnen voeren? Wanneer zijn de «grote verschillen» in de wijze waarop stembureauleden optreden, zoals de OVSE constateert, te groot naar het oordeel van de regering?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader uiteen te zetten welke zaken zij eventueel nog bij algemene maatregel van bestuur zou willen regelen.
De leden van de SGP-fractie delen de opvatting dat inhoudelijke kennis voor leden van het stembureau noodzakelijk is. Wat voor soort training is op dit moment gebruikelijk? Wel is het belangrijk ervoor te waken dat de voorwaarden zo zwaar worden dat er een gebrek aan vrijwilligers zou kunnen ontstaan. Hoe wordt dit voorkomen? Welke voorwaarden denkt de regering te stellen voor selectie en training?
De leden van de PVV-fractie zijn enthousiast over het voorstel van de regering de processen-verbaal van stembureaus voor de officiële bekend-making te publiceren op de websites van gemeenten. Het uitgangspunt hierbij is transparantie, de leden van de PVV-fractie constateren dat dit past bij het huidige tijdsbeeld. De leden van de PVV-fractie vragen zich wel af hoe grote gemeenten geacht worden een groot aantal processen-verbaal binnen relatief korte tijd allemaal op hun website te publiceren. De leden van de PVV-fractie vragen zich af of onderzocht is in hoeverre dit technisch haalbaar is. De zorgen van de leden van de PVV-fractie richten dan zich in het bijzonder op de grote gemeenten.
De beschouwing over nationale waarnemers leidt bij de leden van de VVD-fractie tot de volgende opmerkingen. Voorgesteld wordt een regeling te treffen voor nationale waarneming van verkiezingen. In het voorgestelde artikel J 39 staat dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties personen kan aanwijzen die als waarnemer getuige mogen zijn van het verkiezingsproces. Betekent dit dat de Minister deze personen ook aanwijst als het gaat om gemeenteraads- en provinciale statenverkiezingen? Of is er dan ook een rol weggelegd voor de colleges van B en W en gedeputeerde staten? Wie bepaalt waar de waarnemers worden ingezet? Waarom wordt er in het voorgestelde artikel J 39 een «kan»-bepaling gebruikt? In principe betekent dit dat er geen waarnemers benoemd hoeven te worden, terwijl de trend gaat in de richting van het benoemen van waarnemers. Worden de waarnemers per verkiezing aangewezen of voor een langere periode? Gesteld wordt dat ervaringen in andere landen erop wijzen, dat waarnemers veelal zijn gelieerd aan maatschappelijke organisaties die zich richten op verkiezingen, zoals bijvoorbeeld politieke partijen. Hoe wordt voorkomen dat de waarnemers al te geprononceerd zijn en vanuit bepaalde partijbelangen naar het verkiezingsproces kijken? Kortom, hoe wordt bevorderd dat er sprake is van neutraliteit? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering op deze vragen.
De leden van de SP-fractie constateren dat op het niveau van de wet wordt vastgelegd wat de eisen aan programmatuur voor het berekenen van de uitslag zijn en dat het centraal stembureau tijdig voorafgaand aan elke verkiezing openbaar maakt dat het gebruik maakt van programmatuur. De overige eisen zullen worden opgenomen in het Kiesbesluit. Deze leden vragen zich af waarom dit onderscheid gemaakt wordt. Waarom wordt er niet voor gekozen om alle eisen onder de Kieswet te brengen, dan wel op te nemen in het Kiesbesluit?
De leden van de VVD-fractie lezen dat voorgesteld wordt om expliciet in de Kieswet op te nemen dat een kiezer geen volmacht mag verlenen in het stemlokaal, omdat alleen een kiezer die verwacht niet in staat te zijn in persoon aan de stemming deel te nemen, een volmacht kan uitbrengen. Dit voorkomt evenwel niet dat de volmacht voor de deur van het stemlokaal dan wel dicht in de buurt van het stemlokaal wordt gegeven, zo merken de leden van de VVD-fractie op. Wat is dan het verschil met het in het stemlokaal geven van een volmacht? In beide situaties is de kiezer in staat om zelf zijn stem uit te brengen. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
De leden van de PVV-fractie achten het niet wenselijk dat, anders dan diegenen met een lichamelijke beperking, kiezers assistentie krijgen in het stemhokje. Met name in steden waar veel allochtonen woonachtig zijn en helaas de kennis van de Nederlandse taal achterblijft, hebben zich in 2010 veel incidenten voorgedaan. De regering geeft aan onderzoek te doen naar de mogelijkheid om het stembiljet zodanig aan te passen dat ook kiezers die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn, zelfstandig hun stem kunnen uitbrengen. De leden van de PVV-fractie hebben met onvrede hiervan kennis-genomen. Zij vragen zich af of deze kiezers wel weten op wie zij stemmen en waarom.
