Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33241 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33241 nr. 7 |
Ontvangen 21 juni 2012
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 19aa, derde lid, komt te luiden:
3. Op de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, die op of na de dag waarop het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, is verstreken met arbeid meer verdient dan 65% van het maatmaninkomen per uur, is het eerste lid, onderdeel b, niet van toepassing tot zes maanden na de dag waarop hij met arbeid meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur ging verdienen.
2.
Het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde artikel 29e wordt als volgt gewijzigd:
a. In het derde lid, onderdeel b, aanhef, vervalt «uitsluitend» en «, onderdeel a,».
b. In het derde lid, onderdeel b, onder 1, vervalt «geheel of gedeeltelijk».
c. Het vierde lid komt te luiden:
4. De duur van de periode waarin het ziekengeld op grond van het eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 70% van het dagloon bedraagt, wordt verminderd met de duur van de tot de eerste dag waarop ziekengeld wordt uitgekeerd, ontvangen loongerelateerde uitkering op grond van de Werkloosheidswet, indien de verzekerde voor de toepassing van deze wet op grond van de artikel 7 als verzekerde werd beschouwd onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken.
3.
In artikel I wordt na onderdeel O een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Oa
Artikel 73b komt te luiden:
Artikel 73b
Het bezwaar of beroep van een werkgever tegen de in artikel 63a, derde lid, bedoelde betaling dan wel tegen een in artikel 38, derde of vierde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, bedoelde opslag of korting kan niet zijn gegrond op de grief, dat een uitkering op grond van deze wet ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
4.
In artikel II wordt na onderdeel B een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
Artikel 34, tweede lid, komt te luiden:
2. In afwijking van artikel 20 kan de werkgever de met betrekking tot een werknemer door hem verschuldigde gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, bedoeld in artikel 38, verhalen op de werknemer onder bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden tot een bij die regeling nader te bepalen bedrag, dat ten hoogste de helft van de door de werkgever verschuldigde premie kan bedragen.
5.
Artikel II, onderdeel D, komt te luiden:
D
Artikel 38a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 38 is over een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg, de Werkloosheidswet, over een toeslag op grond van de Toeslagenwet, over het loon uit een dienstbetrekking op grond van de Wet sociale werkvoorziening en over het loon van de werknemer van de eigenrisicodrager, op wie artikel 56 van toepassing is, als gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas een vervangende premie verschuldigd. Met een uitkering op grond van de Werkloosheidswet wordt gelijkgesteld een wachtgeld als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen.
2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de wijze waarop de vervangende premie, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld.
6.
Artikel II, onderdeel F, komt te luiden:
F
In afdeling 5 vervallen de opschriften § 1. Algemeen, § 2. Eigenrisicodragen Ziektewet en § 3 Eigenrisicodragen Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
7.
Artikel II, onderdeel G, komt te luiden:
G
Artikel 42 komt te luiden:
Artikel 42 Nadere regelgeving eigenrisicodragen
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de vaststelling van de gedifferentieerde premie, bedoeld in artikel 38, ingeval van eigenrisicodragen op grond van artikel 40, eerste lid, en ingeval artikel 40, negende lid, voor de startende werkgever van toepassing is.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot deze afdeling.
8.
Artikel II, onderdeel H, komt te luiden:
H
De artikelen 43, 44, en 46a vervallen en artikel 45 wordt vernummerd tot artikel 43.
9.
In het in artikel II, onderdeel L, derde lid, toegevoegde tweede lid van artikel 103 vervalt de zinsnede «, voor: a. WGA-uitkeringen en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen gedurende de periode die op grond van artikel 82, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, geldt op de dag waarop het recht van uitkering op grond van die wet is ontstaan te rekenen vanaf die dag; b. ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b of c, en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 35 van de Ziektewet».
10.
