33 246 Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 8 juni 2012

Algemeen

Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van de inbreng van de fracties van de VVD, de PvdA, de PVV, het CDA en de SP. Het kabinet is verheugd met de belangstelling die het voorstel ontvangt bij deze fracties. Bij de beantwoording van de vragen is zoveel mogelijk de indeling en de volgorde gevolgd van het verslag.

Aanleiding

De leden van de fractie van de SP vragen welke eisen gesteld worden aan een goed werkende interne markt en waarom richtlijn 77/799/EEG1 niet meer voldoet aan deze eisen. Door de globalisering is de mobiliteit van belastingplichtigen fors toegenomen evenals het aantal grensoverschrijdende transacties. Een lidstaat kan zijn eigen belastingstelsel niet meer beheren zonder inlichtingen van andere lidstaten. Lidstaten zijn dus steeds meer afhankelijk van de inlichtingen van andere lidstaten. Een goed werkende interne markt is daarom gebaat bij een goede administratieve samenwerking op het gebied van belastingheffing en het voorkomen van belastingfraude. De nieuwe richtlijn bevat dan ook ten opzichte van richtlijn 77/799/EEG een aantal uitbreidingen en versterkingen van de wederzijdse bijstand. Om deze redenen heeft de Commissie besloten de bestaande richtlijn (richtlijn 77/799/EEG) voor wederzijdse bijstand uit 1977 te moderniseren.

Opzet en inhoud van de richtlijn

De leden van de fracties van de VVD, de PvdA en de SP vragen welke voorwaarden gesteld worden aan de automatische gegevensuitwisseling en hoe de geheimhouding ten aanzien van deze vorm van gegevensuitwisseling is geborgd. Tevens vragen zij op welke wijze het gebruik van de gegevens begrensd is. Acht het kabinet deze waarborgen voldoende, zo vragen de leden van de fractie van het CDA. Allereerst merk ik op dat dit voorstel van wet een wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening (hierna: WIB) inhoudt en dat een belangrijk aantal onderwerpen al geregeld is in de WIB, zoals de geheimhouding. Dit voorstel van wet brengt daar geen materiële verandering in, maar door de voorgestelde gewijzigde vormgeving van de WIB is dit onderwerp op een andere plaats in de wet terecht gekomen. Deze verplaatsing houdt verband met de voorgestelde wijziging van de indeling van de WIB, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen door Nederland te verstrekken en door Nederland te ontvangen inlichtingen. Het voorgestelde artikel 16 (nu artikel 14, tweede lid) borgt de geheimhouding van gegevens van onder meer Nederlanders in het buitenland doordat Nederland geen gegevens verstrekt aan staten die geen geheimhoudingsplicht kennen. Deze weigeringsgrond geldt voor alle vormen van bijstand, dus ook voor de automatische gegevensuitwisseling. Alle EU-lidstaten kennen een verplichting tot geheimhouding voor ambtenaren van de belastingadministratie. Aangezien de automatische gegevensuitwisseling op basis van de richtlijn alleen plaats vindt tussen EU-lidstaten is de geheimhouding voldoende gewaarborgd. Verder vindt de uitwisseling van gegevens plaats via het gemeenschappelijke communicatienetwerk (CCN), dat de Europese Unie heeft ontwikkeld voor elektronisch berichtenverkeer tussen lidstaten. De situaties waarin de ontvangen inlichtingen in een andere EU-lidstaat gebruikt mogen worden, zijn limitatief opgesomd in de voorgestelde wijziging van de WIB. Naast de heffing van belastingen kunnen de inlichtingen worden gebruikt voor de invordering van belastingen, de vaststelling en invordering van verplichte sociale zekerheidsbijdragen en voor mogelijk tot bestraffing leidende gerechtelijke en administratieve procedures wegens overtreding van de belastingwetgeving. Voor andere doeleinden moet expliciet toestemming worden gevraagd. Derde staten moeten altijd toestemming vragen om de ontvangen inlichtingen te gebruiken voor andere doeleinden dan de heffing van belastingen. Ik acht dit op zichzelf beschouwd voldoende bescherming voor belastingplichtigen.