De regering meent, zo stellen de leden van de SP-fractie vast, dat het niet mogelijk moet zijn dat een kiezer in het stemlokaal een volmacht verleent. Ter verdediging wordt aangevoerd dat een kiezer die zich in het stemlokaal bevindt, in staat is om in persoon aan de stemming deel te nemen. De leden van de SP-fractie vragen zich af of hiermee geen dode letter in de wet wordt gecreëerd. Wat als deze kiezer naar buiten loopt en vervolgens daar een volmacht verstrekt aan een derde? Of wat als een kiezer een volmacht verleent en de gemachtigde derde vervolgens naar een ander stembureau gaat? Wordt dit geaccepteerd als een handeling conform de Kieswet en conform de intentie van de volmachtstem? En zo ja, hoe zal dit kunnen worden gecontroleerd ?
De leden van de VVD-fractie waarderen het dat er een begin is gemaakt met het voor kiezers buiten Nederland gemakkelijker te maken hun stem uit te brengen. De onderhavige wijziging van de Kieswet regelt onder andere enige aanpassingen voor kiezers buiten Nederland. Dit neemt niet weg, dat de leden van de VVD-fractie graag hadden gezien dat de overige maatregelen in dit wetsvoorstel waren opgenomen. Zij verzoeken de regering er alles aan te doen om de verdere vereenvoudigingen voor kiezers buiten Nederland zo spoedig als mogelijk is te regelen en een wetsvoorstel ter zake in te dienen.
Over de kleur van het schrijfmateriaal merken de leden van de PVV-fractie op dat het wenselijk is in het gehele Koninkrijk te stemmen met dezelfde kleur potlood. De leden van de PVV-fractie zien niet in waarom kiezers overzee en elders in de wereld wel de gelegenheid krijgen om te stemmen met de kleuren zwart, blauw en groen naast rood. Kan de regering toelichten welke geldigheidscriteria worden gehanteerd voor stemmen van kiezers in het buitenland, anders dan de in Nederland geldende criteria?
De leden van de CDA-fractie onderschrijven dat het van belang is om het stemmen voor kiezers buiten Nederland te vergemakkelijken. De regering geeft aan, dat een aantal maatregelen voor kiezers buiten Nederland samenhangt met de invoering van het Register niet-ingezetenen en de ontwikkeling van een nieuw stembiljet. Deze maatregelen zijn daarom niet uitgewerkt in het voorliggende wetsvoorstel, maar zullen in een volgend voorstel tot wijziging van de Kieswet worden opgenomen. Kan de regering schetsen welke maatregelen zij hier op het oog heeft? Waarom is de benodigde wijziging van de Kieswet niet tegelijk met het wetsvoorstel basisregistratie personen (33 219) ingediend? Deze leden geven de regering in overweging de betreffende maatregelen alsnog bij nota van wijziging aan het wetsvoorstel toe te voegen, zodat geen tijd verloren gaat.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de regering om alleen voor kiezers in het buitenland het in de Kieswet mogelijk te maken om hun stem met rood, blauw, zwart of groen schrijfmateriaal uit te mogen brengen. Zij vragen zich af waarom deze uitzondering wordt gemaakt. In welke landen zijn geen rode potloden verkrijgbaar?
De leden van de SGP-fractie vragen zich af of het niet verwarrend kan werken nu over de kleur van het schrijfmateriaal twee verschillende bepalingen in de Kieswet komen te staan. Is herkenbaarheid van de stem niet voldoende voor de telling van de stemmen?