Artikel II, onderdeel M, vijfde en zesde lid, komen te luiden:
5. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Ten laste van het sectorfonds kunnen voorts komen, indien dit bij algemene maatregel van bestuur is bepaald:
a. de door het UWV te betalen WGA-uitkeringen, bedoeld in artikel 117b, derde lid, onderdeel h;
b. uitkeringen op grond van de Ziektewet als bedoeld in artikel 117b, derde lid, onderdeel g;
c. uitkeringen als bedoeld in artikel 122f;
d. de uitvoeringskosten, die betrekking hebben op deze uitkeringen op grond van de Ziektewet en op deze WGA-uitkeringen.
6. Het zesde lid komt te luiden:
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld voor de uitkeringen, die op grond van het vijfde lid, ten laste van het sectorfonds komen.
11.
Artikel II, onderdeel P, zesde lid, komt te luiden:
6. Het derde lid komt te luiden:
3. Ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid kunnen tevens komen, indien dit bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald:
a. de door het UWV te betalen WGA-uitkeringen, bedoeld in artikel 117b, derde lid, onderdeel h, aan de personen, bedoeld in artikel 24;
b. uitkeringen op grond van de Ziektewet als bedoeld in artikel 117b, derde lid, onderdeel g, te betalen aan de personen, bedoeld in artikel 24;
c. uitkeringen als bedoeld in artikel 122f, te betalen aan de personen, bedoeld in artikel 24;
d. de uitvoeringskosten, die betrekking hebben op deze uitkeringen op grond van de Ziektewet en op deze WGA-uitkeringen.
12.
Artikel II, onderdeel R, komt te luiden:
R
Artikel 115 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt na «56,» ingevoegd:100,.
2. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt: paragraaf 2, en de op grond van artikel 3:30.
3. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. de op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f en g, en artikel 70 van de Ziektewet te betalen uitkeringen en de uitkeringen op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, toegekend aan een werknemer direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op een uitkering op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, bestond;
4. Het eerste lid, onderdeel r, komt te luiden:
r. de uitvoeringskosten, voor zover die betrekking hebben op de in de onderdelen a tot en met e bedoelde uitkeringen;
5. Aan het eerste lid worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:
s. de kosten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 63a, vierde en vijfde lid, van de Ziektewet alsmede de schade, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, die wordt vergoed aan een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, en de daaraan verbonden uitvoeringskosten;
t. de kosten van onderzoek, bedoeld in artikel 32, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
u. de uitkeringen op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b, en c, van de Ziektewet, die op grond van artikel 63a, derde lid, van die wet door het UWV worden betaald en niet kunnen worden verhaald op de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, en de daaraan verbonden uitvoeringskosten;
v. de bijdrage, bedoeld in artikel 103, tweede lid.
6. Aan het artikel worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat tevens ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds komen:
a. de uitkeringen op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, van de Ziektewet toegekend aan werknemers, die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in dienstbetrekking stonden van eigenrisicodragers als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, voor zover de eigenrisicodrager op grond van artikel 63b, eerste lid, van de Ziektewet niet het risico draagt voor de betaling van die uitkering;
b. uitkeringen als bedoeld in artikel 122f.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld voor de uitkeringen, die op grond van het derde lid, ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfond komen.
13.
Artikel II, onderdeel T, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het derde lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. het een WGA-uitkering betreft, toegekend aan een werknemer, die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA uitkering is ontstaan recht had op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, e, f, of g, van de Ziektewet of het ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, betreft dat aan een werknemer is toegekend direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g bestond;
b. Het in het derde lid voorgestelde artikel 117b, derde lid, onderdeel h, komt te luiden:
h. het uitkeringen betreft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, die op grond van artikel 84, achtste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet ten laste komen van de eigenrisicodragers.
14.
Artikel II, onderdeel U, komt te luiden:
U
Artikel 122e komt te luiden:
Artikel 122e Overgangsbepaling eigenrisicodragen
1. De werkgever, die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel C, onderdeel 2, van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters het risico draagt voor de betaling van de WGA uitkering, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, zoals dat artikel luidde voor die datum wordt na die datum geacht het risico te dragen voor betalingen als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, met ingang van die datum, indien hij een garantie overlegt als bedoeld in artikel 40, tweede lid, die betrekking heeft op het dragen van dit risico.
