33 222 Intrekking van de Wet op de Raad voor de Wadden en de Wet op het Waddenfonds

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 3 mei 2013

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het voorlopig verslag van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening met betrekking tot het onderhavige wetsvoorstel. Ik ben de leden van de fractie van de PvdA erkentelijk voor de in dit verslag betuigde instemming met het wetsvoorstel en voor de, mede namens de leden van de fractie van GroenLinks, gestelde vraag.

Genoemde leden vragen om een uitdrukkelijke bevestiging dat de middelen uit het Waddenfonds uitsluitend worden ingezet ten behoeve van de daarvoor afgesproken vier doelen en dus niet (kunnen) worden aangewend ten behoeve van een eventueel in te stellen gebiedsfonds.

Mijn antwoord, mede namens de minister van Economische Zaken, op deze vraag is dat de drie bij de decentralisatie van het Waddenfonds betrokken provincies (Fryslân, Groningen en Noord-Holland) in het Bestuursakkoord Decentralisatie Waddenfonds de vier hoofddoelstellingen van het Waddenfonds, zoals verwoord in de vraag van de leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks, uitdrukkelijk hebben overgenomen en onderschreven. Daarmee ligt vast aan welke doelen de middelen uit het Waddenfonds besteed zullen gaan worden.

In het algemeen overleg op 14 februari 20131 met de leden van vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer is door de minister van Economische Zaken – in reactie op het voorstel van enkele leden van die commissie [Van Gerven (SP) en Dik-Faber (ChristenUnie)] om een apart regiofonds in te stellen2 – slechts in algemene zin naar voren gebracht dat naast de bestaande twee fondsen voor bodemdaling ook via verschillende andere kanalen veel geld beschikbaar is voor het noorden. In dat kader, dus als een van die andere financiële «kanalen», is ook het Waddenfonds genoemd. Met het noemen van het Waddenfonds als onderdeel van het totaalplaatje van de voor het gebied beschikbare gelden, heeft de minister van Economische Zaken niet willen tornen aan de voornoemde vier hoofddoelen van het Waddenfonds. De middelen uit het Waddenfonds blijven daarbinnen besteed worden, zoals de betrokken provincies zelf hebben vastgelegd.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Zie blz. 37 van het (ongecorrigeerd) conceptverslag van een Algemeen Overleg op 7 februari 2013 over Gaswinning Groningen-veld (brief van de minister van Economische Zaken d.d. 25 januari 2013 betreffende nieuwe inzichten met betrekking tot de effecten van gaswinning uit het Groningenveld en de relatie met aardbevingen in de provincie Groningen, 33 529. nr. 1); http://www.tweedekamer.nl/ao_repo/eli/20130214_Gaswinning%20Groningen-veld.pdf .

X Noot
2

Zie ook de ingediende motie van het lid Dik-Faber C.S. (33 529, nr. 5)

Naar boven