Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
van het Koninkrijk d.d. 16 december 2011 en het nader rapport d.d. 17 april 2012,
aangeboden aan de Koningin door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
mede namens de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Afdeling advisering
van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 18 november 2011, no.11.002.749, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister
van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
ter overweging aanhangig gemaakt de wijzigingen van het Verdrag inzake de Internationale
Organisatie voor Mobiele Satellieten; Londen, 2 oktober 2008 (Trb. 2009, 132), met toelichtende nota.
Het Verdrag beoogt de telecommunicatie voor de zeescheepvaart te verbeteren door het
beschikbaar stellen van de daarvoor benodigde satellietcapaciteit aan maritieme veiligheidsdiensten.
Daartoe is een intergouvernementele organisatie (INMARSAT) in het leven geroepen die
toezicht houdt op de onderneming die de satellieten exploiteert. De op 2 oktober 2008
overeengekomen wijzigingen van het Verdrag houden verband met de naamswijziging van
INMARSAT in Internationale Organisatie voor Mobiele Satellieten (IMSO), de beëindiging
van de monopoliepositie van de exploitant van de satellieten, en de aanwijzing van
de IMSO als coördinator van het zogeheten Long Range Identification and Tracking of
Ships systeem voor het op lange afstand identificeren en volgen van schepen.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking
van het verdrag. Zij plaatst evenwel een kanttekening bij de mogelijkheid dat de gelding
van het verdrag beperkt blijft tot Nederland, Curaçao en Aruba.
In de toelichtende nota wordt vermeld dat van Sint Maarten nog geen bevestiging van
medegelding is ontvangen.1 De Afdeling wijst erop dat het oorspronkelijke Verdrag en de naderhand daarin aangebrachte
wijzigingen gelden voor Sint Maarten. Gelet hierop en in aanmerking genomen de aard
van het Verdrag, dat de instelling en werkzaamheden van een intergouvernementele organisatie
regelt, acht de Afdeling het gewenst dat de op 8 oktober 2008 overeengekomen wijzigingen
ook voor Sint Maarten zullen gelden. De Afdeling adviseert de Koninkrijksregering
daarom te bevorderen dat de regering van Sint Maarten tot medegelding van het verdrag
voor Sint Maarten besluit.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 18 november 2011, nr. 11 002749,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 16 december 2011, nr. W15.11.0489/IV/K, bied ik U hierbij aan.
De Raad gaat in op de vermelding in de toelichtende nota dat van Sint Maarten nog
geen bevestiging van medegelding is ontvangen. Gelet op het feit dat het oorspronkelijke
Verdrag en nadien aangebrachte wijzigingen voor Sint Maarten gelden en gelet op de
aard van het verdrag adviseert de Raad te bevorderen dat ook de regering van Sint
Maarten besluit tot medegelding van het verdrag voor Sint Maarten. Inmiddels heeft
de regering van Sint Maarten besloten tot medegelding van het verdrag. De toelichtende
nota is op dit punt aangepast.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging
goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal
en aan de Staten van Curaçao, aan die van Sint Maarten en aan die van Aruba, nadat
aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,
H.D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken de Minister van Buitenlandse Zaken te machtigen gevolg te geven
aan zijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende
goedkeuring over te leggen aan de Eerste Kamer en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
en tevens voor te leggen aan de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten
van Sint Maarten.
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen