Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de
leden van de fractie van de SP en is verheugd dat deze leden erkentelijk zijn voor
het tijdig indienen van dit wetsvoorstel ten behoeve van een spreiding van fiscale
wetgeving.
Belastingvrijstelling kostenbijdrage voor pleegouders
De leden van de fractie van de SP vragen de horizonbepaling die is opgenomen bij de
belastingvrijstelling voor pleegvergoedingen te laten vervallen en een eventueel inkomenselement
van deze pleegvergoedingen weg te nemen door aanpassing van die vergoedingen. Onder
pleegvergoedingen wordt in dit verband verstaan de subsidies die voor de opvoeding
en verzorging van de in het gezin van de pleegouder geplaatste kinderen aan pleegouders
worden verstrekt. Voor de horizonbepaling is gekozen om te toetsen of met de maatregel
het daarmee beoogde doel wordt verwezenlijkt. Met name bij een groot aantal pleegkinderen
en dito aantal vergoedingen, kan in individuele gevallen door de kosten van de pleegzorg
tot een minimum te beperken, in theorie een voordeel ontstaan van een omvang die dusdanig
is dat belastingheffing daarover in de rede ligt. Er zijn echter geen aanwijzingen
dat zich op dit moment gevallen voordoen waarbij door pleegouders wordt getracht een
voordeel te behalen met de pleegvergoedingen. Onduidelijk is echter in welke mate
de mogelijkheid van belastingheffing over die vergoedingen zoals die nu bestaat daaraan
bijdraagt. De horizonbepaling is opgenomen om in de periode tot 2018 te bezien of
het in alle gevallen vrijstellen van de pleegvergoedingen geen aanzuigende werking
heeft vanwege de (theoretische) mogelijkheid om voordeel te behalen met de pleegvergoedingen.
Indien uit de aangekondigde evaluatie blijkt dat van een aanzuigende werking geen
sprake is, zal de horizonbepaling vervallen en wordt de vrijstelling structureel.
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal de evaluatie tijdig afronden
zodat eventuele onzekerheid van pleegouders op dit gebied ruim voor het eventueel
vervallen van de vrijstelling zal worden weggenomen.
Bovendien is het zo dat het bedrag van de pleegvergoedingen waar recht op bestaat,
zo veel mogelijk aansluit bij de hoogte van de kosten die hier gemiddeld tegenover
staan. Dit laat echter onverlet dat individuele pleegouders meer of minder kosten
ten behoeve van hun pleegkinderen maken. De hoogte van de pleegvergoeding wordt echter
niet per individu vastgesteld. Het uitsluiten van een eventueel voordeel in individuele
gevallen, kan dus slechts worden bereikt door deze generieke bedragen dusdanig laag
vast te stellen dat ieder mogelijk voordeel is uitgesloten. In dat geval zou een belastingvrijstelling
echter ook niet langer noodzakelijk zijn. Bovendien zou dit ten koste gaan van pleegouders
die meer dan dit absolute minimumbedrag aan hun pleegkinderen besteden.
Vrijstelling erfbelasting «steunstichtingen SBBI»
De leden van de fractie van de SP vragen hoe de vrijstelling van erfbelasting voor
de steunstichtingen SBBI zich verhoudt tot het feit dat een stichting maximaal één
kalenderjaar aangemerkt kan worden als een steunstichting SBBI. In dit kader lijkt
het erop dat het testament en de overlijdensdatum een strak plan moeten volgen, aldus
deze leden. De steunstichting SBBI vindt haar oorsprong in het amendement van de leden
Omtzigt en Neppérus1. Gezien de beperkte budgettaire ruimte voor het amendement van € 7 miljoen is aan
de kwalificatie van steunstichting SBBI onder meer de voorwaarde gesteld dat een stichting
slechts één kalenderjaar lang als steunstichting SBBI kan kwalificeren. Tijdens de
behandeling van de Geefwet in de Eerste Kamer heb ik in de richting van de heer Essers
toegezegd dat ik in aanvulling op genoemd amendement een vrijstelling van schenkbelasting
zou opnemen voor schenkingen verkregen door een steunstichting SBBI. In het onderhavige
wetsvoorstel wordt gevolg gegeven aan deze toezegging. Hoewel de verwachting is dat
een steunstichting SBBI voornamelijk schenkingen zal krijgen en slechts sporadisch
een legaat, is in dit wetsvoorstel eveneens een vrijstelling van erfbelasting opgenomen
voor verkrijgingen door een steunstichting SBBI, omdat er geen reden is om bij deze
vrijstelling een onderscheid te maken tussen de beide belastingen.
De staatssecretaris van Financiën,
F. H. H. Weekers