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het standpunt van de regering, zoals ook in de MvT in paragraaf 5 verwoord, dat het niet wenselijk is kieskringen af te schaffen. Deze leden vinden het van belang, dat politieke partijen de mogelijkheid hebben om slechts in één of enkele kieskringen deel te nemen dan wel om gedifferentieerde lijsten per kieskring in te dienen.
Kan de regering in dit verband nader ingaan op de argumenten van de Kiesraad, dat het niet langer benutten van de kieskringen bij de kandidaatstellingsprocedure de transparantie van het verkiezingsproces ten goede komt en dat er in de praktijk geen reële behoefte meer aan kieskringen bij de kandidaatstellingsprocedure bestaat?
De leden van de ChristenUnie-fractie geven in overweging de indiening van kandidatenlijsten verder te vereenvoudigen. Zij constateren dat bij een lijst-ineenschuiving die bij de voorgaande verkiezingen niet bestond, een nieuwe lijst van twee of meer bestaande partijen, of een nieuwe lijst van een of meer bestaande partijen samen met een of meer nieuwe partijen, als een nieuwe partij wordt beschouwd en dientengevolge ondersteuningsverklaringen moet leveren, een borgsom moet betalen en moet loten voor een lijstnummer samen met andere nieuwe lijsten. Deze administratieve procedures zijn geïntroduceerd voor nieuwe partijen, maar kunnen dus ook zittende partijen raken die een nieuwe lijstineenschuiving aangaan. Zo zou een partij die recht heeft op lijstnummer 6 door het aangaan van een lijstineenschuiving dit lijstnummer moeten opgeven en moeten loten en daardoor bijvoorbeeld lijstnummer 12 kunnen krijgen.
Genoemde leden vragen of de regering de mening deelt dat de bepalingen voor nieuwe lijsten met betrekking tot ondersteuningsverklaringen, borgsom en lijstnummer onnodig en onwenselijk zijn indien een of meer partijen van een nieuwe ineengeschoven lijst reeds een zetel hebben verkregen bij de vorige verkiezingen. Zij geven in overweging de Kieswet op dit punt aan te passen. Een zelfde redenering zou volgens genoemde leden kunnen gelden in gevallen dat partijen fuseren of een nieuwe naam krijgen en de partij onder de oude naam/namen niet meer meedoet aan de verkiezingen.
Voorgesteld wordt het aantal dagen dat tussen de dag van de kandidaatstelling en de dag van de stemming verstrijkt enigszins te flexibiliseren. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe dat in de praktijk zal gaan. Kan dit bijvoorbeeld per verkiezing verschillen? Hoe lang van te voren wordt het aantal dagen dat tussen de dag van de kandidaatstelling en de dag van de stemming ligt bepaald? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
Enige flexibilisering van de dag van de kandidaatstelling en de dag van de stemming kan op begrip rekenen bij de leden van de SGP-fractie. Wel vragen zij zich af of het uitgangspunt steeds een periode blijft die vergelijkbaar is met de wettelijke termijnen.
Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering op het volgende punt. Voorgesteld wordt de dag van de stemming, in geval van gemeenteraadsverkiezingen, vast te stellen op een woensdag in de periode van 15 tot en met 21 maart. Ervan uitgaande dat dit reeds bij de verkiezingen in 2014 het geval zal zijn, betekent dit dan dat de huidige zittingstermijn van de gemeenteraden wordt verlengd? Hoe is dat geregeld?
De leden van de SGP-fractie vragen zich af om welke reden de huidige bepaling over verplaatsing van de verkiezingsdatum ontoereikend is.
De Kiesraad tekent bij de bepalingen over de verkiezingsdata aan dat de leesbaarheid van de bepalingen niet voldoende is voor niet-ingewijden. Overweegt de regering om de bepalingen hierover zodanig te herformuleren dat ze beter leesbaar zijn? Verder vragen deze leden of de wijziging van de datum van de verkiezingen naar een latere periode in maart ook automatisch doorwerkt naar de reguliere datum voor de verkiezingen van de Tweede Kamer, voor zover deze datum in maart valt.