De leden van de fractie van de PvdA vragen voorts of de (automatische) gegevensuitwisseling betekent dat van elke EU-burger automatisch zijn of haar inkomen- en vermogenspositie bekend wordt en waarom dit niet op basis van een (beargumenteerd) verzoek plaatsvindt. Ik merk op dat de uitwisseling van inlichtingen alleen betrekking heeft op die EU-burgers die inkomsten en vermogen hebben in een andere lidstaat dan waarvan zij ingezetene zijn. Alleen met betrekking tot die situaties kan immers dubbele heffing of een heffingsvacuüm en belastingontwijking ontstaan. Gegevensuitwisseling is een belangrijk instrument om in grensoverschrijdende situaties belastingaanslagen correct te kunnen vaststellen. De gegevensuitwisseling kan volgens de WIB automatisch, op verzoek of spontaan plaatsvinden. De gegevens die vallen onder de categorieën genoemd in het voorgestelde artikel 6a van de WIB zullen binnen de EU in beginsel automatisch worden uitgewisseld, zijnde de categorieën arbeidsinkomen, directiehonoraria, levensverzekeringsproducten, pensioenen en eigendom van en inkomsten uit onroerende zaken. De gegevens die op verzoek, dan wel spontaan, worden uitgewisseld kunnen betrekking hebben op alle gegevens die naar verwachting van belang zijn voor de heffing van belastingen.

De leden van de fractie van de PvdA vragen of het kabinet het met deze leden eens is dat verdergaande gegevensuitwisseling wenselijk is en of het kabinet bij de volgende Europese Raad wil pleiten voor verdergaande gegevensuitwisseling. De leden van de fractie van de SP vragen waarom er niet voor gekozen is om voor meer categorieën automatische gegevensuitwisselingen te laten plaatsvinden en voor welke categorieën er niet is gekozen voor automatische gegevensuitwisseling. In reactie op de vragen van de leden van de fracties van de PvdA en de SP wil ik er op wijzen dat de gekozen categorieën een uitkomst zijn van de onderhandelingen in Brussel over de nieuwe bijstandsrichtlijn. Tijdens de gesprekken bleek dat niet alle lidstaten in staat zijn om gegevens over alle inkomenscategorieën automatisch uit te wisselen. Een automatische uitwisseling van alle inkomenscategorieën zou tot een scheve verhouding kunnen leiden waarbij sommige lidstaten informatie over alle inkomenscategorieën zouden uitwisselen waar geen of zeer weinig informatie van bepaalde lidstaten tegenover zou staan. Daarom is er voor gekozen om te beginnen met inkomenscategorieën die veel lidstaten wel al geautomatiseerd hebben en in een later stadium te praten over mogelijke uitbreiding. De bulk inkomenscategorieën zoals arbeidsinkomen of pensioenuitkeringen zijn door hun omvang in praktische alle landen al geautomatiseerd. Inkomenscategorieën die meer zien op bedrijfsinformatie zoals rente-, dividend- en royalty-uitkeringen zijn in bepaalde lidstaten nationaal niet geautomatiseerd. Daarom is, als werkbaar compromis, gekozen voor een stap voor stap benadering. De Commissie zal uiterlijk in 2017 de automatische uitwisseling van informatie evalueren. Op basis van die bevindingen van de Commissie zal een discussie gehouden worden over de uitbreiding van de categorieën. Een uitbreiding zou, dit in antwoord op de vraag van de leden van de fractie van de SP hierover, inderdaad kunnen bijdragen aan meer inkomsten voor de staat. Overigens kunnen, dit in reactie op de vraag van de leden van de fractie van de PvdA hierover, onduidelijkheden over de diverse inkomenscategorieën worden opgelost in een comité waarin alle lidstaten participeren.

De leden van de fractie van de PvdA vragen of ook gegevens van bedrijven opgevraagd kunnen worden, aangezien het begrip persoon ruim gedefinieerd is. Met betrekking tot niet-natuurlijke personen vindt inlichtingenuitwisseling voornamelijk spontaan en op verzoek plaats. Dat is nu reeds mogelijk en dat verandert niet. De richtlijn laat de mogelijkheid aan lidstaten om bilateraal verdergaande afspraken over informatie uitwisseling te maken. Omdat het hier gaat om bilaterale afspraken zijn de lidstaten vrij af te spreken wat ze wensen zolang, zoals eerder al aangegeven, de afspraken maar verder gaan dan hetgeen is opgenomen in de richtlijn. Nederland zet vooral in op de automatische informatie uitwisseling. Nederland heeft al eerder met een aantal EU-lidstaten (België, Duitsland, Denemarken, Estland, Frankrijk, Hongarije, Litouwen, Polen, Slovenië, Spanje, Tsjechië en Zweden) verdergaande afspraken over automatische uitwisseling van informatie gemaakt. Deze afspraken zijn (mede) gebaseerd op de bilaterale verdragen met deze landen en zijn vastgelegd in via de Staatscourant gepubliceerde Memoranda of Understanding (MoU). Deze MoU’s zijn niet beperkt tot natuurlijke personen. Met een aantal andere EU-lidstaten zijn onderhandelingen gestart over verdergaande automatische inlichtingenuitwisseling (Finland, Ierland, Italië, Luxemburg, Portugal en Slowakije). Het is mijn beleid om in te zetten op een zo adequaat mogelijke automatische inlichtingenuitwisseling met alle EU-lidstaten.

De leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet een visie kan geven over de vraag of de uitbreiding van de automatische gegevensuitwisseling voldoende is of dat er aanvullende stappen nodig zijn om belastingfraude, belastingontwijking en belastingontduiking effectief tegen te gaan. Het bestrijden van fraude en belastingontduiking is een doorlopend proces waarvoor meerdere internationale instrumenten gebruikt kunnen worden, zoals diverse richtlijnen en verordeningen. De internationale bijstandsrichtlijn, die geïmplementeerd wordt in dit voorstel van wet, is één van deze instrumenten en op dat gebied wordt een belangrijke stap voorwaarts gezet. Ook op andere terreinen vinden deze verbeterslagen plaats. Ik wijs hierbij op de Wederzijdse bijstandsrichtlijn op het gebied van invordering die in 2011 is geïmplementeerd in de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012 (Stb. 2011, 632). Ook buiten de EU worden er stappen gezet op het gebied van informatie uitwisseling zoals in het Global Forum on transparancy and exchange of information for tax purposes binnen de OESO en op bilaterale basis in belastingverdragen.

De leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet kan toelichten of de uitbreiding van de automatische gegevensuitwisseling tevens gaat gelden voor spaartegoeden en wat dat betekent voor de aanpak van zwartspaarders. Voor de automatische gegevensuitwisseling van spaartegoeden geldt sinds 1 juli 2005 de Europese spaarrenterichtlijn (2003/48/EG). Ook deze richtlijn is geïmplementeerd in de WIB.

De leden van de fractie van de SP vragen waarom er gekozen is voor een termijn van zes maanden om inlichtingen te verstrekken na een verzoek. Om een tijdige en derhalve effectieve inlichtingenuitwisseling mogelijk te maken bevat de nieuwe richtlijn termijnen voor het verstrekken van inlichtingen op verzoek. De inlichtingen moeten zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden worden verstrekt. Inlichtingen die zich bevinden in de bestanden of dossiers van de Belastingdienst dienen echter reeds binnen uiterlijk twee maanden te worden verstrekt. De termijn van uiterlijk zes maanden is vastgesteld met het oog op de tijd die nodig is om (nader) onderzoek te doen bij derden of bij de belastingplichtige teneinde de gevraagde inlichtingen te achterhalen. Deze leden vragen voorts of kan worden aangegeven binnen welke termijn wederzijdse bijstand geleverd moet worden en of er sancties staan op het overschrijden van deze termijnen. Een verzoek om inlichtingen moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek beantwoord worden. Automatische gegevensuitwisseling vindt ten minste eenmaal per jaar plaats binnen zes maanden na het verstrijken van het belastingjaar in de loop waarvan de inlichtingen beschikbaar zijn gekomen. Een lidstaat verstrekt spontaan inlichtingen binnen één maand nadat de inlichtingen beschikbaar zijn gekomen. Er staan geen sancties op het niet binnen deze termijnen verlenen van bijstand. De richtlijn is tot stand gekomen in samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten. De Commissie en de lidstaten streven hetzelfde doel na en hebben alle belang bij een goed werkende wederzijdse bijstand.

De leden van de fractie van de PvdA vragen waarom lokale heffingen onder de automatische uitwisseling vallen. Zij vragen wat de toegevoegde waarde daarvan is en op welke momenten er internationaal sprake kan zijn van dubbele lokale heffing.