2. De werkgever overlegt de garantie, bedoeld in het eerste lid, ten minste dertien weken voor de datum van inwerkingtreding, bedoeld in het eerste lid.
3. Het door de werkgever zelf dragen van het risico, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, wordt, onverminderd artikel 40, tiende lid, onderdeel b, door de inspecteur met ingang van de datum van inwerkingtreding, bedoeld in het eerste lid, beëindigd bij voor bezwaar vatbare beschikking, indien de garantie, bedoeld in het eerste lid, niet ten minste dertien weken voor die datum door de werkgever is overlegd.
15.
Aan artikel II wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
V
Artikel 122f komt te luiden:
Artikel 122f Overgangsregeling lopende uitkeringen
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor uitkeringen op grond van de Ziektewet aan werknemers die zijn toegekend voor de datum van inwerkingtreding van artikel II van de Wet beperking langdurig ziekteverzuim vangnetters en WGA- uitkeringen, die voor die datum zijn toegekend aan werknemers, die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan, recht hadden op een uitkering op grond van de Ziektewet, en uitvoeringskosten en andere kosten in verband met deze uitkeringen, die ten laste komen van bij die maatregel aan te wijzen fondsen.
16.
Artikel III, onderdeel A, komt te luiden:
A
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Voor het bepalen van de wachttijd worden niet in aanmerking genomen perioden gedurende welke:
a. een uitkering wordt genoten als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, onder 2°;
b. geen recht op ziekengeld bestond op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de Ziektewet.
2. In het zesde lid vervalt de laatste zin.
17.
Na artikel III, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
Aan artikel 66 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Het derde, vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing op de verzekerde aan wie ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Ziektewet wordt uitgekeerd en die geen recht heeft op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of op bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt als bedoeld in artikel 76a van de Ziektewet.
18.
In artikel III, onderdeel C, wordt in het tweede lid «op grond van artikel 29b of 29d van de Ziektewet» vervangen door: op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, 29a, 29b of 29d van de Ziektewet.
19.
Aan artikel III, onderdeel E, wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat voor bepaalde categorieën van eigenrisicodragers de toepassing van het eerste lid beperkt wordt tot een deel van de WGA-uitkeringen.
20.
Aan artikel III wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
F
In artikel 115 wordt «de in artikel 38, tweede of derde lid,» vervangen door: een in artikel 38, derde of vierde lid,.
Bepalingen over ziekengeld (wijziging van de Ziektewet)
Onderdeel 1
In de voorgestelde tekst van artikel 19aa, derde lid, was als uitgangspunt genomen dat de verzekerde die met arbeid meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur verdient gedurende een jaar recht op ziekengeld houdt, als hij blijft werken. Dit leidt er echter toe dat er onzekerheid bestaat ten aanzien van het moment waarop een beoordeling verricht moet worden en het recht op ziekengeld mogelijk eindigt. Dit moment is afhankelijk van de vraag of de verzekerde blijft werken of niet. Daarbij komt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) moeilijk rekening kan houden met deze niet voorspelbare beoordelingsmomenten. Om deze reden wordt nu voorgesteld om de periode waarin de verzekerde die met arbeid meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur verdient in ieder geval recht houdt op ziekengeld altijd op zes maanden te stellen, ongeacht of de verzekerde de arbeid blijft verrichten.
De achterliggende reden van het laten voortbestaan van het recht op ziekengeld als iemand met arbeid meer dan 65% van het maatmaninkomen verdient was de vraag of de arbeid die de verzekerde gaat verrichten geschikt is voor de verzekerde, en of het om bestendige arbeid gaat. Daarbij wordt nu gekozen voor een periode van zes maanden, in plaats van een periode van een jaar. Een periode van zes maanden acht de regering voldoende om vast te kunnen stellen of het om bestendige arbeid gaat. Een periode van een jaar is niet wenselijk, omdat verzekerden die wellicht ook op theoretische gronden, en niet alleen op grond van hun feitelijke verdiensten, arbeidsgeschikt zijn anders gedurende een te lange periode recht op ziekengeld houden, omdat ze eerder een periode gewerkt hebben, terwijl voor verzekerden die blijven werken geldt dat het niet nodig is dat het recht op ziekengeld nog zo’n lange periode doorloopt.
