Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt,
omdat het zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele
aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 8 maart 2012, nr. 12.000555,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 28 maart 2012, nr. W06.12.0062/III, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Afdeling geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Met betrekking tot de redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft
in de bijlage bij haar advies, merk ik het volgende op.
De Afdeling adviseert om in de in artikel 10b.1 van de Wet IB 2001 op te nemen horizonbepaling
ter zake van de in artikel 3.13, eerste lid, onderdeel j, van de Wet IB 2001 op te
nemen vrijstelling ook reeds de gevolgen te regelen die het vervallen van die vrijstelling
zal hebben voor het slot van artikel 3.13, eerste lid, van de Wet IB 2001. Net als
bij de andere in artikel 10b.1 van de Wet IB 2001 opgenomen of per 1 januari 2013
op te nemen horizonbepalingen is er bewust voor gekozen om de precieze gevolgen van
het daadwerkelijk vervallen van de in de horizonbepaling opgenomen of te nemen bepalingen
te zijner tijd te regelen, zodat daarbij meteen de op dat moment geldende wettekst
als uitgangspunt kan worden genomen. Overigens is van de gelegenheid gebruikgemaakt
om de horizonbepaling die betrekking heeft op artikel 3.13, eerste lid, onderdeel
j, van de Wet IB 2001 niet op te nemen in het derde lid van artikel 10b.1 van de Wet
IB 2001, maar in het tweede lid van dat artikel, onder vernummering van het ingevolge
artikel II, onderdeel U, van het Belastingplan 2012 per 1 januari 2013 aan artikel
10b.1 van de Wet IB 2011 toe te voegen tweede lid tot derde lid. Achtergrond van deze
wijziging is dat op deze wijze de verschillende leden in de volgorde worden geplaatst
van de data waarin de daarin genoemde bepalingen in beginsel komen te vervallen.
Aan de overige kanttekeningen is gevolg gegeven.
Ten slotte is van de gelegenheid gebruikgemaakt om het voorstel van wet aan te vullen
met enkele technische wijzigingen. Voorts is een aantal redactionele en technische
verbeteringen in het voorstel van wet en de memorie van toelichting aangebracht.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De staatssecretaris van Financiën,
F. H. H. Weekers