Lokale heffingen vallen onder de reikwijdte van de richtlijn maar vallen niet expliciet onder de automatische uitwisseling van informatie. De inkomenscategorieën die op automatische basis worden uitgewisseld zijn: arbeidsinkomen, directiehonoraria, levensverzekeringen en eigendom en inkomsten uit onroerend goed. Dit betekent dat voor Nederland de automatische uitwisseling van inlichtingen geen betekenis heeft voor de lokale heffingen. Er zijn echter lidstaten die wel op lokaal niveau inkomstenbelastingen heffen en voor deze lidstaten zou de situatie wel eens anders kunnen uitvallen. De richtlijn voorziet overigens wel in de mogelijkheid van informatie uitwisseling op verzoek dan wel spontane informatie uitwisseling van lokale heffingen, mochten lokale heffingen de heffingsgrondslag van een andere lidstaat raken.

De leden van de fractie van de PvdA vragen in hoeverre lidstaten zelf nog kunnen bepalen welke heffingen zij onder «belastingen» vinden vallen en welke niet. Voorts vragen de leden van de fractie van de PvdA waarom het advies van de Raad van State niet is gevolgd om expliciet aan te geven dat leges en contributies niet onder het begrip belastingen vallen. Elke vorm van belasting valt onder de wederzijdse bijstand, dit neemt niet weg dat andere lidstaten inderdaad een afwijkende nationale omschrijving zouden kunnen hanteren van hetgeen onder het begrip «belastingen» valt. Wanneer een verzoek om inlichtingen wordt verkregen, zal zelfstandig door Nederland worden beoordeeld of het verzoek ziet op belastingen die onder de reikwijdte van de wederzijdse bijstand vallen waarop de richtlijn en de WIB zien. Daarbij hoeft Nederland niet de opvatting van de andere lidstaat over hetgeen onder belastingen valt, te erkennen en te volgen. Nederland hoeft die lidstaat geen inlichtingen te verstrekken indien de verstrekking niet strekt tot uitvoering van de richtlijn. In de richtlijn is nadrukkelijk opgenomen dat leges en retributies niet behoren tot de belastingen waarop de richtlijn ziet. Dit is niet overgenomen in het wetsvoorstel, aangezien vanuit Nederlands perspectief duidelijk is dat leges en retributies niet als belastingen zijn aan te merken. Aangezien Nederland zelf beoordeelt of een verzoek om inlichtingen ziet op belastingen dan wel op leges en retributies is het niet nodig dit onderscheid nadrukkelijk op te nemen in de WIB.

De leden van de fractie van de PVV vragen of de parkeerbelasting onder de reikwijdte van de wederzijdse bijstand vallen. Parkeerbelastingen vallen ook onder de reikwijdte van de WIB. De inschatting is echter dat gemeenten (bijna) geen verzoek om inlichtingen zullen doen op grond van de WIB. Hun verzoeken zullen over het algemeen op het terrein van de invordering van de parkeerbelastingen liggen. Daarvoor zullen zij een beroep doen op de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012.

Vanuit het buitenland zullen naar verwachting ook niet veel verzoeken komen op het gebied van lokale heffingen. Niettemin is Richtlijn 2011/16/EU ten opzichte van de oude richtlijn uitgebreid met het lokale belastinggebied, zodat implementatie vereist is.

De leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet kan bevestigen dat degene op wie de informatie betrekking heeft geen rechtsmiddel heeft. Op grond van de richtlijn kan op drie manieren informatie worden uitgewisseld, namelijk op verzoek, spontaan en automatisch. Bij informatieverstrekking op verzoek en spontaan vindt een kennisgeving plaats op grond waarvan degene die de informatie verstrekt in bezwaar en beroep kan gaan tegen de informatie-uitwisseling. Achtergrond van de mogelijkheid van bezwaar of beroep tegen de inlichtingenverstrekking is te voorkomen dat onjuiste inlichtingen worden versterkt aan het buitenland. Het is dus correct, zoals de leden van de fractie van het CDA veronderstellen, dat voor degene op wie de informatie betrekking heeft geen rechtsmiddel openstaat. Bij automatische gegevensuitwisseling staat ook geen rechtsgang open tegen de verstrekking van informatie voor degene van wie de informatie afkomstig is. Zo wordt een effectieve en efficiënte uitwisseling van inlichtingen mogelijk. Uiteraard staat een belastingplichtige over wie de inlichtingen zijn verstrekt wel de rechtsmiddelen open tegen de hem op basis van de verstrekte inlichtingen opgelegde belastingaanslag. Overigens blijkt in de praktijk dat het verstrekken van onjuiste inlichtingen zich zo goed als niet voordoet. Voorts is de relatie tussen de Nederlandse bevoegde autoriteiten voor de inlichtingenuitwisseling en de bevoegde autoriteiten voor de inlichtingenuitwisseling in de andere EU-lidstaten zodanig dat een mogelijke onjuistheid onmiddellijk kan worden rechtgezet. Gelet op het voorgaande acht het kabinet, dit in reactie op de vraag hierover van de leden van de fractie van het CDA, uitbreiding van de mogelijkheden om bezwaar of beroep aan te tekenen tegen de inlichtingenuitwisseling niet nodig, ook niet nu de reeds bestaande inlichtingenuitwisseling met EU-lidstaten wordt geïntensiveerd. In november 2011 is uw Kamer nog geïnformeerd over de uitkomsten van het rapport dat de OESO over Nederland heeft uitgebracht.2 In het rapport zijn enkele suggesties opgenomen om een efficiëntere inlichtingenuitwisseling te realiseren, die het kabinet bestudeert. Naar verwachting kunnen deze suggesties volgend jaar leiden tot aanpassingen van de WIB.