In het derde lid wordt nu geregeld dat de beoordeling volgens het aangescherpte criterium wordt uitgesteld tot zes maanden na de dag waarop de verzekerde met arbeid meer dan 65% ging verdienen. Indien de verzekerde op of na het moment waarop het aangescherpte criterium op hem van toepassing wordt met arbeid meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur verdient, is het eerste lid, onderdeel b, gedurende de zes maanden na de dag waarop de verzekerde 65% van het maatmaninkomen per uur ging verdienen, niet op hem van toepassing. Het UWV hoeft daarbij alleen vast te stellen of betrokkene op enig moment na het verstrijken van het tijdvak van 52 weken meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur verdient en vanaf welke dag de verzekerde meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur ging verdienen. De termijn van zes maanden vangt aan op de eerste dag dat de verzekerde meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur gaat verdienen. Als de termijn van zes maanden is aangevangen loopt deze ook als de verzekerde gedurende de termijn van zes maanden geen of andere arbeid verricht, door.
Het UWV zal aan het eind van de periode van zes maanden onderzoeken of de verzekerde inderdaad in staat is meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen. Deze beoordeling wordt dus uitgesteld. Niet in alle gevallen zal overigens sprake zijn van een uitgestelde beoordeling. Indien de eerste dag waarop de verzekerde meer dan 65% ging verdienen op het moment waarop het tijdvak van 52 weken is verstreken al meer dan zes maanden geleden is, vindt de beoordeling direct plaats. De periode van zes maanden is dan immers al verstreken. Opgemerkt wordt dat het zich ook kan voordoen dat de verzekerde in de periode van zes maanden geschikt wordt voor zijn eigen arbeid. In dat geval eindigt het recht op ziekengeld wel direct, op grond van het eerste lid, onderdeel a.
Indien na de uitgestelde beoordeling blijkt dat de verzekerde inderdaad in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, eindigt het recht op ziekengeld, blijkens het tweede lid, een maand na de dag waarop dit wordt vastgesteld.
Onderdeel 2
Met deze wijziging wordt beter aangesloten bij artikel 59 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Door de wijziging wordt op de verzekerde wiens werkloosheidsuitkering (WW-uitkering) gedeeltelijk is geëindigd, voordat hij ziek werd, het vierde lid in plaats van het derde lid van toepassing. Daardoor wordt voor de verzekerde die een gedeeltelijke uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) genoot, en daarnaast bijvoorbeeld werkte, de duur van de loongerelateerde WW-uitkering in mindering gebracht op de volledige periode waarin de verzekerde ziekengeld ontvangt ter hoogte van 70% van zijn dagloon, en dus niet alleen op de verlengde periode. Daarbij is niet relevant of de verzekerde gedurende de periode waarin hij recht had op de WW-uitkering uitsluitend als verzekerde in de zin van de Ziektewet (ZW) werd aangemerkt, omdat hij een WW-uitkering genoot. Het derde lid, dat regelt dat de genoten duur van een eerdere uitkering op grond van de WW alleen in mindering wordt gebracht op de verlengde periode waarin de verzekerde ziekengeld ter hoogte van 70% van zijn dagloon ontvangt, is van toepassing als de uitkering op grond van de WW volledig was geëindigd, maar nog zou zijn herleefd als de verzekerde niet ziek geworden was. In dat geval wordt de genoten uitkering, anders dan in het vierde lid, niet in mindering gebracht op de eerste drie maanden waarin de verzekerde ziekengeld ter hoogte van 70% van zijn dagloon ontvangt. Opgemerkt wordt dat de verzekerde die op de eerste dag waarop hij ongeschikt wordt tot het verrichten van zijn arbeid een werkloosheidsuitkering ontvangt, in de regel pas na 14 weken ziekengeld ontvangt. In de tussengelegen periode loopt de werkloosheidsuitkering door. Om die reden wordt, in het geval direct voorafgaand aan het ontstaan van recht op ziekengeld recht op een WW-uitkering bestond, de duur van de genoten werkloosheidsuitkering wel in mindering gebracht op de eerste drie maanden waarin de verzekerde ziekengeld ter hoogte van 70% van zijn dagloon ontvangt, indien de verzekerde onmiddellijk voorafgaand aan het recht op ziekengeld een WW-uitkering genoot.