Voorgesteld wordt om zolang de eilandsraden niet het recht hebben om de Eerste Kamer te kiezen niet-Nederlanders het actieve en passieve kiesrecht te geven voor de eilandsraden van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De leden van de VVD-fractie hebben begrip voor deze keuze, maar zij hechten eraan op te merken, dat dit naar hun mening alleen maar tijdelijk het geval kan zijn.
Voor de eilandsraden wordt voorgesteld terug te keren naar de regeling die gold voor de staatkundige vernieuwing, te weten dat een partij minimaal voldoende stemmen moet halen om zelfstandig één zetel te halen om in de raad vertegenwoordigd te kunnen zijn, in plaats van 75% van de kiesdeler om in aanmerking te komen voor de toewijzing van een restzetel. Dit brengt de leden van de VVD-fractie op de regeling voor gemeenten. Ook daar is het in bepaalde gevallen mogelijk dat 75% van de kiesdeler voldoende is voor een zetel. Heeft de regering overwogen om ook voor Nederlandse gemeenten te bepalen dat een partij minimaal voldoende stemmen moet halen om zelfstandig één zetel te halen. De argumenten die voor de BES-eilanden gelden, gelden in feite ook in kleine Nederlandse gemeenten. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
Eén van de zaken die in dit wetsvoorstel geregeld wordt is het actief en passief kiesrecht voor niet-Nederlanders bij de verkiezingen van de eilandraden op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze leden begrijpen dat deze wetswijziging de verkiezingen meer in lijn brengt met de gemeenteraadsverkiezingen in Nederland. Ook constateren deze leden dat het voor de legitimiteit van de eilandraden zeer nadelig is als een groot deel van de inwoners niet deel kan nemen aan de verkiezingen. Tegelijk constateren deze leden wel dat er spanning ontstaat tussen het amendement Remkes en deze wetswijziging, waarbij de regering in het midden laat hoe hiermee omgegaan wordt nadat de eilandraden mee mogen stemmen voor de Eerste Kamer. Deze leden vragen de regering allereerst hoeveel invloed de leden van de Eilandraden hebben op de zetelverdeling in de Eerste Kamer? Daarnaast denken de leden van de PvdA-fractie dat het belangrijk is dat de regering zich uitspreekt over de wenselijkheid van stemrecht voor alle inwoners van de BES-eilanden die er langer dan vijf jaar verblijven.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de regering om bij de eilandraadsverkiezingen op Bonaire, Saba en St.-Eustatia de kiesdrempel te verhogen van 75% naar 100% van de kiesdeler, om in aanmerking te komen voor een restzetel. Daarmee wordt de situatie van voor de staatkundige hervormingen hersteld. De regering constateert dat door de verlaagde kiesdrempel, waarmee is aangesloten bij het kiesstelsel in Nederland, er meer partijen in de eilandraden vertegenwoordigd zijn. Dat zou een negatief effect hebben gehad op de bestuurbaarheid van de eilanden. De leden van de SP-fractie achten het net als de regering wenselijk om te horen wat de eilandsraden en de bewoners van de eilanden hier zelf van vinden. De regering wacht de reactie van de eilandraden echter niet af en besluit nu al tot deze maatregel over te gaan. Deze leden zouden graag de drempel van 75% handhaven tot de reactie van de eilandraden is ontvangen is.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering inzichtelijk te maken op welke wijze de bestuurbaarheid van de openbare eilanden Bonaire, St- Eustatius en Saba ten nadele zijn beïnvloed door de regels voor restzetelverdeling voor kleine raden. Voorts vragen deze leden de regering hoe het voornemen om deze regels nu te wijzigen zich verhoudt tot de toezegging dat legislatieve terughoudend wordt betracht aangaande het invoeren van nieuwe regelgeving. Deze leden vragen de regering aan te tonen dat de bestuurbaarheid van de openbare lichamen door de genoemde restzetelverdeling dermate is aangetast dat een uitzondering op deze toezegging is gerechtvaardigd. Bovendien vragen deze leden de regering aan te geven op basis van welke criteria zij besluit af te zien van bovengenoemde toezegging daar waar wel legislatieve terughoudendheid wordt betracht bij andere onderwerpen. Deze leden vragen de regering bovendien kenbaar te maken hoe deze voorgenomen wijziging zich verhoudt tot de evaluatie van wetgeving die voor 2015 staat gepland.
