33 262 Wijziging van de Invorderingswet 1990 (Wet uitstel van betaling exitheffingen)

D NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 19 maart 2013

De memorie van antwoord geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de memorie van antwoord. Zij hebben daarover de navolgende vragen, waar de leden van de VVD-fractie zich bij aansluiten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben goede nota genomen van de opmerking van de regering in de memorie van antwoord dat bij de vormgeving van de aanpassingen die zijn neergelegd in dit wetsvoorstel nadrukkelijk is betrokken het belang van de Nederlandse fiscus bij het – ook na het vertrek van de vennootschap – daadwerkelijk belasting kunnen heffen over winsten die aan Nederland toerekenbaar zijn. De leden van de CDA-fractie onderschrijven dit streven. Desalniettemin vragen zij zich af of met inachtneming van dit streven dit wetsvoorstel voldoet aan het proportionaliteitscriterium. Zijn er niet minder vergaande oplossingen denkbaar die de beoogde doelstellingen evenzeer kunnen bereiken? Daarbij doelen deze leden in het bijzonder op het in alle gevallen van zetelverplaatsingen naar het buitenland in rekening brengen van rente en het eisen van zekerheden ter zake van de belastingheffing over ongerealiseerde winsten, terwijl dat in binnenlandse situaties van zetelverplaatsingen niet gebeurt. Deze leden wijzen erop dat in het Verenigd Koninkrijk alleen garanties worden geëist indien er een daadwerkelijk gevaar voor wanbetaling bestaat. Het eisen van garanties in alle gevallen acht het Verenigd Koninkrijk in strijd met de vrijheid van vestiging en het proportionaliteitsbeginsel. Landen als Duitsland en Frankrijk berekenen geen rente bij zetelverplaatsingen. In de Arcade Drilling AS zaak (E-15/11) heeft het EVA-Hof beslist dat alleen als er een «genuine and proven risk of non-recovery» bestaat er garanties mogen worden verlangd. Uit de zaak C-38/10, Commissie tegen Portugal, blijkt dat de Europese Commissie en de Advocaat-Generaal van mening zijn dat het berekenen van rente in dit soort gevallen «intrinsiek discriminerend» is. Dit roept de vraag op waarom Nederland dan zou moeten kiezen voor het in alle gevallen eisen van garanties en het berekenen van rente. Graag vernemen de leden van de CDA-fractie dan ook de onderbouwde visie van de regering op de stelling dat gelet op het voorgaande er meer proportionele oplossingen mogelijk zijn, waardoor wordt voorkomen dat discriminatie ontstaat tussen zetelverplaatsing in binnenlandse en grensoverschrijdende situaties en dat dientengevolge de fundamentele vrijheid van vestiging onnodig wordt aangetast.

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling en bij voorkeur binnen vier weken tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA), (voorzitter), Witteveen (PvdA), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), (vice-voorzitter), Bröcker (VVD), Kok (PVV) en Bruijn (VVD).

Naar boven