De mogelijkheid bestaat dat iemand een WW-uitkering en ziekengeld naast elkaar ontvangt. Nu ook perioden waarin iemand niet uitsluitend een WW-uitkering genoot in mindering worden gebracht op de periode waarin iemand loongerelateerd ziekengeld ontvangt, is in het vierde lid geregeld dat alleen de duur van de loongerelateerde uitkering op grond van de WW in mindering wordt gebracht voor zover deze genoten is tot de eerste dag waarop ziekengeld wordt uitgekeerd.
Werkgeversprikkels (wijzigingen in de Wet financiering sociale verzekeringen en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)
Deze nota van wijziging bevat in het onderdeel werkgeversprikkels een aantal wijzigingen in de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) om het stelsel van lastenverdeling tussen de arbeidsongeschiktheidsfondsen en sectorfondsen (en het Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo)) en de lastenverdeling tussen publiek verzekerden en eigenrisicodragers te regelen in overeenstemming met hetgeen in het algemeen deel van de memorie van toelichting van het wetsvoorstel is opgenomen (onderdelen 9 tot en met 13 en 15, 18 en 19), met name voor staartlasten en lopende uitkeringen. Voorts zijn de bepalingen over de vaststelling van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas technisch aangepast, zodat een samenhangend stelsel van premievaststelling in lijn met hetgeen in de memorie van toelichting is opgenomen in het Besluit Wfsv kan worden geregeld (onderdelen 5 tot en met 8). Daarnaast is de overgangsbepaling in verband met de wijziging in het eigenrisicodragen WGA nader geëxpliciteerd (onderdeel 14). Onderdelen 3 en 20 bevatten technische wijzigingen in de ZW en Wet WIA in verband met premiebeslissingen.
Onderdeel 3
In de onderdeel 3 is een bepaling in de ZW opgenomen die thans al bestaat bij de Wet WIA en met de introductie van premiedifferentiatie ook bij de ZW nodig is. Het in de ZW opgenomen artikel 73b heeft dezelfde inhoud als artikel 115 van de Wet WIA. Hierin wordt bepaald, dat werkgevers geen bezwaar en beroep kunnen instellen tegen beslissingen over het betalen van uitkeringen (als eigenrisicodrager) of de opslag en korting op de premie voor de Werkhervattingskas op grond van het feit, dat het UWV de ziekengelduitkeringen, die aan die vorderingen of premie ten grondslag liggen ten onrechte of tot een hoog bedrag heeft vastgesteld. Dit neemt niet weg, dat de werkgever wel belanghebbende is bij de beslissing over de uitkering. Dit artikel heeft dan ook tot doel het bezwaar- en beroep tegen dergelijke besluiten op het moment, dat de premiebeslissing wordt genomen, dus gemiddeld twee jaar na de beslissing over de uitkering, te beperken. Om proceseconomische redenen is het, om te voorkomen dat verschillende procedures leiden tot verschillende uitkomsten, te verkiezen dat de werkgever op een zo vroeg mogelijk tijdstip van zijn beroepsrecht gebruik maakt. Deze bepaling strekt hiertoe.
