33 244 Wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de nadere aanduiding van enige begrippen uit deze wet en enige andere wijzigingen

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 15 juni 2012

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

     

1.

Algemeen

1

2.

Het wetsvoorstel

2

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de nadere aanduiding van enige begrippen uit deze wet en enige andere wijzigingen.

Deze leden achten het logisch dat de aanduiding van de minister van Infrastructuur en Milieu wordt geactualiseerd. De leden van de VVD-fractie zien geen problemen bij de toevoeging van de bepaling, die erop toeziet dat, indien het toezicht op de naleving van de wet wordt opgedragen aan ambtenaren van provincies, gemeenten en waterschappen, dit gebeurt in overeenstemming met de besturen van deze provincies, gemeenten en waterschappen. Voor het overige hebben zij nog een enkele vraag.

De leden van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden willen hierover enkele vragen stellen aan de regering.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden willen de regering graag nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. De aanleiding voor het onderhavige wetsvoorstel is om de Arbeidstijdenwet te verduidelijken en definities van «arbeidstijd» en «rusttijd» voor te stellen, na een uitspraak in de zaak Mandemakers van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zo begrijpen deze leden. Zij zijn het eens met het doel van het wetsvoorstel om een volledige handhaving door de Inspectie SZW mogelijk te maken. Deze leden hebben hierbij nog wel enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel en hebben een aantal vragen.

2. Het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering kan waarborgen dat algemeen geformuleerde wettelijke normen ook daadwerkelijk gesanctioneerd kunnen worden. Als bijvoorbeeld niet vaststaat in welke gevallen reistijd tot de arbeidstijd gerekend moet worden, hoe kan er dan een algemene sanctie worden opgelegd? Deze leden vragen of de regering een uitgebreide reactie hierop kan geven.

De leden van de VVD-fractie vragen, in het licht van hetgeen de afdeling advisering van de Raad van State hierover heeft opgemerkt op dit punt, in hoeverre het risico wordt gelopen dat er geen sancties kunnen worden opgelegd.

De leden van de PvdA- en CDA-fracties vragen welke gevolgen de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op dit moment heeft voor de handhaving van de Arbeidstijdenwet. De leden van de PvdA-fractie constateren daarbij dat de regering, tot aan de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad steeds heeft gemeend dat het helder was dat er sprake is van arbeidstijd indien sprake is van het op enigerlei wijze besteden van tijd aan werkzaamheden, ongeacht of daarmee inspanningen van lichamelijke of geestelijke aard gepaard gaan. De leden van de CDA-fractie vragen daarbij of de regering kan toelichten welke handhavings- of toezichtsproblemen zich op dit moment voordoen naar aanleiding van de uitspraak van afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de zaak Mandemakers.

De leden van de PvdA-, PVV- en CDA-fracties vragen voorts of de regering kan toelichten welke financiële of andere consequenties de voorgestelde verduidelijking heeft voor opgelegde boetes in het verleden? Verwacht de regering dat de voorgestelde wijziging consequenties heeft voor in het verleden opgelegde boetes? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verwacht de regering? Verwacht de regering gevolgen van de voorgestelde wijziging voor de aantallen op te leggen boetes in verband met het begrip arbeidstijd en rusttijd?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het onderhavige wetsvoorstel samenhang heeft met de implementatie van de Europese richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van aspecten van de organisatie van de arbeidstijd. Deze richtlijn geeft onder meer aan hoe het begrip «arbeidstijd» moet worden uitgelegd. Europese jurisprudentie (Jaeger-arrest) heeft de begrippen uit de richtlijn nader ingekaderd, zodat in de visie van de regering er niet veel nationale interpretatieruimte is. Invulling van de Arbeidstijdenwet is daarom maar beperkt mogelijk en sterk afhankelijk van het individuele geval. In hoeverre is de voorgestelde wetswijziging in overeenstemming met de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie? Ook de leden van de CDA-fractie vragen of de regering nader kan toelichten in hoeverre de voorgestelde wetswijziging in overeenstemming is met de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie.