De leden van de fractie van het CDA vragen wat de gevolgen voor derde landen zijn van het feit dat spontane informatieverstrekking voor lidstaten verplicht wordt. De mogelijkheid tot spontane inlichtingenuitwisseling in de relatie tot niet-lidstaten op basis van een bilateraal belastingverdrag of het multilaterale Verdrag inzake wederzijdse bijstand in fiscale aangelegenheden (WABB-verdrag) wordt niet beïnvloed door de verplichting voor lidstaten om spontaan informatie te verstrekken.

De leden van de fractie van de SP vragen in welke gevallen het nodig kan zijn dat ambtenaren uit de ene lidstaat aanwezig zijn in een andere lidstaat. In de volgende bijzondere situaties kan het gewenst zijn, dat een ambtenaar uit de ene lidstaat aanwezig is op het grondgebied van een andere lidstaat:

  • inlichtingenverzoeken, waarbij indicaties bestaan van grensoverschrijdende onregelmatigheden en/of fraude van aanzienlijke omvang in een van beide of in beide staten;

  • complexe inlichtingenverzoeken, waarbij de specifieke kennis van de ambtenaar kan bijdragen aan verduidelijking van en efficiëntere behandeling van de verzoeken;

  • inlichtingenverzoeken, waarin termijnoverschrijding (verjaring) dreigt; en

  • gezamenlijke onderzoeken in het kader van bilaterale of multilaterale controles.

Overig

De leden van de fractie van de PVV vragen welke maatregelen kunnen worden genomen als een lidstaat zijn verplichtingen niet nakomt. De in de richtlijn neergelegde verplichtingen van Nederland zijn in beginsel niet afhankelijk van de mate waarin andere lidstaten informatie verstrekken. Er is echter wel onderkend dat de richtlijn niet mag leiden tot een disproportionele scheefgroei in de informatieverstrekking tussen de lidstaten. Om deze reden is in de richtlijn opgenomen dat informatieverstrekkende lidstaten de informatie niet automatisch hoeven te verstrekken aan lidstaten die zelf voor geen enkele categorie op automatische basis informatie verstrekken. Of deze afspraak voldoende is om scheve verhoudingen tegen te gaan, zal moeten blijken uit de toekomstige analyse van de Commissie, die de werking van de richtlijn in 2017 zal evalueren. De Europese Commissie controleert bovendien de naleving van de richtlijn door de lidstaten, en zal, eventueel naar aanleiding van klachten, lidstaten die naar haar mening in gebreke blijven hier op aanspreken. Dit kan uiteindelijk leiden tot een veroordeling bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

De leden van de fractie van de SP vragen of een lidstaat verplicht is te antwoorden wanneer de minister van Financiën aan die lidstaat vraagt wat het effect is geweest van verstrekte inlichtingen. Op grond van artikel 14 van de richtlijn kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen heeft verstrekt, de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen heeft ontvangen verzoeken terug te melden wat het effect is geweest van de verstrekte inlichtingen. Artikel 14 van de richtlijn is geïmplementeerd in artikel 29 van de WIB in het geval Nederland de inlichtingen heeft ontvangen. In de omgekeerde situatie (in artikel 15 van de WIB) hoeft slechts geregeld te worden dat de minister van Financiën een verzoek kan doen om terugmelding. Immers de invulling van de terugmelding dient in de andere lidstaat geregeld te worden. Voorwaarden zijn dat de terugmelding zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden nadat het resultaat van het gebruik van de inlichtingen bekend is, gedaan moet worden. Hierop staan geen sancties, de lidstaten vertrouwen erop dat teruggemeld wordt en dat de vragen eerlijk beantwoord worden.