Onderdelen 4 en 5
Doordat de gedifferentieerde premie op grond van dit wetsvoorstel uit drie componenten bestaat in verband met de lasten voor ziekengelduitkeringen, lasten van WGA-uitkeringen voor werknemers in flexibele dienstbetrekkingen en WGA-uitkeringen in dienstbetrekkingen met een vaste duur, dienen het vaststellen van de vervangende premie (de premie over de uitkering) en het verhaal van premie op de werknemer ook nader geregeld te worden.
In artikel 34, tweede lid, van de Wfsv is geregeld dat de werkgever een deel van de gedifferentieerde premie op grond van artikel 38 van de Wfsv kan verhalen op de werknemer. Dit is het deel, dat betrekking heeft op de lasten van de WGA-uitkeringen. Artikel 34, tweede lid, is zodanig aangepast, dat bij ministeriële regeling wordt geregeld onder welke voorwaarden en tot welk bedrag de premie kan worden verhaald. Op die wijze kan bij ministeriële regeling nader worden bepaald welke premiecomponent van de gedifferentieerde premie tot welk maximum bedrag voor verhaal in aanmerking komt.
Over uitkeringen en loon in de dienstbetrekking op grond van de Wet sociale werkvoorziening wordt een vervangende gedifferentieerde premie voor de Werkhervattingskas geheven. In artikel 38a van de Wfsv was bepaald dat deze gelijk is aan de rekenpremie. Doordat de gedifferentieerde premie op grond van dit wetsvoorstel uit drie componenten bestaat is nadere regeling van de vervangende premie noodzakelijk. Daartoe wordt in artikel 38a nu alleen bepaald dat er een vervangende premie is en wordt het bepalen van de vervangende premie bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld. Dit betekent dat daarbij kan worden aangesloten bij de bepalingen over de premie voor de Werkhervattingskas die in het Besluit Wfsv worden opgenomen.
Onderdelen 6 tot en met 8
Indien een werkgever eigenrisicodrager is voor de ziekengelduitkeringen of WGA-uitkeringen wordt in de premievaststelling geen rekening gehouden met deze uitkeringen. De desbetreffende componenten worden op nul gesteld. Omdat de methodiek van vaststelling van de verschillende premiecomponenten voor de Werkhervattingskas wordt geregeld in het Besluit Wfsv wordt ook de nihilstelling van componenten bij keuze voor eigen risicodragen in dat besluit geregeld. Daarom zijn in de Afdeling over het eigenrisicodragen geen bepalingen meer opgenomen over de vaststelling van de premie voor eigenrisicodragers. Artikel 42 is uitgebreid met een algemene delegatie bepaling voor de vaststelling van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (het nieuwe eerste lid). Daarmee kan in het Besluit Wfsv de relevante premiecomponent voor eigen risicodragers op nihil worden gesteld.
De voorgestelde artikelen 46 en 46a waarin de nihil stelling van de werkhervattingskaspremie bij eigen risicodragen was geregeld komen daarmee te vervallen. In het wetsvoorstel was reeds opgenomen dat de artikelen 43 en 44 die gaan over de garantstelling bij eigenrisicodragen ZW vervallen. Het overblijvende artikel 45 in deze afdeling 5 wordt daarom vernummerd tot artikel 43.
Onderdelen 9 tot en met 13 en 15, 18 en 19
Onderdeel 9 gaat over de bijdrage aan de sectorfondsen ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) voor de lasten van de uitzendsector. In de memorie van toelichting is opgenomen dat dit gebeurt door de verevening vorm te geven als een vaste bijdrage van het Aof naar het sectorfonds Uitzendbedrijven. Op deze manier hebben uitzendwerkgevers in zowel het publieke als in het private bestel baat bij de compensatie. In het betreffende artikel stond dat de bijdrage de lasten van WGA- flexuitkeringen en Ziekengelduitkeringen zou betreffen. Daarmee zou de tegemoetkoming alleen ten goede van de publiek verzekerde uitzendwerkgevers komen. De bijdrage komt ten goede aan alle werkgevers in de sector, de toevoeging op de lasten van welke uitkeringen de bijdrage betrekking moet daarom vervallen.