De leden van de SGP-fractie vragen zich af of de wet niet te onduidelijk wordt met betrekking tot de toekenning van het kiesrecht ten aanzien van vreemdelingen. Waarom wordt er met het oog op de beoogde wijziging van de Grondwet niet meteen een definitieve regeling getroffen, zodat het aantal personen voor wie het kiesrecht geldt niet steeds wisselt.
Ook hebben de aan het woord zijnde leden vragen bij de regeling van de kiesdrempel voor de eilandraden. De voorgestelde regeling betekent dat voor de eilandraden andere regels gelden dan voor kleine gemeenteraden in het Europese deel van Nederland. Is wijziging van de regels echt noodzakelijk met het oog op de bestuurbaarheid?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Raad van State aangeeft dat er grenzen zijn aan de onafhankelijkheid van de Kiesraad als ZBO en dat er een verantwoordelijkheid blijft voor de minister. De leden van de PvdA-fractie hechten zeer aan de onafhankelijkheid van de Kiesraad, in het bijzonder in haar hoedanigheid als centraal stembureau. Kan de regering aan deze leden uitleggen welke grenzen er zijn aan de onafhankelijkheid van de Kiesraad en welke verantwoordelijkheid de minister van BZK heeft, waar hij op aangesproken kan worden?
De leden van de CDA-fractie onderstrepen de noodzakelijke onafhankelijke positie van de Kiesraad als centraal stembureau. De positie van de Kiesraad als gezaghebbend en onomstreden institutie dient gewaarborgd te zijn. De functie van de Kiesraad als expertisecentrum en adviesorgaan is daarvan een afgeleide.
Deze leden kunnen instemmen met de keuze van de regering om de Kiesraad onder de werking van de Kaderwet ZBO te brengen. Wel vragen zij de regering nader in te gaan op de vraag, wat de minister van BZK te doen staat in geval van taakverwaarlozing door de Kiesraad. De regering meent dat het niet voor de hand ligt dat de minister de taak van de Kiesraad in diens hoedanigheid van centraal stembureau zelf op zich neemt, gelet op de te waarborgen onafhankelijkheid. Hoewel deze leden zich een dergelijke situatie niet kunnen voorstellen, zouden zij graag een juridisch antwoord ontvangen op deze juridische vraag.
Met het oog op de eventuele taakverwaarlozing door de Kiesraad moeten naar de mening van de SGP-fractie duidelijke voorzieningen getroffen worden. De regering stelt dat het niet voor de hand ligt dat de regering zelf in dat geval de taken van de Kiesraad ter hand neemt. Tegelijkertijd wordt niet duidelijk aangegeven welke voorziening dan wel getroffen moet worden. Kan de regering toelichten waaraan wordt gedacht?
Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering op de voornemens voor toekomstige wetgeving. Er wordt gesteld dat de regering op termijn meer wijzigingen van de Kieswet voorziet. In 2012 zal dan ook een volgend wetsvoorstel in procedure gebracht kunnen worden, waarin onder meer aandacht zal zijn voor verdere vereenvoudiging voor kiezers buiten Nederland en de mogelijke introductie van een nieuw stembiljet. Los van deze punten vragen de leden van de VVD-fractie welke onderdelen van de Kieswet c.q. het kiesstelsel de regering nog meer voor verbetering vatbaar acht. Worden die onderdelen allemaal in het te verwachten wetsvoorstel opgenomen? Waarom staat er overigens dat het wetsvoorstel in procedure «kan» worden gebracht? Is indiening in 2012 niet zeker? Waar hangt de indiening van af?
De leden van de PvdA-fractie begrijpen de overwegingen van de regering om deze wijziging van de Kieswet nu los in te dienen, om ervoor te zorgen dat hij behandeld is voor de verkiezingen van de gemeenteraden in 2014. Er wordt echter gewerkt aan andere wijzigingen, waar ook veel behoefte aan is. Zo hechten de gemeenten veel waarde aan de mogelijkheid om elektronische hulpmiddelen in te zetten bij de telling van stemmen. De leden van de PvdA-fractie begrijpen deze wens van de gemeenten en zien potentiële voordelen in de snelheid en de nauwkeurigheid van tellingen, tegelijk stellen deze leden de waarborgen voor eerlijke en transparante verkiezingen voorop. Deze leden vragen de regering naar de voortgang met het onderzoek naar een ander kiesbiljet en de bijbehorende mogelijkheden van elektronisch tellen. Wanneer kan de Kamer hiervoor een wetsvoorstel tegemoet zien?