De leden van de PvdA- en PVV-fracties vragen of de regering nader kan toelichten welke problemen met betrekking tot handhaving en/of toezicht zich op dit moment voordoen naar aanleiding van de uitspraak van afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de zaak Mandemakers.

De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat de regering de voorgestelde wetswijziging onmiddellijk na aanvaarding van de wijzigingen door het parlement in werking wil laten treden. Kan de regering nader toelichten hoe de voorlichting over de wijzigingen plaats zal vinden? Ook de leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe de voorlichting over de voorgestelde wijzigingen zal plaatsvinden.

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de regering een meningsverschil heeft met de afdeling advisering van de Raad van State over de invulling van het begrip «arbeidstijd». De afdeling advisering van de Raad van State geeft aan dat er van tevoren duidelijkheid moet zijn over bijvoorbeeld de vraag of woon-werkverkeer arbeidstijd is. De regering licht toe dat een volledige invulling van het begrip «arbeidstijd» niet mogelijk is, mede op grond van de Europese regelgeving en de interpretatie daarvan door het Europese Hof van Justitie. Welke verheldering verwacht de regering van de voorgestelde wetswijziging?

De leden van de PVV-fractie constateren dat arbeidstijd in het kader van de Europese richtlijn is geformuleerd als: «de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken». In het onderhavige wetsvoorstel wordt deze definitie door de regering vertaald in «het onder gezag van de werkgever arbeid verrichten». Welke verheldering verwacht de regering van de voorgestelde wetswijziging?

De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat in het onderhavige wetsvoorstel niet is opgenomen wanneer reistijd als arbeidstijd moet worden aangemerkt. Is het juist dat daardoor voor werkgever en werknemer onduidelijk blijft wanneer reisuren als arbeidsuren moeten worden uitbetaald, indien er geen onderlinge regeling hieromtrent is afgesproken of een cao van toepassing is, die hieromtrent duidelijkheid verschaft?

Op welke wijze denkt de regering aan deze onduidelijkheid tegemoet te komen? Verwacht de regering een toename van het aantal rechtszaken over dit strijdpunt indien de regering deze onduidelijkheid bewust laat voortbestaan, omdat elke situatie verschillend is?

De leden van de PVV-fractie stellen vast dat het in het onderhavige wetsvoorstel gaat om verduidelijking van de Arbeidstijdenwet en de daaruit voortvloeiende mogelijkheid tot het opleggen van een boete.

Wat zijn de gevolgen voor de aantallen op te leggen boetes in verband met de aanpassing van de begrippen arbeidstijd en rusttijd conform het onderhavige wetsvoorstel?

De leden van de SP-fractie vragen of de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State invloed heeft op de handhaving van de Arbeidstijdenwet. Deze leden vragen voorts of de regering van mening is dat er voldoende aanwijzingen zijn dat nachtarbeid gezondheidsrisico’s tot gevolg kan hebben en daarom aan strenge normen moet worden voldaan. Deze leden vragen of de regering voornemens is om vervolgonderzoek te doen naar deze risico’s en naar maatregelen om deze risico’s te beheersen zodat met de «laatste stand van de wetenschap» de normering kan worden gesteld.

De leden van de SP-fractie constateren dat het handhaven van de pauzebepaling door de Inspectie SZW slechts kan plaatsvinden bij jeugdige werknemers. Deze leden zijn van mening dat het handhaven van de pauzebepaling voor alle leeftijden mogelijk moet zijn. Zij vragen de regering om in het onderhavige wetsvoorstel te voorzien in een sanctie op het niet laten opnemen van pauzes, die van toepassing is op alle leeftijdsgroepen.

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel werknemers zijn geconsigneerd en hoe vaak in die diensten een oproep plaatsvindt. Deze leden vragen of de regering de mening van de leden van de SP-fractie deelt dat consignatie geen vrije tijd is, omdat een werknemer ter beschikking staat van de werkgever en daardoor beperkt is in zijn bewegingsvrijheid.

De leden van de SP fractie vragen of sociale partners zijn geconsulteerd na het uitbrengen van het advies van de afdeling advisering van de Raad van State.

De voorzitter van de commissie, Van Gent

Adjunct-griffier van de commissie, Lips

Naar boven