Onderdelen 10 tot en met 13 en 15, en 19
In de memorie van toelichting is aangegeven dat bepaalde lasten, bij keuze voor het eigen risicodragerschap, gefinancierd blijven via het publieke stelsel. Het betreft bepaalde staartlasten (uitkeringen van de werknemers, die al een ziekengelduitkering danwel WGA-uitkering ontvingen voordat hun werkgever eigenrisicodrager werd) en lopende lasten (de lasten van voor 1-1-2012 toegekende lopende ziekengelduitkeringen en WGA-uitkeringen). Het is wenselijk in verband met het gelijke speelveld, dat deze lasten via een premie worden gefinancierd die door alle werkgevers, en niet alleen de publiek verzekerden, wordt betaalt. Daarom worden deze lasten niet meegenomen in de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas. Conform het algemeen deel van de memorie van toelichting wordt met deze nota van wijziging geregeld dat deze lasten uit een nader te bepalen fonds kunnen worden gefinancierd.
Het gaat hierbij enerzijds om de staartlasten voor ERD ZW en WGA, die in artikel 117b, derde lid, onderdelen g (de lasten van de ZW-uitkeringen van de werknemers, die al een ziekengelduitkering ontvingen voordat hun werkgever eigenrisicodrager ZW werd) en onderdeel h (de lasten van de WGA-uitkeringen die de eigenrisicodragers die behoren tot een bepaalde categorie (klein of middelgroot) geheel of gedeeltelijk niet voor hun rekening nemen) niet worden meegenomen in de premie voor de Werkhervattingskas. Anderzijds gaat het om lopende uitkeringen, waarvoor een overgangsartikel opgenomen in artikel 122f (onderdeel 15) is opgenomen, op grond waarvan ook bepaald wordt ten laste van welk fonds deze lopende uitkeringen komen. De WGA-lasten die niet voor risico komen van de eigenrisicodrager zoals genoemd in artikel 117b, derde lid, onderdeel h, is worden geregeld op grond van artikel 84, achtste lid, van de Wet WIA (onderdeel 19). In artikel 117b, derde lid, onderdeel h, wordt geregeld dat deze uitkeringen niet worden meegenomen in de berekening premie Werkhervattingskas (onderdeel 13, onder b).
Vervolgens dient geregeld te worden ten laste van welk fonds deze lasten komen. Het gaat daarbij om een keuze tussen het Aof enerzijds of de sectorfondsen en het Ufo anderzijds. Met deze nota van wijziging wordt voor de keuze verwezen naar nadere regeling bij algemene maatregel van bestuur. Zowel in artikel 104 (onderdeel 10) van de Wfsv als artikel 108 (onderdeel 11) als artikel 115 (onderdeel 12) wordt geregeld, dat deze lasten van respectievelijk sectorfondsen, Ufo en Aof komen.
De uiteindelijke uitwerking van de toerekening aan de fondsen wordt in het Besluit Wfsv geregeld. Hoe dit exact doorwerkt in de vaststelling van de premie sectorfondsen door het UWV wordt geregeld in het Besluit Wfsv. Daartoe is in artikel 104, zesde lid, een delegatiebepaling opgenomen voor regeling bij algemene maatregel van bestuur. Ook artikel 115, vierde lid, bevat zo’n delegatiebepaling voor het geval deze uitkeringen ten laste van het Aof komen.
Onderdelen 13, onder a, en 18
Bepaalde lasten van WGA-uitkeringen dienen niet in de gedifferentieerde premie te worden meegenomen en behoren ook niet tot WGA-uitkeringen die onder het eigenrisidcodragen zouden komen te vallen van het eigenrisicodragen van WGA-flexlasten. Het gaat hier om uitkeringen die worden verstrekt aan werknemers, die een WGA-uitkering ontvangen in vervolg op een uitkering op grond van de ZW wegens het donor zijn, ziek zijn in verband met zwangerschap en ziekengeld op grond van de norisk-polis voor arbeidsgehandicapten en oudere werknemers ontvangen. Dit is geregeld in artikel 117b, derde lid, onderdeel c, en artikel 82, vierde lid, van de Wet WIA. De eerste twee soorten ziekengeld-uitkeringen zijn met deze nota van wijziging opgenomen (donor en zwangerschap).