De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor het feit dat de VNG in haar commentaar op het conceptwetsvoorstel constateert, dat er vragen zijn over het stemgeheim in verband met de afmeting van de stembiljetten. De stembiljetten zijn zo groot, dat een oplettende toeschouwer in het stemlokaal zou kunnen zien op welke partij een stem wordt uitgebracht. De VNG heeft eerder aangegeven, dat de grote stembiljetten problematisch zijn op tal van onderdelen, zoals het telgemak. De leden van de CDA-fractie vragen in dit verband naar het door de regering ingestelde onderzoek om te komen tot een nieuw, hanteerbaar en (elektronisch) telbaar stembiljet. Wat is de stand van zaken?
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat de regering liever wacht op de uitkomsten van het onderzoek naar een nieuw stembiljet voordat beslist wordt over wijzigingen voor hertellingen en herstemmingen. Tegelijkertijd moet opgemerkt worden dat onduidelijkheid over de regels voor hertellingen en herstemmingen ongewenst is. Wat zijn de concrete bezwaren van de regering om hiervoor alvast een voorlopige regeling te treffen?
Ten aanzien van enkele punten die in de adviezen aan de orde zijn gesteld, leven bij de leden van de SGP-fractie vragen.
De Kiesraad heeft voorgesteld een bepaling op te nemen over de openbaarmaking van de uitslagen per stembureau via de Databank Verkiezingsuitslagen. De leden van de SGP-fractie vragen zich af of deze openbaarmaking voldoende geregeld is. Mogen de uitslagen die ter inzage liggen door ieder vrij gepubliceerd worden, dus ook in deze of een vergelijkbare databank?
Over de wettelijke basis voor het ambtshalve corrigeren van de processen-verbaal hebben deze leden ook een vraag. Zij vragen of er op dit moment geen enkele mogelijkheid is om kennelijke verschrijvingen te corrigeren. Wat is de betekenis hiervan voor de geldigheid van de uitslag van de verkiezingen?
Artikel I
Onderdeel N (artikel F 2)
Voorgesteld wordt, zo stellen de leden van de VVD-fractie vast, om in artikel F 2 Kieswet geen termijn meer te noemen waarbinnen de kandidaatstelling moet plaatsvinden. In geval van ontbinding van de Tweede Kamer vindt de kandidaatstelling plaats op een bij het koninklijk besluit tot ontbinding te bepalen dag. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de bandbreedte is waarbinnen die kandidaatstelling moet plaatsvinden. Er wordt gesteld dat er voldoende tijd wordt vrijgemaakt voor de voorbereiding van de kandidaatstelling. Hoe zal dat in de praktijk gaan? Vindt er bijvoorbeeld overleg plaats met politieke fracties c.q. politieke partijen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de termijn van drie maanden uit de Grondwet voor de duidelijkheid niet wordt overgenomen in de Kieswet.
Onderdeel AL (artikel I 10)
De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt voorgesteld om een nieuw derde lid in te voegen, waarmee wordt verduidelijkt dat een lijst slechts deel kan uitmaken van één lijstencombinatie. Zo wordt voorkomen dat lijst A zich met zowel lijst B, als lijst C verbindt, terwijl lijst B zich niet met lijst C heeft verbonden. Heeft de regering overwogen om lijstencombinaties onmogelijk te maken, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zo neen, waarom niet? Wat zijn de voor- en nadelen van lijstencombinaties? Gaarne krijgen zij een reactie van de regering.
Onderdeel BY (artikel M8)
In artikel M8 zijn geen uitzonderingen opgenomen voor de vernietiging, terwijl dit in andere bepalingen wel gebeurt. De leden van de SGP-fractie vragen hoe zich dit tot elkaar verhoudt.
De voorzitter van de commissie, Wolbert
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33268-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.