Uitvoeringskosten, administratieve lasten en opbrengsten

De leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet door de ervaring die intussen is opgedaan met de automatische uitwisseling van informatie over rentebetalingen, inzicht kan geven in de verwachting van die participatie. Alle EU-lidstaten, met uitzondering van Luxemburg en Oostenrijk, participeren in de automatische inlichtingenuitwisseling onder de spaarrenterichtlijn. Het is echter op dit moment nog niet duidelijk of dit betekent dat alle EU-lidstaten, met uitzondering van Luxemburg en Oostenrijk, volledig zullen participeren in de automatische uitwisseling van alle vijf de gegevensstromen genoemd in artikel 8, eerste lid, van de richtlijn. Dit hangt af van de (juridische, praktische en automatiseringstechnische) mogelijkheden die lidstaten beschikbaar hebben om de betreffende gegevensstromen op automatische wijze te verstrekken aan andere EU-lidstaten. Voor het eind van dit jaar zal met betrekking tot alle lidstaten duidelijk moeten zijn welke gegevenscategorieën (en tot welk detailniveau) zij zullen gaan aanleveren.

Artikelsgewijze toelichting

De leden van de fractie van het CDA vragen of nader toegelicht kan worden waarom artikel 15 wel betrekking heeft op informatieverstrekking op verzoek en spontane informatieverstrekking, maar niet op automatische informatie-uitwisseling. Artikel 15 hoeft niet te zien op de automatische informatie-uitwisseling, want in het geval van automatische informatie-uitwisseling wordt de Commissie jaarlijks door middel van statistieken geïnformeerd over de omvang van de automatische gegevensuitwisseling. Daarbij worden ook gegevens verstrekt betreffende administratieve en andere toepasselijke kosten en baten die voor belastingdiensten en derden zijn gerezen met betrekking tot de verrichte uitwisselingen. De Commissie zal voor 1 juli 2017 een verslag presenteren met een overzicht en een beoordeling van de ontvangen statistieken en gegevens, de kosten en de baten van de automatische uitwisseling van inlichtingen, en de daarmee samenhangende praktische aspecten.

De leden van de fractie van de SP vragen zich af wat bedoeld wordt met «in beginsel» als er staat dat verstrekte inlichtingen in beginsel alleen gebruikt mogen worden voor de heffing van belastingen. Met «in beginsel» wordt bedoeld dat de hoofdreden voor het gebruik van de inlichtingen de heffing van belastingen is, maar dat er andere doeleinden zijn waarvoor de verkregen inlichtingen ook kunnen worden gebruikt. Deze andere doeleinden zijn limitatief opgesomd in artikel 17, eerste lid, onderdelen a tot en met c van de WIB. Voor gebruik buiten deze doeleinden moet toestemming worden verleend door de minister van Financiën. Ook hier geldt dat de lidstaten in onderling vertrouwen ervan uit mogen gaan dat de uitgewisselde inlichtingen uitsluitend gebruikt worden voor de limitatief in de richtlijn en de WIB opgesomde doeleinden.

Ten slotte vragen de leden van de fractie van de SP wie kunnen worden aangemerkt als deskundigen. Op grond van richtlijn 2011/16/EU brengt Nederland geen kosten in rekening aan een andere lidstaat bij het verlenen van wederzijdse bijstand, tenzij het kosten betreft die betaald zijn aan deskundigen. Hierbij kan met name worden gedacht aan gespecialiseerde bijstand, zoals bijstand van advocaten en materiedeskundigen die moeten worden ingehuurd door de Nederlandse overheid, bij het voeren van (gerechtelijke) procedures om aan een inlichtingenverzoek van een andere lidstaat te kunnen voldoen.

De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers


X Noot
1

Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten op het gebied van de directe belastingen (PbEG 1977, L 336).

X Noot
2

Kamerstukken II 2011/12, 25 087, nr. 28.

Naar boven