Voorts is bepaald, dat WGA-uitkeringen aan zieke werklozen ook niet worden meegenomen in de gedifferentieerde premie (verwijzing naar artikel 29, tweede lid, onderdeel d, ZW in artikel 117b, derde lid, onderdeel c). De ziekengelduitkeringen aan zieke werklozen komen ten laste van het Awf op grond van artikel 100. Artikel 100 is ook toegevoegd in de aanhef in artikel 115, eerste lid. Evenals dat het vervallen van de artikelen 104 en 108 in deze aanhef is komen te vervallen. Hiermee wordt duidelijk, dat om te beoordelen welke uitkeringen ten laste van het Aof komen eerst beoordeeld moet worden of dergelijke uitkeringen ten laste van de andere fondsen of de Werkhervattingskas komen (onderdeel 14, wijziging artikel II, onderdeel U, eerste lid, van het wetsvoorstel).
Onderdeel 14
In artikel 122e is geregeld, dat de eigenrisicodrager WGA (vast) op het moment dat het eigenrisicodragen zich ook zal uitstrekken tot de WGA-uitkeringen aan flexibele arbeidskrachten, aangemerkt blijft als eigenrisicodrager als hij een aanvullende garantie overlegt. Aan het artikel zijn in verband hiermee nog twee leden toegevoegd, zodat nu geregeld is, dat die aanvullende garantie ten minste 13 weken voor de datum van inwerkingtreding van de bepalingen over het eigenrisicodragen van de WGA-uitkeringen aan flexibele arbeidskrachten dient te worden overlegd aan de inspecteur. Dit is de termijn die ook geldt voor het aanvragen van het eigenrisicodragen en het verzoek tot beëindiging. In het tweede lid is dit expliciet geregeld. Daarnaast is geregeld, dat de inspecteur het eigenrisicodragen WGA beëindigt bij voor bezwaar vatbare beschikking als de garantie niet voor dat tijdstip wordt ontvangen. Dit is een aanvulling op de bepalingen over het beëindigen die opgenomen zijn in artikel 40, tiende lid, van de Wfsv. De werkgever kan op grond van die bepaling ook verzoeken het eigen risicodragen te beëindigen, maar dan dient die aanvraag ook tenminste 13 weken voor de datum van 1 januari of 1 oktober te worden ingediend.
Onderdeel 20
Hier is een technische aanpassing opgenomen van artikel 115 van de Wet WIA in verband met de aanpassing van artikel 38 van de Wfsv en daarmee de feitelijke omnummering van een aantal leden. De technische aanpassing zorgt voor een juiste verwijzing in dit artikel naar artikel 38 van de Wfsv.
Verkorte wachttijd (wijziging van de Wet WIA)
Onderdeel 16
Door de voorgestelde wijziging van artikel 23, zesde lid, van de Wet werk en inkomen (Wet WIA) naar arbeidsvermogen wordt het mogelijk voor de vangnetter om gedurende de periode dat hij recht op ziekengeld heeft mogelijk te maken van de verkorte wachttijd in de Wet WIA, als hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De verzekerde kan, als aan de voorwaarden is voldaan, eerder instromen in de Wet WIA.
Onderdeel 17
De verzekerde aan wie ziekengeld wordt uitgekeerd en die geen recht op loondoorbetaling of bezoldiging heeft, heeft geen werkgever. In dat geval is er dus ook geen bedrijfsarts of andere deskundige als bedoeld in artikel 14 van de Arbeidsomstandighedenwet die de werkgever bijstaat. Om deze reden wordt voorgesteld te regelen dat voor deze gevallen geen medische verklaring nodig is bij de aanvraag van de WIA-uitkering bij de verkorte wachttijd.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33241-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.